Omdat zij als geen anderen staan voor een precieze en kritische uiteenzetting met het beeld. Omdat zij de visuele complexiteit van beelden en de artistieke en sociaal-politieke context waarin beelden gemaakt en getoond worden analyseren. Iets wat in hun werk leidt tot een fascinerende spanning tussen ethiek en esthiek.
Van Nieuwenhuyzen spreekt vol lof en dat klinkt niet vreemd als je de staat van dienst van het duo bekijkt. Een uitgebreide CV, veel vermaarde nationale en internationale tentoonstellingen en lovende recensies in de pers.
Wat meer gegevens. De Rijke en de Rooij werken samen sinds hun Rietveldtijd, sinds 1994. Meestal maken ze films, 35 of 16mm, die niet langer duren dan tien tot vijftien minuten. Trage beelden, zonder camerawisselingen, zonder acteurs. Hun perspectief is eerder afstandelijk dan betrokken. Vorm staat voorop, in hun werk is schilderachtig licht een constante. Bekend zijn Bantar Gebang (2000) zonsopgang vanuit hoog perspectief schijnend op een Indonesisch dorp gebouwd op een vuilnisbelt, Crystals X-XII en I-IX (2003) de langzame groei van kristallen, Orange (2004) een serie van 85 dia’s van verschillende tinten oranje. Het zijn esthetische, verstilde beelden die het moderne oog kalmeren en de kijker in een meditatieve toestand brengen. Dutch chill out art werd hun werk genoemd door een Engelse criticus.
Natuurlijk verwachtte iedereen dat de installatie Mandarin Ducks, die de Rijke en de Rooij speciaal voor de Biënnale gemaakt hebben, in de lijn van hun fameuze oeuvre zou liggen. Dit blijkt echter niet het geval. Mandarin Ducks is een experiment, geen bevestiging van wat ze de laatste jaren gemaakt hebben. De Rijke zegt dat zij als 35-jarigen namelijk nog niet toe zijn aan een midlifecrisis. Mandarin Ducks sluit aan bij hun vroegste werk van zo’n 10 jaar geleden, films waarin ze meer verhalende elementen gebruikten is. Volgens Van Nieuwenhuyzen is Mandarin Ducks een werk vol verborgen verwijzingen naar de samenleving van nu. Heel spannend.
Heel spannend zegt de organisator, maar volgens mij ook heel risicovol. Want experimenteren terug naar de verhaalwijze van toen kan faliekant mislukken. Filmtaal met script, dialogen, en verschillende camerastandpunten vereist nu eenmaal andere omgangsnormen dan verstilde geësthetiseerde beelden. Maar verborgen talent ontdek je natuurlijk pas wanneer je het (weer) probeert aan te boren. Wie weet zijn Rijke en de Rooij met Mandarin Ducks een dramatische ontdekking. De mensen die het werk gezien hebben (bij de eerste dag van de opening) praten echter hoofdzakelijk en in weinig woorden over de zware esthetiek en de technische perfectie van de film. Niemand is wild enthousiast maar ook niet diep teleurgesteld of gebelgd. Op eentje na. PG vertelt bij de eerste voorstelling na vijf minuten boos te zijn weggerend, omdat het helemaal zijn ding niet is, zowel de vorm niet als de inhoud. Maar omdat PG zijn gevoel niet verder beargumenteert houd ik genoeg vrije ruimte om mijn eigen oordeel te kunnen gaan vellen.
Vrijdag 10 juni. Vroeg in de ochtend werken we ons (JP, IW en PG die een tweede poging waagt) naar het Nederlands paviljoen in de Giardini. In contrast met de rest van de landengebouwen staan er geen lange rijen voor de ingang. Dit plaatje betekent echter niet dat Nederland gedisst wordt door een overdosis desinteresse. Nee, deze staat van zijn is inherent aan het concept van Mandarin Ducks. Je mag de installatie namelijk niet vrij betreden. Je moet je inschrijven en wachten tot de volgende voorstelling begint, wat op gezette tijden, een keer per uur gebeurt. Aangekondigd wordt dat de film een duidelijk begin en einde heeft en van kop tot staart 38 minuten duurt. Art imitaties reality: Kunstinstallatie Mandarin Ducks imiteert de bioscoop.
Wij zijn een tikkeltje te laat, maar mogen via de zij-ingang nog naar binnen glippen. De witte ruimte lijkt van binnen op een kerk. Er staan drie lange rijen met zwarte banken die volledig bezet zijn. Wij moeten op de grond zitten. Gelukkig nog net op tijd voor het begin.
