In elke nieuwsbrief die Netwerk CS tussen 2002 en 2008 verspreidde, werd een kunstenaar geïnterviewd over zijn of haar ontwikkelingen binnen het kunstenaarsschap, vanaf 2006 zijn dit kunstenaars die deelnemen aan het programma ' Van talent naar beroep'.
juni 2004
Schrijvers onderling zijn vaak voor andere mensen volstrekt onbegrijpelijk. Ik ben in Tilburg en zit in een café met Nisrine Mbarki (1977), winnares van de El Hizjra prijs voor poëzie. De mensen aan het tafeltje naast ons kijken ons aan alsof we van Mars komen. Okay, ik kom uit hartje India en Nisrine uit hartje Marokko, dat kan voor een doorsnee Tilburger buitenaards overkomen, maar we zien niet gifgroen, laat staan dat we in een onverstaanbare murmeltaal met elkaar converseren. Maar misschien is het feit dat we in heldere, afgepaste zinnen spreken juist aanleiding voor vreemde blikken. Temeer omdat het nog te vroeg is om te praten; het echtpaar naast ons staart - meer niet; temeer omdat ons gesprek gaat over proza, poëzie, drama, journalistiek, essayistiek, de dood in ons werk, en natuurlijk het verlangen, en natuurlijk de liefde, en de roots.
‘Ik ben in Tilburg geboren, maar ik heb van mijn zevende tot en met mijn twaalfde in Marokko gewoond,' zegt Nisrine. 'Ik spreek Nederlands, Arabisch, Frans en Berbers, en beschouw deze talen allemaal als mijn moedertaal. Toch is mijn Arabisch niet zo goed om daarin te schrijven. Wat ik dan soms doe is mijn gedichten in het Nederlands schrijven en ze vertalen in het Arabisch. Maar het Arabisch is een heel complexe, rijke taal. Voor het woord ‘leeuw’ bestaan bijvoorbeeld zo’n honderd woorden.’
Vind je de Nederlandse taal koud of gevoelloos omdat er voor de meeste woorden niet een stortvloed aan synoniemen is?
‘Nee, ik vind het Nederlands een heel mooie taal. Vrij eenvoudig, maar daardoor heb je de mogelijkheid om er heel veel mee te doen. Als ik schrijf, denk ik wel soms eerst in het Arabisch, omdat de taal bloemrijker is. Ik denk bijvoorbeeld gezegden altijd in het Arabisch, terwijl die absoluut niet overeenkomen met het Nederlands. De Arabische taal kent veel meer metaforen, ik zie dat als een aanvulling. Dat is een typische Oosterse invloed. De taal van de Perzen is bijvoorbeeld ook heel beeldend. Ik zie dat echt als een verrijking. Maar ik zoek wel een evenwicht. Ik houd van dat bloemrijke, maar ook van heel strak, heel eenvoudig, van hele korte zinnen.’
Word je schrijver of blijk je er een te zijn?
‘Ik was twaalf toen ik schriftjes vol schreef. Maar pas na de middelbare school ben ik echt iets met het schrijven gaan doen. Ik zit momenteel in het laatste jaar van De Schrijfopleiding in Utrecht. Ik heb die opleiding gekozen, omdat ik iets met taal wilde doen, maar niet Nederlands wilde studeren. De regels, de grammatica dat vond ik een beetje suf. In het begin dacht ik wel: ‘ik zit hier helemaal fout op De Schrijfopleiding’. Ik moest alles afleren wat ik mezelf had aangeleerd. En in een week schreef je drie zinnen en die drie zinnen moesten perfect zijn, dáár gingen de lessen over. Maar nu, bijna zes jaar later, denk ik wel dat ik veel geleerd heb. Niet alleen poëzie, maar ook proza en drama.’
Wie zijn je inspirators?
Martin Reens en Vaverij zijn twee dichters die ik enorm waardeer. Hun poëzie is kort en krachtig. En gaat over de denkwereld van mensen. Dat is iets wat in mijn poëzie hoort. Ik wil mijn denkwereld samenbrengen met wat er om mij heen gebeurt. We leven in een tijd waar iedereen heel zap-achtig denkt; ik kan nu denken aan mijn telefoon, aan jou, aan mijn vriend thuis. Het leven is heel gedetermineerd, je kan zo veel dingen tegelijk. Ik ben heel erg geïnteresseerd in hoe je dingen waarneemt en hoe objecten in de wereld staan in relatie met jezelf. Ik ben filosofie erbij gaan studeren, omdat die denkwereld me zo aantrekt.’
In hoeverre verschilt je poëzie van je proza of van je drama?
‘Ik begin nooit in een verhaal en denk dan ‘nee, dit moet een gedicht worden’. Er is voor mij een radicale scheiding tussen gedichten, verhalen en toneelteksten. Ik heb drie mappen op de computer! Bij elk genre voel ik een andere energie. Als ik drama schrijf, moet ik heel erg hard lachen om wat de personages zeggen. En het ene roept het andere op. De teksten vullen elkaar aan. Bij proza en poëzie begin ik slechts met één woord. In een gedicht vul ik dat pas aan als ik een nieuw woord of beeld heb gevonden, maar bij verhalen heb ik van tevoren een idee hoe het verder moet gaan, of waar ik naartoe wil. Poëzie is meer een bepaald gevoel waar ik langzaam woorden bij verzamel.'
Op dit moment wordt in Utrecht een theatertekst van Nisrine gerepeteerd door Pitch Junior, een initiatief van de faculteit theater van de Hogeschool van de Kunsten Utrecht. Pitch Junior is begin 2002 van start gegaan met de doelstelling om meer leerlingen van verschillende culturele achtergronden te interesseren voor het theateronderwijs. 'Ik werk met zes meiden en ze zijn allemaal anders. De een is 17 en de ander studeert medicijnen en weer een ander heeft me geleerd dat het woord "gaaf" niet meer kan in deze tijd. "Lauw" staat er nu in mijn tekst. Nu maar hopen dat de voorstelling dat dan ook wordt.'
Onlangs heb je de de El Hizjra prijs voor poëzie gewonnen. Komt er nu ook binnenkort een bundel van je uit?
‘Ik zou wel willen publiceren, en ben bezig met een bundel. Wanneer die uitkomt, weet ik niet. Mijn eerste prioriteit nu is mijn studie af te ronden. Ik doe er veel te lang over. Het moet nu klaar zijn. Als ik daar in augustus een punt achter heb gezet, kan ik me op het schrijven storten. Dan ga ik die bundel publiceerbaar maken. Ik heb nog geen idee naar welke uitgever ik mijn werk ga sturen. Ik wil eerst tevreden zijn over wat ik geschreven heb.’
Ik begrijp Nisrine. Eerst Studeren. Dan schrijven, schrappen, schaven, stroomlijnen. Dan pas stalken, uitgevers gek maken, redacteurs met e-mails overladen, en natuurlijk schelden tegen publiciteitsmedewerkers. De mensen om ons heen schudden hun hoofd. Nisrine en ik murmelen nog wat, over schrijven.