Volgens Luther kon dat helemaal niet. Alleen God bepaalde wie naar de hemel ging. Simpele stervelingen konden zeker niet zomaar een plekje kopen. In 1517 spijkerde hij op de deur van de kerk in het Duitse Wittenberg een lijst met 95 stellingen tegen de aflaatverkoop. In zijn kielzog kwamen ook andere grote critici op, waaronder Calvijn. Hij predikte de predestinatie: als je genade kreeg, had God dat voorbestemd. 'Goede daden' hadden daar geen invloed op.
Kritiek op de kerk was er altijd geweest, maar nu leidde deze tot een scheuring. 'Protestantse' kerken als de Lutheraanse en Calvinistische begonnen met een reformatie van het christelijke geloof. De kerk moest terug naar de bron, de bijbel, en de gelovige naar een directere band met God. Dat zou lukken, maar niet voordat er eeuwenlang godsdienstoorlogen in Europa woedden. De Nederlandse opstand tegen Spanje is hier een voorbeeld van.
Maarten Luther was een monnik en kerkelijk hoogleraar van de serieuze soort. De manier waarop veel gelovigen met het christelijk geloof omgingen, was hem vaak een doorn in het oog. De dorpskapelaan woonde bijvoorbeeld in het geniep samen met zijn huishoudster. Kerkelijke ambten werden gekocht en verkocht, in plaats van dat er scherpe en slimme mensen op belangrijke plekken kwamen. Maar het meest verbolgen was Luther over de aflaathandel. Deze documenten werden door de kerk verkocht en verzekerden je van een plaatsje in de hemel.