Nu, negen jaar later, ruilt Jan De Cock de publieke werkplaats van de tentoonstellingsruimte in voor het isolement van het atelier. De Cock maakte voor zijn solotentoonstelling Repromotion een draai inwaarts. Niet de omgevingsarchitectuur of de kunstinstituties vormen het uitgangspunt, maar autonome sculpturale volumes spelen de hoofdrol. In de galerie ontvouwt zich een landschap van afzonderlijke sculpturen die brutaal de ruimte innemen, afgewisseld met collages van fotografische reproducties van eigen werk die de sporen van de werkplaats letterlijk in zich dragen. Vorm, kleur en schaal als minimale basiselementen creëren een complexe ritmiek. Dit is het formele en conceptuele uitgangspunt van De Cocks beeldhouwkunst.
Waar het raster van horizontale en verticale lijnen het kernelement vormde voor de ruimtelijke werking van zijn voorgaande installaties wordt het oriëntatiepunt nu juist bepaald door de diagonaal. De grote kistachtige sculpturen van diverse houtsoorten worden op hun punt gezet en gedragen door een constructie van groen geverfde stalen stangen. Van de vloer getild, lijken de volumes meer naar zich zelf gericht, nemen ze autonoom de ruimte in en gaan ze pas ter plekke met de galerieruimte in gesprek. De ritmes van kolommen, openingen en platen zijn gefragmenteerd, maar vormen tegelijkertijd een sterke esthetische eenheid.
De werken in Repromotion gaan een ongekende symbiose aan die qua beeldtaal zijn oorsprong vindt in de tien jaar van De Cock’s ‘veldwerk’ en zijn complexiteit niet ontleent aan een uitgebreid referentiesysteem, maar juist in zichzelf zoekt. De zeer specifieke, persoonlijke definitie van ruimtelijkheid die Jan De Cock gedurende tien jaar heeft ontwikkeld, stapt zo een nieuwe dimensie in.