Volgens het Bureau Interview heeft in de jaren negentig 27% van de 12- tot 19-jarigen in ons land een absolute voorkeur voor hardcore-house. Mede dankzij de vercommercialisering van een van 'Neerlands' authentieke jeugdbewegingen is gabber populair. Maar een zestal jaren later wordt de ‘beweging’ niet meer lucratief geacht. De eerste gabbergeneratie uit de voorste jaren negentig loopt een estafette en de aanrennende jeugd heeft moeite om het stokje over te nemen. Als de grote investeerders, in het bijzonder ID&T, de gabbers uitgekotst achterlaten en zich op de trance storten, valt hardcore in duizend stukken. Gabbers worden weer wat ze ooit geacht werden te zijn, het plebs. Menigeen geniet van de hervonden underground status, maar de meerderheid voelt zich verraden. Er is geen geld meer voor feesten, fanzines stoppen ermee, de gabbersfeer slaat om naar een nationaal-socialistisch besef. In de media worden de gabbers niet langer als intimiderend, maar vooral als lachewekkend voorgesteld. De voor de gabbers zo kenmerkende trainingspakken gaan de voorlopig maar de kast in.
A new morning, changing weather.
De gladde clubcultuur omhelst de danswereld opnieuw. Het individu mag zich weer uitleven temidden van strakke interieurs en te dure drankjes. Hoge entreeprijzen worden gerechtvaardigd met het boeken van buitenlandse, ogenschijnlijk goede dj’s. Als enkele jaren later de nagemaakte electro een vernietigende comeback maakt en iedereen van de veilig vormgegeven vuigheid geniet, is de teloorgang van een authentiek dansleven in Nederland een feit. Niemand kijkt meer om naar gabbers. Behalve als ze in het nieuws komen nadat er een parkbankje in Heerlen is gesloopt. Ondertussen lachen de disco-eigenaren in de hoofdstad zich rot, door in anti-kraakpanden te doen alsof we in Berlijn zitten en bedient de underground zich al jaren van 15 euro entree. We zijn opeens weer allemaal ruig onderweg.
Paradoxaal genoeg duikt er op dat moment een nieuwe hardcore-house op. Alleen zijn het nu geen eenzame producers, maar ‘gekke’ bandjes die de drumcomputers laten ratelen, 'retro-gabbers' die hardcore ironisch en kostelijk amusant vinden. Dit keer is het ‘hip’. De nieuwe hardcore-house wordt al snel rock’n’rave genoemd en stoot direct door naar de anti-fashion beweging. Anti-fashion door luidkeels te proclameren dat je underground bent en conventies aan je laars lapt. De design-, mode- en kunstacademies lopen weg met de rock’n’rave bandjes. Sommigen hebben het al over nu-rave, een reactie op de ingeslapen dansscene. Niet wetende dat zij eigenlijk voor die scene verantwoordelijk zijn, door altijd netjes in retro-chic op te draven bij eindexamenexpo’s, de Now&Wow of Club11. Ze willen de jaren tachtig terug. De angst en onzekerheid van die tijd ruilen ze echter in voor webdesign en witte mp3 spelers. Menigeen gaat nog verder en denkt daadwerkelijk terug in de tijd te kunnen reizen. Met de opkomst van rock’n’ rave lijkt gabbermuziek opeens in de schaduw van New Wave te zijn onstaan. Vormgegeven wordt deze misvatting tijdens openingsfeestjes in expositieruimtes. Dan draait de dj steevast ‘Blue Monday’ en doet iedereen alsof hij/zij in Manchester is geboren. Als daarna de fader naar de minimalistische gabberhymne ‘Poing’ wordt verschoven, kijkt iedereen hulpeloos zijn danspartner aan. Rotterdam Termination Source uit '94 wordt niet meer begrepen. De dj kan zijn faux-pas alleen nog herstellen door een ‘nu-rave’ track uit 2005 af te spelen. En zie daar, de menigte bedaart. Ze herkennen hun hardcore weer.
