Ministerie van Buitenlandse Zaken

De Tweede Wereldoorlog

Nederland wordt door Duitsland bezet. De koningin en de regering vluchten naar Engeland. Ruim 75 procent van de joodse bevolking van Nederland wordt gedeporteerd en vermoord. In 1944 wordt het zuiden van Nederland bevrijd. Het noorden blijft nog tot mei 1945 in Duitse handen. Tijdens deze Hongerwinter komen velen om wegens gebrek aan voeding.

Gedurende de periode tussen de twee wereldoorlogen vormde in veel Europese landen de slechte economische situatie een uitstekende voedingsbodem voor allerlei extreme politieke partijen. Eén van die partijen in Duitsland was de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij, onder leiding van Adolf Hitler. In Nederland richtte de waterbouwkundig ingenieur Anton Adrian Mussert in 1931 de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) op. Het nationaal socialisme was aanvankelijk niet zo sterk in deze partij vertegenwoordigd. Dit in tegenstelling tot partijen als de Algemene Fascistenbond en de Dietse Nationaal-Solidaristen, die zich sterk op hun Duitse voorbeeld richten, maar overigens geen enkel rol van betekenis hebben gespeeld. In 1935 behaalde de NSB eenmalig een grote overwinning. De partij verspeelde haar populariteit door de steeds nadrukkelijker wordende anti-semitische koers.

Hitler zat inmiddels stevig in het zadel. Hij had mede door toedoen van de Nederlandse revolutionaire socialist Marinus van der Lubbe, die uit protest tegen het fascisme de Rijksdag in brand had gestoken, het parlement ervan kunnen overtuigen dat hij alleen het Duitse volk kon leiden. Via uitzonderingswetten vestigde hij een dictatuur. Van der Lubbe werd als communist geëxecuteerd. In Nederland werd onder aanvoering van Hendrikus Colijn, leider van de Anti-Revolutionaire Partij en de toenmalige regering, de neutraliteitspolitiek van stal gehaald. Hiermee rekende Nederland erop buiten een eventuele oorlog te kunnen blijven. Die oorlog begon met de inval van Duitse troepen in Polen op 1 september 1939. In Nederland werd de algehele mobilisatie afgekondigd.

Alle Duitse beloftes om de Nederlandse neutraliteit te respecteren ten spijt, vielen Duitse troepen zonder ultimatum of oorlogsverklaring op 10 mei 1940 Nederland binnen. Rond Den Haag werden Duitse luchtlandingstroepen gedropt met de bedoeling de regering en de koninklijke familie gevangen te nemen. Door verbeten tegenstand van het leger lukt dit niet en kon de regering en de koninklijke familie op 13 mei 1940 naar Engeland vluchten. Met sterk verouderde wapens en materieel wist het Nederlandse leger tot 14 mei stand te houden, maar het moest na het bombardement op Rotterdam capituleren. De capitulatie gold alleen voor Nederlands grondgebied. Vanuit Londen bestuurde de regering de koloniën. Op 8 december 1941 verklaarde Nederland de oorlog aan Japan, dat Nederlands-Indië was binnengevallen.

De Duitse bezetting was in de eerste maanden relatief rustig verlopen. Nederland (evenals Noorwegen) kreeg in tegenstelling tot andere landen een burgerlijk bestuur. De Duitsers zagen in de Nederlanders een broedervolk, dat een zekere ideologische verbondenheid had met Duitsland. Toen de beoogde ‘ nazificering’ niet snel genoeg tot stand kwam veranderde het karakter van de bezetting. De politieke partijen werden ontbonden en er kwamen anti-joodse maatregelen. In Amsterdam leidde dit tot relletjes, waarbij een dode viel. Het gevolg was een razzia waarbij vierhonderd joden werden opgepakt, die naar concentratiekampen werden afgevoerd. Hierop brak een algemene spontane staking uit die met veel militair vertoon na twee dagen werd gebroken. Het was gedurende de oorlog het enige openlijke protest tegen de jodenvervolging in Europa.

In de loop van de oorlog zijn meer dan honderdduizend joden, ruim 75 procent van de Nederlandse joodse bevolking omgekomen. De meeste werden in Auschwitz-Birkenau en andere Poolse concentratiekampen vermoord. Een deel van de Nederlandse joden trachtte aan de vervolging te ontkomen door onder te duiken. Onder hen was ook de familie Frank. Het dertienjarige meisje Anne Frank schreef over die periode haar later wereldberoemd geworden dagboek ‘Het Achterhuis’.

Op 6 juni 1944 landden de geallieerden in Normandië. In september waren de troepen opgerukt tot in België en werd zuidelijk Nederland bevrijd. Bij Arnhem werd door een Canadees-Brits luchtlandingsleger een grote operatie uitgevoerd om in één keer de grote rivieren over te steken richting Duitsland. Deze poging mislukte, waardoor de noordelijke en westelijke provincies een moeilijke winter moesten zien door te komen. In deze ‘Hongerwinter’ stierven alsnog duizenden mensen als gevolg van ondervoeding en kou.

In maart 1945, toen het bevrijdingsoffensief weer op gang kwam, bevrijdden Canadese soldaten het oosten en noorden van Nederland, dit soms na hevige strijd. In het voorjaar van 1945 werd heel Nederland bevrijd. Op 5 mei 1945 ondertekende generaal Blaskowitz in aanwezigheid van de Canadese generaal Foulkes en prins Bernhard de capitulatie. Elk jaar wordt in Nederland de de bevrijding gevierd. Op de dag ervoor worden de oorlogsslachtoffers officieel herdacht, onder meer door middel van een kranslegging bij het nationale monument op de Dam in Amsterdam.