Julian Schnabel (1951) werd in de jaren 80 bekend als schilder van het grote, expressionistische gebaar. Als eerste museum ter wereld presenteert het Fotomuseum Den Haag tachtig grootformaat polaroidfoto’s die een heel andere kant van hem tonen. Met zijn fotowerk neemt Schnabel de toeschouwer mee in zijn ateliers, naar zijn vrienden en familie. Het persoonlijke wordt kunst in zijn sfeervolle, bijna impressionistische beelden. Veel foto’s zijn in zwart-wit of sepia waardoor een nostalgische, bijna romantische sfeer overheerst, net als in de films die hij sinds de jaren 90 met veel succes regisseert, zoals Basquiat (1996) en The Diving Bell and the Butterfly (2007).
Tussen 2002 en 2006 fotografeerde Schnabel zijn directe omgeving met een zeldzame, handgemaakte polaroidcamera uit de jaren 70. Het bijzondere aan deze camera is het formaat: hij heeft de grootte van een ijskast en maakt direct-klaarfoto’s van circa 50 x 60 cm. Schnabel nam hem jaren lang met zich mee en portretteerde alles om hem heen dat hem interesseert; zijn familie en vrienden, zijn werken op tentoonstellingen in galeries of in zijn ateliers in Montauk, New York en de privé vertrekken van het Palazzo Chupi dat Schnabel zelf ontwierp en inrichtte in Manhattans ‘Lower West Side’.
Het meest indrukwekkend zijn de indringende zelfportretten en de portretten van zijn familie en vrienden, onder anderen Mickey Rourke, Christopher Walken en Lou Reed die zich ongedwongen laten fotograferen als ze bij Schnabel op bezoek zijn of wanneer ze samen iets ondernemen.
Fotograferen met een polaroidcamera wordt gezien als de meest pure vorm van fotograferen; iedere foto is uniek en op het moment dat je fotografeert verschijnt meteen de afdruk. Er kan niets aan veranderd of geknutseld worden in een donkere kamer of met photoshop. De karakteristieke kleuren, schaduwen en de nuances zijn niet te overtreffen door de digitale technieken van tegenwoordig. In sommige gevallen voegt Schnabel wel zelf iets toe aan de afbeelding en verft hij delen van foto’s over om een extra effect te bereiken. Een voorbeeld hiervan is de foto van hemzelf en Mickey Rourke waarin hij zichzelf helemaal satanrood heeft geschilderd en Rourke daarnaast afsteekt als een gezonde held.
Door met zijn foto’s naar zijn eigen leven te kijken, roept Schnabel fundamentele en existentiële vragen op over leven en dood. Niet alleen omdat sommige geportretteerden, zoals zijn vader en zijn vriend Tucker Geery, inmiddels zijn overleden, maar ook omdat een foto dat voorbije moment weer kan laten herleven. Het is een centraal thema in Schnabels werk; met zijn kunst verplaatst hij het verleden naar het heden en ontkent hiermee de werkelijkheid en de onvermijdelijkheid van de dood. Een ander voorbeeld hiervan zijn de polaroids van geesteszieken die Schnabel maakte van originele foto’s uit het eind van de negentiende eeuw. Door het maken van deze nieuwe opnames, transformeert hij deze mensen naar de eenentwintigste eeuw.