Het eerste shot, de eerste scène. Bekende Nederlandse acteurs Liz Snoijink, Annemarie Oster en Cas Enklaar zitten samen met een groep tijdlooschique mensen aan tafel. Het is een feestje: druiven worden uitgedeeld, er wordt gedronken. Je hoort geroezemoes en gelach. De camera tast het tafereel professioneel op borsthoogte af.
Volgende scène: een conversatie in close-up. Een mooie jonge vrouw vraagt aan een gestylde man in pak: Carolo, how come you never asked me out for a date? De man antwoordt in het Engels (dit is dus een vertaling) kijk ik weet zeker dat als we samen uitgaan, we uiteindelijk seks zullen hebben in een of andere gevaarlijke, smerige plek en je voor de rest van je beklagenswaardige, miserabele leven geterroriseerd zult worden door je gedachten over mannen. De waarheid is, dat ik je verlangen naar gedomineerd worden heb geroken vanaf het moment dat we elkaar twee jaar geleden ontmoetten. Tijdens de monoloog kijkt de man het meisje intensief aan.
Ik voel dat de bedoeling is dat ik me vervreemd ga voelen (dit gebeurt niet) en ga ervan uit dat de scène ironisch bedoeld is. Is de kunstmatige toon die gezet wordt typerend voor wat komen gaat? Wat is de verborgen maatschappelijke betekenis?
Er volgen een stuk of wat soortgelijke scènes. Gesprekken tussen twee of drie acteurs, altijd in andere combinaties, telkens in een andere setting: minimaal, toneelmatig ingericht. Een beetje Dallas een beetje Dynastie. Een beetje bij de Heinsbroeken of Breukhovens thuis? We zien een verbaal gevecht tussen twee oudere vrouwen (Liz en Annemarie) die elkaar aanvallen op uiterlijk en affiniteiten met derden. Liz zit achter een kaptafel, Annemarie komt binnen met tig plastic zakken met kadootjes. Er volgt een verbale strijd. Er wordt iets gegooid, Liz wordt geraakt. De scène loopt af wanneer haar nepwimpers in close-up op de vloer vallen. Dit laatste vond ik erg grappig om te zien en mooi om naar te kijken. Het gesprek nietszeggend, want cliché op cliché op cliché. Die overdaad aan lulligheid heeft geen meerwaarde.
Wat naast de kunstmatige gesprekken vooral opvalt in Mandarin Ducks is het acteerwerk. Dat is zo grotesk, zo dik aangezet, dat het alleen daarom al vooral op een komedie, op een klucht lijkt. Ook het steenkolenengels dat door iedereen gesproken wordt benadrukt dit genre. Dit laatste kan haast geen toeval zijn. Overal wordt immers duidelijk gemaakt dat De Rijke en De Rooij niets aan het toeval overlaten en alles tot in de details ensceneren.
En inderdaad, in het NRC vertelt De Rijke dat Mandarijn Ducks een komedie had moeten worden, maar uiteindelijk een Film Noir geworden is. Dit vind ik kul, dat vind ik een uitvlucht. Voor een Film Noir zijn de personages in Mandarin Ducks veel te zwart-wit en eendimensionaal. Naar mijn idee is de film gemaakt voor de lach, niet voor het psychologisch doorwroeten van zwarte dieptes in de ziel. Ook al vindt die lach, de humor geen gehoor in deze zaal bij dit internationale kunstpubliek.
Lachen is dus een complex gegeven. Komt het publiek niet in actie dan kun je het ook zelf expliciet in de film stoppen. Dat gebeurt vaak met een lachmachine die als alarmbel bij TV-series gebruikt wordt om de ‘leuke momenten’ te articuleren. Maar je kunt de lach ook grimmiger toepassen in een pijnlijke theatrale vorm. In Mandarin Ducks gebeurt dat laatste wanneer het sufferdje van het gezelschap, een jong meisje, geïmponeerd en slecht weggezet door de oudere garde haar glas op de grond laat vallen, in duizend scherven. De lui op leeftijd, zeg maar de macht, begint dan heel hard te lachen. Om beurten, minutenlang, in close-up, direct de camera in. Dit voelt erg ongemakkelijk als kijker, het duurt maar en het duurt maar. Wij worden het sufferdje met de scherven. Wij worden uitgelachen. Het lijkt alsof de acteurs ons, het publiek weghonen en daarmee zelfs boven hun rol als acteurs uitstijgen. Snappen jullie ons niet dom publiek? Hahaha….Jullie snappen ons niet…hahhaha? Wij zijn de macht, wij hebben het voor het zeggen, wij verkondigen de mening, de waarheid. Wij bepalen hoe jullie je voelen. Domoren!
