Evelyn

Klant wordt koning

Pim van Klink over de totstandkoming van het financieringsbeleid, en hoe nu verder.

Pim van Klink was van 1980 tot 1985 financieel directeur bij het ministerie van WVC, en trad vervolgens aan als directeur van Stadsschouwburg Groningen en muziekcentrum De Oosterpoort. In 2005 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen op het onderwerp Kunst en Economie. Op Kom Je Ook? pleitte hij voor een nieuwe houding ten opzichte van de particuliere consument.

Vergroot

Pim van Klink close up / KJO - Geld Geld Geld! -

Het Nederlandse cultuurbeleid

Binnen de cultuursector heerst het idee dat projecten alleen tot stand kunnen komen als er overheidssubsidiering aan vooraf gaat. Volgens Van Klink komt dit door een viertal effecten die de makers van de plansystematiek in de jaren tachtig, waaronder hijzelf, niet hadden voorzien.

  1. De open inschrijving heeft een aanzuigende werking gehad. Men heeft niets te verliezen en voelt geen enkele barrière om subsidie aan te vragen.
  2. Ieder aantredende bewindspersoon stelt zijn eigen doelstellingen. Deze zijn vaak echter zo algemeen, dat iedereen wel het gevoel heeft eraan te voldoen. Dit versterkt het fenomeen dat mensen graag een gokje wagen. Sterker nog - door deze breedgeformuleerde doelstellingen groeit er bij aanvragers het idee dat men recht heeft op subsidie.
  3. In 1992 werd de Algemeen wet bestuursrecht van kracht, welk aanvragers van subsidie nog meer rechten deed toekomen. Inmiddels is er in 120 gevallen subsdie toegekend na bezwaarschrift, en ziet 90% van de aanvragers subsidie als een verworven recht, tegenover 10% die subsidie ziet als een aanvulling op de eigen cash flow (Van Klink, 2005).
  4. Tot slot is de kunstlobby door de jaren heen erg effectief geweest. Het zelfvertrouwen wat hierdoor gekweekt werd verklaart, samen met de hierbovengenoemde punten, de opwinding rondom de bezuinigingen nu.

Tot zover het verleden. Wat is de situatie nu?

De overheid verstrekt 3.180 miljard cultuursubsidie. Dit is 63% van de sectorale inkomsten. Van Klink bendarukt dat het in overheidsland de komende jaren somberheid troef is, en ook private fondsen gaan wellicht een tweede bezuinigingsronde tegemoet. Bedrijfswinsten echter, trekken aan. Desondanks is er bij bedrijven nog grote terughoudendheid zich nu al in "frivoliteiten" als de kunsten te begeven. Wat overblijft, is de particuliere consument. De koopkracht is nog goed op peil, de werkloosheid is redelijk, en Nederland huist een boel privévermogens. We zijn, zegt Van Klink, in Nederland nog nooit zo rijk geweest. De meeste kansen om het inkomen te vergroten liggen dan ook bij de particuliere consument. Maar hoewel de sector goed is in het bewerken van overheden, zijn ze bijzonder onervaren in het benaderen van de particulier.

Aanbod

Als je in economische zin naar de kunstsector kijkt, zie je een verschijnsel wat je nergens anders tegenkomt: er heerst chronische werkloosheid. Sectorbreed verdienen kunstenaars niet genoeg om van te leven. Dit chronisch overaanbod is een anomalie; volgens de klassieke economische theorie is deze situatie onmogelijk. De kunstenaar werkt niet vanuit een inkomensprikkel, maar wordt gedreven door een intrinsieke motivatie. Zijn werk geeft zin aan zijn bestaan. Voor een econoom is dat maar moeilijk te duiden, maar voor het kunstenaarsschap heeft dit vergaande consequenties. Er is sprake van een permanent leger van zeer gemotiveerde kunstenaars die consequent onder een structurele zware concurrentiedruk staan. Ook kunstmanagers in Nederland hebben het zwaar. Het merendeel vindt zichzelf niet bijzonder capabel op het gebied van management en ondernemerszin.

Vraag

Door dit chronische overaanbod is de kunstmarkt voor de gemiddelde consument niet transparant. Je kunt je pas met vertrouwen op de kunstenmarkt begeven als je een bepaalde culturele baggage hebt. Daarnaast komt kijken dat ieder kunstobject uniek is. Dit is natuurlijk hartstikke mooi, maar in economische termen is het eigenlijk gewoon knap lastig. Ieder kunstwerk moet namelijk op zichzelf beoordeeld worden. Ook de subjectieve kwaliteitsbepaling is problematisch. Deze aspecten zorgen samen voor een slecht toegankelijke markt, een complexe prijs/kwaliteit verhouding en extreme consumentenonzekerheid.

En nu we dit weten, hoe moeten we vooruit?

Van Klink pleit voor een fundamenteel andere benadering van de particuliere consument. Eerst moet er een marktgerichtheid en publieksbewustzijn worden ontwikkeld, en vervolgens kunnen we naar strategische scenarios met verdienmodellen. De volgende vragen moeten hierbij voorop staan:

  1. Wat ga je maken en waarin ben je uniek?
  2. Wie wil je bereiken?
  3. Welke argumenten gebruik je?
  4. Waar wil je staan?
  5. Hoe ga je geld verdienen?

Tot slot

Van Klink voorspelt de sector een toekomst mooier dan de situatie nu. Diegenen die zich openstellen voor verandering en aanpassing zullen als winnaar uit de strijd komen, en zich als keurmerk kunnen positioneren. Zij gaan een gesaneerde markt en minder concurrenten tegemoet. Van Klink wenst ons alle succes.

Pim van Klink View more presentations from Mediamatic