Opening van beide tentoonstellingen
13 maart van 5 tot 7 uur op de Prinsengracht 282
Michaël Aerts
(Dendermonde, 1979) heeft een fascinatie voor vervoering en de verschuiving van realiteiten en symbolen. Zijn beeldentaal houdt het midden tussen soberheid en barok. De titel “An O’Neill drama, a Whistler’s mama” is net zoals bij de vroegere tentoonstellingen van Michaël Aerts het geval is, ontleend aan de popmuziek. De referentie speelt in de eerste plaats in op de dramatische, donkere beeldtaal (via de theater- en filmauteur uit de jaren 1930 en ’40 Eugene O’Neill) en het ingeperkte kleurgebruik (de Britse 19de –eeuwse schilder Whistler). In een meer associatieve gedaante leggen de verwijzingen ook de dubbele weg bloot die in de nieuwe schilderijen en tekeningen wordt bewandeld: hard en analytisch realisme versus beleefde, gesyncopeerde emotionaliteit, grafisch sterk aangezette figuratie en uitdeinende abstractie.
Michaël Aerts exposeerde afgelopen zomer in Milaan met “A Night at the Playboy Mansion” en debuteerde dit jaar in New York op de fameuze biënnale ‘Performa’. Zijn tentoonstelling “Please Please Me” in Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond kreeg lovende kritieken in o.a. De Volkskrant.
Maurice Braspenning
Maurice Braspenning’s (1968, Rotterdam) beelden schipperen tussen belofte en dystopie. Geconfronteerd met zijn eigengereide manier van werken met verf op schoolbord, afgewerkt met onalledaagse technieken als boorgaatjes, zaagblad en bandschuurmachine, wordt het gevoel van spanning en verwarring versterkt. In zijn nieuwe serie grote en –voor het eerst- kleine panelen, vinden we in de futuristische, verlaten en vervallen plaatsen die we kennen uit zijn eerdere werk, ook steeds duidelijker sporen van menselijke aanwezigheid. Een wolk pluizige gaatjes rondom een spiegel doet vermoeden dat er iets vreselijks heeft plaatsgevonden, maar toch wil je kijken, invullen. De toeschouwer zelf speelt zodoende een veel sterkere rol in zijn werken, met name daar waar hij gebruikt heeft gemaakt van hoogglanzende zwarte lakverf. Een reeks naakte vrouwenlijven, gezichtloze personages scharrelend tussen wrakstukken trekken de aandacht, om je vervolgens niet meer los te laten, je te laten storten in de zwarte dieptes van je eigen ziel. De vogel, een terugkerend thema in zijn werk, kijkt het geploeter met lede ogen aan. Klaar om licht weg te vliegen. Zijn grote thema’s – verval, geschiedenis, reflectie, de consumptiemaatschappij – zijn niet veranderd al definieert hij ze, naar eigen zeggen, ruimer om te voorkomen dat zijn vrijheid te veel wordt ingeperk