Hardcore niet Hardcore
Vlaggenschip voor de ‘hardcore niet hardcore’ is Aux Raus. Een band die dit natuurlijk nooit gewild heeft. En Aux Raus is natuurlijk ook geen popgenre, maar een mentaliteit. Een zoveelste reactie. Dit keer op vastgeroeste toneelstukjes van bands. Je vraagt je echter af hoe geloofwaardig deze reactionaire mentaliteit is. Een band die tijdens optredens zijn nummers graag twee keer opvoert en als het zich aanbiedt met dubbelgangers speelt, kan niet van toneelstukjes hebben geleerd.
De band, bestaande uit Bastiaan Bosma en Luuk Bouwman gaf onlangs een door Mediamatic georganiseerd optreden op de parkeerplaats van het Post CS gebouw. Tientallen auto’s hadden zich verzameld om een Audio Drive bij te wonen. Geluidskunstenaar Sasker Scheerder zette de verschillende geluiden van de band om in 4 verschillende radiofrequenties. Zo kon iedere autobestuurder bepalen of hij liever alleen de zang, de baslijn of de gitaar in zijn auto wilde horen. Het was een mooie gebeurtenis. De gure wind sloeg voortdurend onder het afdak, daar waar Aux Raus met hun dubbelgangers een energiek optreden gaven. De omstanders vonden het mooi, hadden respect voor de situatie. Een meisje was speciaal uit Friesland gekomen en danste in het portiek naast de band alsof haar leven ervan af hing. Autoclaxons brulden na elk gespeeld nummer en 89% van de aanwezigen had een glimlach op zijn gezicht. Dat halen niet veel bands om negen uur ‘s avonds.
Rasthof Deutschland!
Aux Raus heeft recentelijk een album uitgegeven op Labels. Een platendivisie van EMI. Het zou flauw zijn om nu te zeggen: Daar gaat je underground. Het duo heeft namelijk nooit beweert underground te zijn. Dat doen anderen wel voor ze. De plaat zal veel mensen gelukkig gemaakt hebben. Daar bestaat geen twijfel over. Een nummer als ‘Fall’ zou volstaan om het album te kopen, stelen of branden. Ook al zingen ze tijdens die track “We don’t like music", zelden heeft rave met een orientaalse gitaarlijn zo vastebesloten en vol toewijding geklonken. ‘Rasthof Deutschland’, de hit tijdens de Audio Drive, zal de laatste twijfelaar over de streep trekken. Ondanks de onzinnige Duitse tekst die geblaft wordt.
Onder alle nummers pompt een beat met min of meer steeds dezelfde pretentie. Drumcomputer Roland 909 doet de groeten. In interviews geeft het duo hun voorkeur voor gebruiksvriendelijke muziekapparatuur aan. Men zegt niet veel verstand te hebben van moeilijke hardware. Dat siert de band. En zij kunnen er ook niks aan doen dat ironische muziek zoveel mensen trekt.
Een recensent van VPRO's 3VOOR12/Amsterdam schreef: Gabberhater of niet, iedereen zal feesten. Nergens agressiviteit of speedslikkers te bekennen. Aux Raus is een positieve band en hun boodschap is liefde. Dat zal ook allemaal wel. Iedereen is blij en iedereen wil een goede avond. Geen verschil met de intenties van de gabbers in de Utrechtse Jaarbeurs of de gesloopte Energiehallen in Rotterdam. Het publiek van de Audio Drive is ook niet agressief, laat staan dat er iemand een lijntje op zijn motorkap trekt. Misschien is men wel te druk met paralellen trekken tussen die 'belachelijke gabbers' van vroeger en de band die voor hun neus aan het spelen is.
Geen liefdesliedjes
Niemand kan ontkennen dat de fascinatie voor de 'Rock'n'Rave' eigenlijk een verkapt aapjeskijken is. Uitleven wat je vroeger niet durfde, maar wat nu weer salonfähig is. Ondertussen neemt Aux Raus opgefokte poses aan, voeren ze ‘gabberdansjes’ uit en lijkt de zingende dubbelganger met zijn paardenstaart, petje en Australian op een gabber in de Haagse Asta, anno 1996. Maar de vraag die na het luisteren van het album van Aux Raus overblijft luidt: wat zullen ze doen als die valse nostalgieonzin niet meer werkt en ze horen dat de klank van hun stem helemaal geen liefdesliedjes zingt?