Bart Krieger 23 jun 2008

Gaan amateurkunst en culturele diversiteit in Rotterdam hand in hand?

Het onlangs door de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) gepresenteerde advies Van Stiefkind tot oogappel, over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid van Rotterdam beantwoord deze vraag zijdelings met: nee.

De belangrijkste aanbevelingen in het advies Van stiefkind tot oogappel zijn: geef vrijetijdskunst meer smoel; zorg voor adequate podia en werk- en repetitieruimte; stel Rotterdammers in staat intensiever te participeren.

Door Bart Krieger, Beleidsadviseur Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

Wie participeert in de vrijetijdskunst, participeert in de samenleving. Participatie is ‘meedoen én delen’; nieuwsgierig zijn naar elkaar en elkaar waarderen. Participatie in vrijetijdskunst is, in de visie van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, mogelijk op drie niveaus: actief, receptief of additief, respectievelijk als vrijetijdskunstenaar, bezoeker of vrijwilliger.
Iedere inwoner van Rotterdam zou in de gelegenheid gesteld moeten worden te participeren in de mate en vorm die hem of haar het beste past.

Aanleiding
De wethouder die de RRKC om dit advies vroeg, wilde graag meer weten over mogelijke manieren waarop de gemeente, Rotterdammers kan stimuleren om (meer) bij te dragen aan de Rotterdamse gemeenschap ter versterking van cohesie en diversiteit met als middel vrijetijdskunst, ook wel amateurkunst genoemd. De Raad ziet mogelijkheden, maar adviseert de gemeente met klem vóór de start van deze exercitie zich bewust te zijn van de intrinsieke waarde van kunstbeoefening in de vrije tijd, die geheel op zichzelf staat.

Vrijetijdskunst
In de ogen van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur is die intrinsieke waarde in de eerste plaats plezier waarmee de kunstbeoefenaar in de vrije tijd zijn of haar ding doet, in de tweede plaats groei in artistieke ontwikkeling, in de derde plaats aanvullend aanbod voor een breed en divers (nieuw) publiek en in de vierde plaats heeft kunstbeoefening in de vrije tijd een instrumentele waarde die bijvoorbeeld ingezet kan worden ter bevordering van participatie.
De knelpuntenanalyse, waarop het advies Van Stiefkind tot oogappel is gefundeerd, geeft belangrijke inzichten in de Rotterdamse vrijetijdskunstsector. Hieruit blijkt dat vrijetijdskunst in Rotterdam zich laat beschrijven als noodzakelijk, geïsoleerd en kwetsbaar.

Noodzakelijk
De noodzaak blijkt uit de vele vrijetijdskunstenaars allochtoon en autochtoon, ruim 180.000 die individueel, thuis of aangesloten bij een organisatie of vereniging al dan niet in groepsverband kiezen om op weekbasis iets te doen met kunst. Dat is mooi, want kunstbeoefening is een vorm van zinvolle vrijetijdsbesteding en stimuleert de innovatieve en creatieve vermogens van mensen. Vooral de Stichting Kunstzinnige Vormgeving Rotterdam (SKVR) als grootste aanbieder van schrijf-, dans-, theater-, en beeldende kunstcursussen, de consulenten (muziek en dans) die artistieke ontwikkeling in Rotterdam stimuleren en presentaties verzorgen en cultuurscouts die per deelgemeente signaleren en doorverwijzen, leggen de basis waardoor talloze theaterverenigingen, muziekcorpsen, drumbands, koren, dans- en theatergroepen en thuiskunstenaars aan de weg kunnen timmeren. De basis wordt versterkt door ondersteuners die zich richten op één discipline zoals het RcTH (Rotterdams Centrum voor Theater), de RVA (Rotterdamse Vereniging voor Amateurtheater) en Jeugdtheaterschool Hofplein.
De noodzaak wordt ook door de cijfers van COS (Centrum voor onderzoek en Statistiek) bevestigd in de Vrijetijdsomnibus 2005 'Rotterdammers en hun vrije tijd 2005', het onlangs door Kunstfactor gepubliceerde 'Amateurkunstbeleid is (n)iets voor amateurs' en het subsidieloket van de gemeente dat met regelmaat nee moet verkopen.

Geïsoleerd
De oorzaak van het geïsoleerde karakter van de sector ligt op verschillende vlakken en verschilt enigszins per discipline. Over het algemeen kan gezegd worden dat de Rotterdamse voorzieningen die alle disciplines bedienen en de opdracht hebben het veld te stimuleren te weinig samenwerken en er onvoldoende in slagen het veld te mobiliseren.
De ruggengraat van de sector, door de Raad de ‘basisstructuur’ genoemd, wordt gevormd door onder andere de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (kunstscholen en ondersteunende taak van het gehele veld) en de Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur (consulenten en cultuurscouts). De basis richt zich op álle disciplines en wordt op onderdelen aangevuld door (gesubsidieerde) organisaties en instellingen zoals bijvoorbeeld de Rotterdamse Vereniging voor Amateurtheater, het Rotterdams Centrum voor Theater, Jeugdtheater Hofplein, het HipHopHuis en Theater Zuidplein. De instellingen die de basisstructuur vormen bundelen hun krachten nog te weinig, is één van de conclusies.

