Kant & de Duivel
Kritiek van het Oordeelsvermogen: Kant’s pakt met de duivel
In de Kritik der Urteilskraft (1790) wordt door Kant het ‘oordeelsvermogen’ ingeroepen om de kloof tussen verstand en de morele rede te herstellen. Wanneer de “filosoof van Koningsbergen” zich met het schone en het sublieme inlaat, is dat niet omdat deze begrippen vrijblijvende onderwerpen zijn, maar omdat zijn denken in een crisis is terechtgekomen. De moderne mens ervaart een breuk met de wereld en zichzelf. Het vrije, belangenloze vormenspel van de verbeelding nu ziet Kant als vrijheid van deze mens. In het schone en het sublieme ontdekt hij zijn vrijheid. Deze vrijheid toont zich echter als een gewelddadig monster zoals in Dr. Faustus van Thomas Mann: De zoete verblindingen van het schone waarin de componist zich verlustigt en waardoor hij overweldigd wordt dienen zich aan als spookachtige brokstukken. De sublieme kunst blijkt niets anders te zijn dan de wreedheid van de menselijke vrijheid als voorwaarde van onze werkelijkheid.