In november 1842 werd voor zover bekend de eerste Nederlandse museale vriendenvereniging opgericht. De “Vereeniging Dordrechtsch Museum”. Hiermee werd een trend gezet die tegenwoordig niet meer weg te denken is uit de culturele sector. Door “lid” te worden van een instelling ondersteun je het financieel en draag je uit dat je achter de activiteiten van de instelling staat.
Waar de vriendenvereniging voor alsnog vaak uit grijze bollen bestaat is er nu meer dan ooit vraag naar verversing van het vriendenbestand. Instellingen gaan steeds meer op zoek naar creatieve manieren om mensen aan zich te binden.
Wat geef je vrienden hier nou voor terug? Meestal het vaste repertoire: gratis toegang, een speciale nieuwsbrief en eens per jaar een uitje speciaal voor vrienden. En dan niet de Efteling afhuren met vele optredens zoals de TROS dat doet, maar een bescheiden borrel. Hier is nog behoefte aan creativiteit.
Andere instanties pakken dit heel anders aan. Zo biedt de katholieke kerk vrijwel al haar leden toegang tot de hemel, en dat is toch een club met meer dan een biljoen leden. Het wordt pas echt interessant om een instelling te steunen als je er iets bijzonders voor terug krijgt. Koop een stukje van de Intocht van Napoleon bij het Amsterdam Museum, of adopteer een collectiestuk van Museum Boerhaave. Kijk, dan willen mensen wel bij je club horen.
Suggesties voor andere “unieke” tegenprestaties:
-Met de directeur naar de bioscoop
-Overnachting in een tentoonstelling
-Prive concert of tentoonstelling thuis
-Een ruimte naar de vriend vernoemen
De vraag is of deze markt, die vol op in ontwikkeling is, een plafond heeft. Blijven vrienden altijd een klein deel van de jaarbegroting of kunnen ze deze écht gaan overnemen? En blijven deze begunstigers dan op de achtergrond of mogen ze ook meedenken over je instelling?