In elke nieuwsbrief die Netwerk CS tussen 2002 en 2008 verspreidde, werd een kunstenaar geïnterviewd over zijn of haar ontwikkelingen binnen het kunstenaarsschap, vanaf 2006 zijn dit kunstenaars die deelnemen aan het programma ' Van talent naar beroep'.
augustus 2004
Welke jongen heeft er niet ook een halve jeugd van gedroomd om drummer te worden? Het liefst van een legendarische band die dertig jaar lang volle stadions trekt en uiteraard zovéél groupies heeft dat de zanger, bassist, toetsenist en gitarist ze niet allemaal aankunnen zodat ook de drummer aan zijn trekken van de roem komt. Dromen zijn bedrog. Althans, ik zit met Juri Küfner, percussionist, in een café. De champagne vloeit niet rijkelijk en ook hangen er geen vrouwen om zijn hals.
Hoe komt dit Juri?
‘Drummen is keihard werken,’ zegt hij. ‘Je moet ontzettend gedreven zijn. Ik heb vijf jaar in Rotterdam aan het conservatorium de afdeling wereldmuziek gedaan met als hoofdvak percussie. Dat is hard studeren, hard studeren en hard studeren. Het is uiteraard wel allemaal begonnen op pannen. Toen ik zes was versleet ik de ene houten kooklepel na de andere. Ik sloeg me drie slagen in het rond. Op een gegeven moment heeft mijn moeder me een setje bongo’s gegeven, ze had er blijkbaar genoeg van dat ik al haar keukengerei de vernieling in hielp. Vanaf dat moment groeiden mijn instrumenten met mij mee. Ik kreeg een soort kinderdrumstel en op mijn twaalfde heb ik al mijn spaargeld van de bank opgenomen en heb mijn oma overgehaald om mee te betalen aan een echt drumstel. Toen heb ik ook drumles genomen en ben ik in een schoolbandje gerold. Ik oefende in de gymzaal of in een kamer thuis ver weg van de visite. Het werd al snel serieus.’
Bovenstaande geschiedenis heeft zich niet afgespeeld in een polder of een Vinex-wijk, maar in Neurenberg, Duitsland. Küfner praat het Nederlands dat sexy zou zijn als een vrouw het had gesproken: perfect Nederlands met een licht accent. ‘Ik ben voor de opleiding naar Nederland gekomen,’ zegt Küfner. ‘Het conservatorium in Rotterdam heeft veel bijzondere afdelingen. Voornamelijk voor klassieke muziek, jazz en pop. Maar ook voor wereldmuziek. Ik was gevallen voor de laatste afdeling. Mijn richtingen waren: Latijns-Amerikaanse muziek en Latin-Jazz. Het is hier allemaal! En de opleiding is erg goed. Ik heb heel veel geleerd. Mijn hoofdvakleraar was een goede percussionist, een van de beste van Europa. Je krijgt een brede opleiding, met bijvoorbeeld als bijvak: piano. Niet om concertpianist te worden, maar om ook als drummer te leren zelf met muziek en melodieën om te gaan. Met harmonie. Het is belangrijk voor het componeren en arrangeren, voor het communiceren met andere muzikanten. Als je een saxofonist iets wil uitleggen, dan kan dat makkelijk met een piano.’ Het klinkt als muziek in de oren. Küfner neemt een slok rode wijn en hoewel het geen champagne is, lacht hij erbij.
Mis je Neurenberg niet?
‘Nee, niet echt. Ik heb het hier naar mijn zin. Ik heb mijn leven hier en mijn werk. Rotterdam is iets groter dan Neurenberg, maar als je naar de hele Randstad kijkt dan heb je een heel levendige muziekscène. Vergelijkbaar met Parijs en Londen. Ik speel hier in heel veel bands, maar ben nu ook bezig met een eigen project. Het is een theatervoorstelling bestaande uit dans en live muziek. Dat heb ik samen met een Canadese vriend opgezet. Hij is drummer en componist.’
Hoe moet ik die voorstelling voor me zien?
‘Muziek met heel veel percussie en elektronica. Voeg daarbij drie dansers, eentje die modern opgeleid is, een breakdancer, en een iemand die naast dansen ook kan rappen.’ Küfner laat een trotse stilte vallen, of wil hij nog iets zeggen over het project, iets belangrijks, iets wat elke jonge initiator zou zeggen als hij vijftien seconden had, op tv of radio. Reclame. ‘Het project heet TRIP, The Rotterdam Import People.’
Wie doet de verkoop? Vragen jullie subsidie aan?
‘Daar zijn we nog mee bezig. TRIP is pas afgelopen november van start gegaan. Met een try-out op het ACT festival in de Rotterdamse Schouwburg. Een succes. Daarna hebben we een aantal kleinere dingen gedaan, onder andere voor Het Prinsestheater. Nu zijn we aan het plannen en kijken we wat we volgend seizoen kunnen doen. We hebben al met mensen van stichtingen en fondsen gesproken, want in principe willen we subsidie aanvragen. Maar iedereen die aan TRIP meedoet, heeft het druk met. Met een band, of dansgezelschap waar ze vast aan verbonden zijn. Dus het komt nu een beetje op mij neer.’
Heb jij daar dan wel tijd voor?
‘Ik heb nu wel iets meer tijd. Ik heb tweeënhalf jaar bij Tasha’s World gespeeld, en ben daar onlangs bij gestopt. Dat was een hartstikke drukke periode met een grote tournee. Want ik speelde ook nog bij De Dansacademie als muzikaal begeleider.’ Ik begin te lachen, het gaat vanzelf. Dromen zijn bedrog. Een drummer in een dansstudio in plaats van een stadion! Ik zie Küfner al op een trommel slaan en langzaam uit de maat raken, terwijl er bloedmooie danseressen voor hem staan te bewegen. ‘Het is een heel boeiende job hoor,’ zegt hij dan. ‘Ik vind het te gek. Je werkt met een dansleraar samen, en doet een les van anderhalf uur. En die les heeft natuurlijk een opbouw. Je begint met ontspanningsoefeningen, daarna meer technische dingen en tot slot een combinatie van alles. Als percussionist moet je mee gaan met die fases. Vaak ook met een bepaalde energie. Als de dansers moeten gaan springen, dan moet jij die kracht aangeven.’
Wil je altijd zo divers bezig zijn of toch liever in een band gaan spelen?
‘De diversiteit houdt het drummen voor mij levendig. Ik speel ook veel met dj’s. Gewoon: een house dj met een lekker percussie setje erbij. Wat konga’s. Heerlijk. Geef mij die veelvoud maar die percussie te bieden heeft, in plaats van altijd achter een drumstel van een band te zitten. De laatste tijd ben ik begonnen met dingen te samplen en ritmes te programmeren. Dus dat drumstel heb ik soms niet eens nodig.’