In elke nieuwsbrief die Netwerk CS tussen 2002 en 2008 verspreidde, werd een directeur geïnterviewd over het diversiteitsbeleid van zijn of haar instelling. De interviews geven een mooi beeld van de ontwikkeling binnen organisaties en in de cultuursector.
februari 2007
Met de presentatie ‘De droomintendant’ op 7 februari van zes projecten die het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (BKVB) organiseerde, zet het fonds een eerste stap in een innovatieproces. Die beweging is kenmerkend voor de grote kunst- en cultuurfondsen veroorzaakt door het delegeren van steeds meer taken door het ministerie van OCW. Van oudsher behoorde het projectmatig financieren van instellingen en projecten voor een bepaalde discipline(s) tot de core business van de fondsen. Sinds de laatste regeringsperiode is daar expliciet het bepalen van de artistiek inhoudelijke richting bijgekomen voor de gehele sector waarin ze opereren en zijn de fondsen toegerust op het verstrekken van meerjarige subsidies. Om overkoepelende thema’s aan te pakken zoals cultural governance, het stimuleren van de creative industry en het implementeren van (culturele) diversiteit zoeken veel fondsen naar nieuwe oplossingen en werkvormen.
We stelden Lex ter Braak, directeur BKVB enkele vragen over het hoe en waarom van diversiteit binnen het BKVB.
Waarom juist nu zoveel aandacht voor culturele diversiteit?
Sinds de oprichting van het fonds in 1987 hebben we ons ten doel gesteld de kwaliteit van de beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst in Nederland te bevorderen. We wilden nooit een fonds zijn voor en door ‘witte’ kunstenaars. In retrospectief vragen we ons af of de aandacht die we in het verleden hebben geschonken aan diversiteit voldoende is geweest. Vanuit die optiek hebben we gekozen voor deze nieuwe richting.
Hoe past ‘De Droomintendant’ hierin?
Met dit project zullen verschillende kunstenaars individueel of in combinatie met anderen uitgebreid aandacht besteden aan culturele diversiteit in de Beeldende kunsten, Vormgeving en Bouwkunst. Deze droomintendanten waaronder: Michael Tedja, Remy Jungerman, Jeanne van Heeswijk, Dennis Kaspori en Binna Choi zullen culturele diversiteit in hun werk onderzoeken. Elk project zal ook bijdragen aan het publieke debat. Dat is voor de jury een van de belangrijkste beoordelingscriteria geweest in het selectieproces van de kleine vijftig ingezonden projectvoorstellen. Naast deze openbare publieke debatten zal het fonds een aantal rondetafel gesprekken organiseren met sleutelfiguren uit het veld om een slag te maken met diversiteit.
Over twee jaar is het Droomintendant project afgelopen. Hoe zorgt het BKVB ervoor dat er structureel aandacht blijft voor diversiteit?
We hebben diversiteit opgenomen in ons beleidsplan, meer kunnen we niet doen.
Het BKVB heeft dus een ‘droompersoneelsbestand?
De commissies zijn zoveel mogelijk divers samengesteld met kunstcritici, professionals uit de sector en kunstenaars van alle mogelijke pluimage en culturele achtergrond. Bovendien kan iedereen zich aanmelden, direct of via onze website.
Gebeurt dat ook, of is er misschien gerichte inspanning voor nodig?
Wat betreft culturele diversiteit kan het zeker beter. Het percentage zal nu ergens liggen rond de 15 procent. Opvallend is dat de culturele diversiteit samenvalt met de leeftijd van de commissieleden. De ‘kleur’ zit vooral in de tweede en derde generatie allochtone kunstenaars die als commissielid verbonden zijn aan het fonds. Ik vind ook dat we daar iets aan moeten gaan doen. Het direct scouten via sleutelfiguren zoals bijvoorbeeld Adi Martis zouden we moeten uitbreiden. Over de man/vrouw verhouding ben ik wel tevreden.
En het personeel buiten de commissies om: de adviseurs en andere bureaumedewerkers?
Dat kan inderdaad beter. Wij gaan onze netwerken meer openstellen om zo diversiteit binnen te halen. Dat is een taak die inderdaad ook bij onze personeelsfunctionaris moet liggen. Allochtonen die zich bezig houden met kunst en cultuur bevinden zich toch in andere kringen, merken we steeds meer. Positieve discriminatie? Dat zou een mogelijkheid zijn. Maar net als bij de kunstenaars die we subsidiëren moet de focus liggen op kwaliteit en kennis niet op etniciteit. Dat willen de allochtone kunstenaars waarmee wij werken zelf ook niet.
Gaat het BKVB nu nieuwe kwaliteitscriteria opstellen, met meer ruimte en aandacht voor diversiteit?
Tot nu toe hanteren we de door ons opgestelde kwaliteitscriteria waaronder bijvoorbeeld: originaliteit en zeggingskracht. Of diversiteit daar tussen hoort of dat het totaal aan criteria geherdefinieerd moet worden weet ik niet. Moeten andere kunstenaars op andere kwaliteiten worden beoordeeld? Dat wil ik helder hebben. Ik hoop voeding te krijgen uit de debatten rondom ‘De Droomintendant’, de rondetafel gesprekken en organisaties en programma’s gericht op diversiteit zoals Netwerk CS en Atana.