Kunstenaars en culturele instellingen hebben altijd een beroep gedaan op anderen om inkomsten te genereren of investeringen mogelijk te maken. Ze richtten en richten zich tot familie, vrienden, mecenassen en particuliere fondsen. In de laatste decennia kwamen daar sponsors, bedrijven en de overheid bij. De overheid is inmiddels uitgegroeid tot de belangrijkste financieringsbron voor kunst en cultuur. Er is een indrukwekkend stelsel van overheidssubsidies en -regelingen ontstaan, met een telkens terugkerende carrousel van subsidieaanvragen en de beoordeling daarvan.
Dit systeem van kunstfinanciering staat onder druk. Voor het eerst sinds lange tijd lijkt ook de kunst- en cultuursector niet te ontkomen aan de gevolgen van ingrijpende bezuinigingen op de overheidsfinanciën. Politieke partijen van links tot rechts zijn voorbij aan het taboe dat kunstsubsidies de dans moeten ontspringen. De publieke opinie schuift ook op. Een recente enquête van TNS NIPO wees uit dat 28 procent van de Nederlanders vindt dat er best mag worden bezuinigd op kunst en cultuur. Deze signalen dwingen de cultuursector anders na te denken over de manier waarop kunst en cultuur moeten worden gefinancierd.
Eric ziet dat er ruimte is voor een wereld waarin het moeizame huwelijk tussen kunst en overheid plaats maakt voor een vruchtbare relatie tussen de kunsten en verschillende financiers. Die rijker geschakeerde relatie biedt ruimte voor nieuwe partners. Banken kunnen een grotere rol spelen dan nu. Zij zijn in staat een belangrijke bijdrage te leveren aan de realisatie van culturele ambities.
Eric holterhues spreekt tijdens KJO - Money, money, money op 10 maart 2011
Bron Triodos Bank