De scherpte van deze tijdelijke perspectiefwisseling maakt dat Mandarin Ducks in twee delen wordt gelachen. De catharsis vindt op deze plek, in het midden van de film plaats. Ook al is het misschien niet meer dan een stijlmiddel, dit moment werkt erg sterk. Het heeft een prikkelende duur, is vanwege eenvoud prentieloos en zorgt voor een niet eenduidig bewustwordingsproces. Het voelt prettig om me eindelijk een moment echt ongemakkelijk te voelen, echt geraakt te worden.
Maar niet iedereen is het met me eens. Op dit breukmoment verlaten verschillende toeschouwers het gebouw. Tegen de regels van het werk in: (De installatie heeft een duidelijk begin en einde en duurt van kop tot staart 38 minuten.) Jammer voor de makers maar prettig voor mij. Nu heb ik eindelijk een echte zitplaats.
If it walks like a duck and talks like a duck it’s a duck.
Mandarin Ducks gaat verder. Maar de lachbreuk heeft niet geleid tot een duidelijk merkbare stijlbreuk. Wat volgt is boring. De scènes zijn als paden die al vaak betreden zijn, de humor niet prikkelend, bijzonder of eigen. Zou je de film confronteren met een komische serie als Ab Fab, Hertenkamp of zelfs Driving Miss Palmen, zou Mandarin Ducks verliezen. Maar ja de film die zich installatie noemt speelt voor een kunstpubliek, dus is het een oneigenlijke vergelijking. Je mag een installatie die een komische sitcom imiteert, maar dan visueel complexer en vol verwijzingen naar de maatschappij van nu, niet zomaar een pilot van een TV-serie noemen. Middelmatige TV als ik eerlijk ben, een niet al te beste parodie op een groep rijke verveelde mensen die als groep niet echt interessant is. Met protagonisten die niet tot leven komen, niets nieuws te vertellen hebben, maar ook niet op een spitsvondige manier blootleggen wat wij niet wisten.
Maar waarschijnlijk mis ik een hoop. Waarschijnlijk moet je elke scène lezen als een metafoor voor iets anders, iets diepers, iets wezenlijkers.
Ik moet denken aan een sketch in Samstag Nacht eind jaren negentig op de Duitse TV. Daar werd een aflevering vertoond uit Guten Zeiten Schlechten Zeiten. Plots werd het beeld, de video stilgezet. Je zag een still, een vol plaatje met verschillende mensen en objecten. Er werd uitgezoomd. De komiek Wiegalt Boning kwam in beeld met een aanwijsstok in de hand. De soapstill werd door hem uitgelegd alsof het een schilderij betrof, alsof het kunst was. Het kwispelende hondje linksonder in de hoek staat voor bescheidenheid en trouw. Het blaft niet, dat betekent dat het huwelijk van de hoofdpersonen helemaal goed zit. De blauwe zijden jurk van Amanda rechtsboven heeft vlekjes aan de onderkant van de zoom. Ze zit met haar benen gekruisd. Dit betekent dat Amanda nog maagd is, wel van alles heeft uitgespookt, maar nooit all the way is gegaan. Het behang aan de muur is gescheurd, het zit vol groene bloemen. Dit staat voor een toekomst vol avontuur, maar ook voor ongelukken. De Chinese kast op de achtergrond heeft de deurtjes gesloten. Dit betekent dat er in deze familie een onvermogen is om met elkaar te communiceren. Zo ging hij oneindig door in het ontleden van het beeld.
Zou elke still in Mandarin Ducks ook zoveel metaforen bevatten, bedoeld of onbedoeld? Per slot van rekening wordt er door van Nieuwenhuyzen gesproken over verborgen verwijzingen naar de samenleving van nu. En zitten die verwijzingen dan in het meubilair, de kapsels en kleding, het behang, de cameravoering of in de taal? En zit er een ook een verborgen verwijzing in de titel?
Ik kom er niet uit en keer van het verstand terug naar mijn gevoel. Eerlijk gezegd vind ik dat de Rijke en de Rooij met dit werk niet zijn geslaagd. De ervaring van contemplatie door visuele complexiteit die ik dacht te kunnen krijgen heb ik niet beleefd. Ook heb ik naast het lachmoment niets wezenlijk verrassend meegekregen. Naast mooi uitgelichte plaatjes heb ik niks bijzonders gezien en gehoord over het Nederland van nu. Voor mij is Mandarin Ducks een slechte pilotversie voor een komische Nederland 3serie. Mooie beelden, maar een vlak verhaal.