Ik heb groot nieuws. Ik heb de opinietrend van het jaar ontsluierd: je moet vooral niks vinden. Dat zie je zowel in de doelstellingen van Politieke Junkies, als bij Abattoir De Balie, wat pretendeerde een expositie en avond “zonder moreel oordeel over het vlees eten” te worden, “maar wel een avond waarop we de verborgen consequentie van het eten van vlees zichtbaar en voelbaar maken”. Wil jij er een beetje bij horen? Zeg dan bij alles dat je objectief wilt zijn. Ben je ook nog kunstenaar, vertel dan dat je alleen maar de feiten wilde laten zien door middel van je kunstwerk en verder absoluut geen partij kiest. Dan ben je goed. Althans, dat vinden de meeste. Ik zal je honend achtervolgen want wat een onzin, die geveinsde objectiviteit en wat laf dat je niet gewoon ergens voor staat. Een onpartijdig karakter wordt te vaak als pluspunt genoemd. Natuurlijk is het goed om de dingen van verschillende kanten te bekijken, soms enkel te benoemen zoals ze zijn. Maar het moet niet de voorwaarde voor kwaliteit worden.
WAAROM HET STOM IS OM DAT TE WILLEN
Ten eerste is het niet mogelijk om helemaal objectief te zijn. Wij zijn nou eenmaal subjectieve wezens. Zelfs het nieuws is gekleurd, al willen we nog zo graag geloven dat we daar op kunnen vertrouwen. De aspiratie is dus utopisch maar wordt door onze cognitieve samenleving gesteund. Dat is tegenstrijdig.
Maar dat is niet alles. Ik vind het streven alleen al discutabel, wat zeg ik, ik vind het verwerpelijk. Dat ik dat vind, weet ik al een tijdje. Dat gehang in het veilige midden tussen twee uitersten moet gewoon een keertje klaar zijn, vond ik. Maar soms was ik het van het ene op het ander moment totaal met mijn eigen resoluut ingenomen standpunt oneens. Ik vloog dan over en weer tussen tegenpolen. Dat kostte bergen energie, want als je zo stellig bent, moet je wel met keiharde argumenten komen.
HET DAL VAN TWIJFELS
Op een gegeven moment veranderde er iets. Er groeide een dynamisch veld tussen het ene en het andere uiterste. De overgang was niet meer als een harde knip in een film, maar bestond uit ja-maren, kritische vragen en besluiteloosheid. Je zou kunnen zeggen dat de twijfel insloeg.
Ik ontdekte een wereld waar ik nog weinig voetsporen had achtergelaten. Het dal tussen piek ja en piek nee was een sprookjesbos vol verrassingen. Het vermogen om te twijfelen is een ver ondergewaardeerd talent, constateerde ik een paar honderd jaar na Descartes. Mijn omgeving vroeg echter om keuzes, maar zij doelde op de keuzes van het veilige midden. Mijn haat voor de beschermde omgeving van het midden werd groter. Ik moest denken aan het project ‘Ausländer Raus’ van Christoph Schlingensief, waarbinnen het niet helemaal duidelijk aan welke kant de kunstenaar zelf staat. Toch is hij niet laf te noemen. Hij kiest namelijk wel, maar durft te herpositioneren binnen zijn eigen project.
Zo kwam het dat ik mijn eigen twijfels begon te koesteren, ik wilde ze niet meer kwijt. Als ik lang achter elkaar hetzelfde over iets dacht, stoorde het me dat ik niet in verwarring werd gebracht door de andere kant en begon ik als een razende andere opinies tot me te nemen tot ik weer een lichte twijfel voelde groeien. Wel wilde ik de toppen aan weerszijden van het dal blijven beklimmen tot het koudste puntje.
Ook dat proces was op een gegeven moment toe aan reflectie. Ik werd een beetje bangig van al deze gedachten en kroop stil in een hoekje. Waarom was ik plotseling zo gelukkig met al mijn onzekerheden? Ik bleef nog een tijdje zitten snotteren en grienen als een klein kluizenaartje, maar toen ineens was het over. Ik vermande me want ineens wist ik: ik ben metamodernist.
AL TWEE POSTS VOOR MODERNISME
Robert Stadler maakte in Parijs een licht installatie in een kerk bestaande uit ronde bollen. Vanuit een punt in de kerk vormden ze een vraagteken, maar ze hingen niet boven elkaar. Dit betekende dat als je door de kerk ging lopen, de vorm die de bollen samen maakte, totaal veranderde en uit elkaar viel. Door rond te lopen kon je het vraagteken zelf nog bevragen. Is het wel een vraagteken? Dit werk is wat mij betreft noch geheel postmodernistisch, noch volledig metamodernistisch. Het symboliseert meer de overgangsperiode.
