Want inderdaad, niet alle musea in Nederland hebben het hoofd in de schoot geworpen en maken zich gewillig tot een concurrent van pretparken of andere ‘leisure’ activiteiten. Het functioneren van de marktwerking en de vrijetijdssamenleving die op haar wenken als een verwend kind wil worden bediend door musea, universiteiten etc is verworden tot een groot maatschappelijk probleem dat dankzij onszelf is ontstaan. Je hele manier van denken, doen en laten met bijbehorende vrijetijdsinvulling wordt bepaald door het aanbod aan activiteiten en evenementen in de media door middel van reclame en het bedrijfsleven, voorlichting van de overheid en de redactionele aandacht van de pers. Tijdens de Boekenweek koop je een boek, tijdens de Rotterdamse filmdagen ga je naar de film, tijdens het museumweekend of de museumnacht naar een museum, op de dag van de architectuur bezoek je eindelijk het NAI. Alle culturele activiteiten zijn altijd mogelijk in alle seizoenen en dat je zelf het initiatief en de verantwoordelijkheid voor een bezoek op een ander tijdstip kunt nemen, komt collectief niet meer bij de mensen op, zo doeltreffend en efficiënt werken alle marketingtechnieken van het bedrijfslevenben en alle goedbedoelde voorlichting en campagnevoering van de overheid.
De publiciteitsbudgetten van pretparken of winkelcentra overstijgen de mogelijkheden van de meeste musea. Wil je als museum door het jaar heen toch nog publiek kunnen trekken, dan kan dat in het ongunstigste geval consequenties hebben voor de programmering. De verzakelijking van het museum, waar de tendens toeneemt om een algemeen zakelijk directeur boven een artistiek directeur of conservator de beleidsvoering te laten bepalen, is een spiegel van onze huidige maatschappij.
De enige manier die overblijft waarop musea potentieel de aandacht kunnen trekken voor een breed publiek met een gedegen en zorgvuldig opgebouwde tentoonstelling is dan via de pers. Als dezelfde pers nu ook alleen maar geprikkeld wordt door wat er in de grote steden en grote musea gebeurt en zich laat verleiden door vooral te schrijven over dezelfde mediagenieke tentoonstellingen en festivals, dan speelt dat deze populistische tendens alleen maar in de kaart. Als de gedegen tentoonstelling van bijvoorbeeld een zorgvuldig voorbereide eenmanstentoonstelling, waar Janneke Wesseling aan refereert, meer pers haalt dan tentoonstellingen die uit allerlei andere overwegingen ontstaan dan vanwege de kunst zelf, dan keren wellicht de musea van hedendaagse en moderne kunst weer terug op hun schreden.
Ik ben van huis uit kunsthistoricus en inmiddels sinds een jaar zowel artistiek als zakelijk directeur van Museum De Paviljoens in Almere. Drie weken geleden heb ik mijn allereerste tentoonstelling geopend onder de titel Nonlinear Editing, waarin alle ruimte wordt gegeven aan de beeldende kunst zelf. Ik ben geen cultuurpessimist en ik blijf er vertrouwen in houden dat het Nederlandse publiek uiteindelijk toch niet wil dat heel het openbare leven verwordt tot een kleurig Ikea ballenbad.
Macha Roesink
Directeur Museum De Paviljoens, Almere