Daarnaast is het verenigingsleven vrij in zichzelf gekeerd. Het ledenbestand van verenigingen en daarmee hun besturen en publiek zijn vaak homogeen samengesteld vanuit een bepaalde behoefte en vaak ook vanuit een bepaalde culturele identiteit. Of dit een directe oorzaak is van het gesegregeerde karakter in de sector voor wat betreft verenigingen is een kip-of-ei-kwestie. Feit blijft dat met uitzondering van verenigingen die voor een groot deel bestaan uit jongeren bijna alle etnische minderheden groepen en verenigingen koesteren in eigen kring, die voor het algemene publiek vrij onzichtbaar blijven. Niet iedere vereniging hoeft persé cultureel divers te zijn en/of nieuwe publieksgroepen op te zoeken. Dit hangt geheel af van missie, doelstelling en het feit of ze gesubsidieerd willen worden door de gemeente of niet. Veel van dergelijke verengingen hebben bestaansrecht vanuit gewoonten en tradities en worden volledig gefinancierd en gedragen door de eigen gemeenschap. Zoals de sasspeler die op elk huwelijk speelt. Hier doet artistieke kwaliteit er minder toe. De sasspeler moet er gewoon zijn omdat vanuit traditie een huwelijk zonder muziek ondenkbaar is.

Kwetsbaar
De kwetsbaarheid is volgens het advies te wijten aan bezuinigingen, gebrek aan smoel (lees zichtbaarheid), afstemming en regie. Het gevolg is dat met regelmaat verenigingen het loodje leggen en dat ledenbestanden krimpen en vergrijzen. Het aanbod in de sector en de mogelijkheden zijn divers, echter niet cultureel divers. Verenigingen werken met zeer uiteenlopende doelstellingen zoals enerzijds zinvolle vrijetijdsbesteding, maar ook versterking van geloofsovertuiging of het behoud van (immaterieel) erfgoed. Een paar voorbeelden ter verduidelijking: een shantikoor (zeemansliederen) past goed bij het profiel van zinvolle vrijetijdsbesteding én behoud van immaterieel erfgoed, een Turkse sasspeler bij traditie én het behoud van (immaterieel) erfgoed en een gospel/kerkkoor bij religie, traditie en het behoud van (immaterieel) erfgoed. Alle combinaties zijn mogelijk. Dit maakt de sector zeer gevarieerd en tegelijkertijd moeilijk grijpbaar. Twee onderzoeken gepubliceerd in 2002 en in 2005 respectievelijk getiteld: 'Who's afraid of ...?' Een onderzoek naar culturele diversiteit in het amateurtheater in negen steden in opdracht van Theaterwerk NL (Kunstfactor) en Kleurrijke Kunst, Onderzoek naar amateurkunstbeoefening door allochtonen tonen aan dat deze problematiek al geruime tijd op tafel ligt.

Actieplan Vrijetijdskunst
Dit alles heeft de RRKC doen besluiten het College te adviseren een actieplan vrijetijdskunst te starten. Dit past geheel bij de wens van het college om meer te doen aan participatie. Met een aantal aanbevelingen gaf de RRKC aan uit welke onderdelen het actieplan zou kunnen bestaan. De meest in het oog springende suggesties overstijgen het Rotterdamse belang en zijn in elke gemeente toepasbaar:

*Organiseer jaarlijks een uitmarkt vrijetijdskunst, waar alle verenigingen en instellingen zich kunnen presenteren, leden kunnen werven en kunnen netwerken. Bij grotere gemeentes is het aan te raden om een aantal uitmarkten op deelgemeenteniveau te organiseren.

*Zet een bestuursbank op gericht op het vergroten van kennis en diversiteit specifiek voor de vrijetijdssector. Naast nieuwe bestuurlijke aanwas worden zittende bestuurders ook in de gelegenheid gesteld een kwaliteitsslag te maken binnen hun vereniging. Een speciaal samengestelde cursus 'cultural governance' zoals het Atana-programma in Amsterdam zou hiervan deel uit kunnen maken.

*Richt speciale aandacht op vrijwilligers. Zonder hun werkzaamheden (van broodjes smeren op events tot aan het besturen van de vereniging) zou de sector niet kunnen bestaan. Deze functie van bruggenbouwer biedt nieuwe en nieuwere Nederlanders ook de kans om op elk gewenst niveau te participeren. Want cultureel burgerschap mag niet afhangen van de behoefte stem te geven aan eigen creërende behoefte. Zelf op het podium staan past niet bij ieder individu en druist soms in tegen normen en waarden. Participeren als vrijwilliger kan een mooi, semi-actief, alternatief zijn voor veel 'nieuwere' en 'oude' Rotterdammers die wel willen, maar niet weten hoe of nog niet behoren tot de gebruikelijke publieksgroepen van de verschillende uitingen van vrijetijdskunst.

'Alle wegen leiden naar...'

Kortom naar diversiteit leiden vele wegen en er is nog een wereld te winnen. Een belangrijke impuls zal zeer binnenkort komen vanuit het fonds voor cultuurparticipatie in oprichting. Bij dit fonds, een hervorming van het actieprogramma cultuurbereik en tegelijk een fusie met de regeling amateurkunst (FAPK) en de regeling cultuureducatie (Mondriaan Stichting), kan vanaf 2009 via provincie of gemeente een bijdrage gevraagd worden voor allerhande projecten op zowel meerjarige- als projectbasis. De speerpunten zoals geformuleerd op de website van het fonds www.cultuurparticipatie.nl, zijn cultuureducatie, amateurkunst en volkscultuur.

Belangrijker nog één van de thema's die het fonds gaat hanteren is diversiteit. Een positieve ontwikkeling die het veld, beleidsmakers en culturele burgers wellicht zal stimuleren de handen ineen te slaan.

Download hier Van stiefkind tot oogappel, over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid van Rotterdam.

Voor meer informatie: Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, Bart Krieger, beleidsadviseur bkrieger@rrkc.nl (010 433 58 33). Of kijk op www.rrkc.nl