Kocken ontwikkelde via studiosessies, huisbezoek, persoonlijke interacties en onderhandelingen een gelaagde portret installatie. Een tattoo van een zwarte panter transformeerde zij tot een levensgroot beeld bedekt met cacao. Foto’s van slapende gezichten van ex-daklozen blies zij op tot monumentale proporties.
Centraal staat de schoonheid van het gezicht van de verslaafde mens.
De titel verwijst niet alleen naar de sleutel waarmee elke verzorger toegang heeft tot het privé-domein van de bewoner, maar ook naar de persoonlijke en fysieke herkomst van ieders identiteit.
Om de verbinding met de straat uit te drukken, legt Kocken de zoetjes in een patroon van twee grote driehoeken op de vloer. ‘Een monnikenwerk,’ bekent de kunstenaar. Meditatief ontstaan twee enorme gevarendriehoeken tegenover elkaar, opgebouwd uit minuscule kruisjes, een speelse verwijzing naar het ‘slagveld’ van de anonieme slachtoffers van het leven in een metropool.
Het werk is echter niet zwaar van sfeer, de uitstraling van de portretfoto’s zijn eerder optimistisch en heroïsch te noemen. Een ander onderdeel van de installatie is een levensgroot beeld van een panter, door de kunstenaar bedekt met cacao. ‘Net als de zoetjes een huis – tuin- en keuken ‘drug’ voor alledaags gebruik. Ik wil niet zeggen dat iedereen verslaafd is. Alleen betreur ik de afstand die ten opzichte van deze mensen wordt ingenomen. Benader je hen vanuit de wil tot identificatie (zoals je ook een goed boek leest of een film beleeft) die verder gaat dan ‘het zijn ook mensen’ dan is de kans groter dat je komt tot een dialoog en een ervaring waar beide partijen wijzer van worden.’
Dialoog en deals
Gedurende een werkperiode van een halfjaar ontstonden tussen de kunstenaar en de bewoners contact en zodra het doel bekend was, onderhandelingsstrategieën.
Vriendschappen? Vragen lagen open op tafel: wat zocht de kunstenaar en waartoe waren de bewoners als modellen bereid? In hoeverre was er sprake van een eerlijke deal?
Herkenden de bewoners zich in de portretten?
‘Portretten die ik selecteerde volgens mijn criteria van schoonheid, bleken vaak helemaal niet bij de ‘modellen’ in de smaak te vallen. Ik merkte dat voor de meeste Domus bewoners de binnenwereld met al zijn destructieve krachten zo overheersend is dat het proces van wederopbouw van de verstoorde identiteit er flink achter aan blijft hinken. Het accent lag vanaf het begin op ‘het gelaat’ mede omdat ik de mensen niet in een makkelijk ‘make-over’ avontuurtje wilde slepen.’
Onverwachte Super 8
Vlak voor een fotosessie overleed een van de oudste bewoners uit het Domus project. Een door Kocken genomen foto in de gezamenlijke woonkamer werd door een medewerker om religieuze redenen weggehaald.
Kocken: ‘Daarna richtte ik de camera meer op de kamers, de objecten daarin. De bewoners gaven mij dingen in handen, een foto van een dochter, een oude insigne. Een bewoner was een fanatiek super 8 filmer in de seventies. Hij gaf mij een filmblikje waarvan de inhoud in het lab voor het eerst na veertig jaar bekend werd.
Een fragment daarvan gebruik ik in de installatie, evenals andere ‘readymades’. In die zin zie ik de bewoners als gelijkwaardige co-auteurs van deze narratieve installatie.’