Ineens is het er. Een geluid dat er vannacht nog niet was, voor zover ik me herinner. Ik heb m'n handgemaakte, nog niet zo lang geleden nieuwe fiets in het rek gezet en ben gaan slapen. Nu rijd ik weg en hoor tik, tik, tik. Zacht, dat wel. Met tussenpozen van zeg een seconde. Ik stap af om te kijken wat er is, maar weet nu al: ik vind niets. Chronisch gebrek aan technisch inzicht. Er ratelt iets in de buurt van de kettingkast. Nader tot de oorzaak kom ik niet. Een eerste litteken, kras op het parket of leugentje om bestwil: je hoeft er niet lang mee te zitten. Toch verandert er iets. Het besef dat niets gaaf blijft. Dan weer over tot de orde van de dag.
En wat voor dag! De wind herinnert nog aan de winter, maar de zon brengt de lente. Beloftes hangen in de lucht. Ik ben niet de enige die dit doorheeft. Als ik op zoek ga naar een terras, zit alles stampvol. Eén zonnestraal en iedereen vliegt naar buiten. Toch vind ik een plek waar bijna niemand is. Even buiten het centrum, aan het IJ. Een restaurant in een oude spoorbrug, met terras op het bruggenhoofd. Ik vraag om wijn en iets te eten alsjeblieft. Buiten de kaart is er pasta putanesca. Spaghetti van de hoeren, voegt de serveerster, volgens de laatste etiquette in de horeca, op haar hurken toe. Contact maken met de klant, of zoiets. De zoute ansjovis. Het zuur van de wijn. Pepers die smeulen in de mond. Ik bestel nog een glas en bereik de perfecte roes. De zon schijnt, het water schittert - oh, schitterend water! - de tijd staat stil.
Op weg naar huis hangt over de stad een gouden gloed die alles en iedereen in zich opneemt. Ik zou me af kunnen vragen of ik gelukkig ben, maar ontwijk in plaats daarvan een kinderwagen. Alles valt op zijn plaats en zelfs het ratelen lijkt in de drukte op de grachten verdwenen. Dan hoor ik het weer.