Het postmodernisme is op zijn eindje gekomen. De periode van de jaren tachtig en negentig die werd beheerst door ironie, tegenstrijdigheden, relativisme, twijfel en scepsis. Stuk voor stuk ideeën die van grote waarde kunnen zijn, maar in deze tijd werden geradicaliseerd. Daar zijn we klaar mee. Dat lijkt te betekenen dat we weer moeten weten wat we vinden, dat het gedaan is met de geïdealiseerde twijfel van de postmodernisten. Maar de ene twijfel is de andere niet.
Metamodernisten nemen wel stelling, maar blijven constant in beweging. Ze zijn niet dogmatisch, doch partijdig. Stellig twijfelen is beter dan in het grijze middengebied blijven zitten. Zij blijven niet hangen in twijfels om weg te kwijnen in uitzichtloosheid, maar kruipen telkens weer uit het dal als een enthousiaste jonge hond en nemen positie in zonder dominant of agressief te worden. De stelling laat ruimte voor nuancering en zelfkritiek, zonder dominant te worden. “Tussen zwijgen en brullen zit altijd de dialoog,” zei David van Reybrouck al.
Postmodernisten waren bang voor het oordeel van later. Metamodernisten durven zich te engageren en het weer ergens over te laten gaan. Je zult dan op dingen terug moeten komen die je eerst najaagde en soms de ideeën moeten bevechten waar je eerst nog vóór vocht. Je zult blauwtjes lopen, maar dat is niet verkeerd. Ergens op terugkomen is niet zwak, maar juist ongelooflijk stoer. Katinka Simonse a.k.a TINKEBELL. deed dit in haar Preek van de Leek. Ze vertelde hoe zij vroeger een oordeel velde over anderen, terwijl ze zichzelf te weinig had geïnformeerd en heel fel proclameerde dat zij een ‘bewuste vleeseter’ was. Maar, vertelde ze, zij was zich niet echt bewust, had zich alleen maar een voorstelling gemaakt bij het slachthuis. Toen ze zag hoe het er aan toe ging, werd ze vegetariër. Ook met bepaalde projecten die ze jaren geleden had gedaan, was ze het nu niet meer helemaal eens. Toch stond ze daar, en vertelde ons over haar ‘bekering’.
VOORUITGANG IS VOORUITGANG
Twijfel is het begin van kennis. Postmodernisten twijfelden aan alles, ook aan kennis omdat er geen duidelijk fundament voor is. Daarom was dit voor hen geen vooruitzicht om naar toe te leven. Je zou kunnen zeggen dat de wereld van een postmodernist vlak is. Voor een metamodernist is twijfel een tussenfase waarna er wordt gekozen. Maar deze stellingname is geen dogma. Volgens Robin van den Akker en Timotheus Vermeulen, de founding fathers van ‘Notes on Metamodernism’, is het enkel een uitnodiging voor een debat. Tijdelijkheid en veranderlijkheid staan centraal binnen de metamodernistische attitude. Juist het maken van beslissingen of rondbazuinen van een gedachte waar je later vreselijk spijt van hebt, kan veel meer opleveren dan een beetje in het midden van de uitersten blijven hangen en niet tijdelijk durven te kiezen. Hoe extremer, hoe meer kans op een gesprek en dus nieuwe input.
Metamodernisme is allesbehalve een tegenbeweging. Ze wil juist vooruit en ontkent daarbij niet het postmodernisme als vader. Geen middelvingergedrag zoals het postmodernisme tegen het modernisme deed. We herkennen ook de neoromantiek in het metamodernisme door haar geslinger tussen tegenpolen als natuur en cultuur, hoop en melancholie, ironie en enthousiasme, het mystieke en alledaagse, het eeuwige en vergankelijke. De wil om deze te verenigen creëert een spanningsveld vol twijfeljuweeltjes. De wetenschap dat ze hun doel nooit kunnen bereiken staat hen niet in de weg maar levert een prikkelende wereld op. We kennen allemaal Bas Jan Ader's vruchteloze pogingen om in te gaan tegen de zwaartekracht. Rationeel versus irrationeel. De foto’s van Gregory Crewdson zijn op het eerste gezicht een weergave van cultuur, maar blijken gestuurd te worden door het primitieve. Olafur Eliassons maakt iets alledaags als een raam tot een mystiek object door dit te projecteren op een blinde muur.
Wanneer ik mijn eigen gehop van het ene naar het andere uiterste probeer te verklaren, denk ik juist ook wel eens aan het hoefijzermodel. Dit is eigenlijk een systeem uit de politiek waarbij extreem recht en extreem links dichter bij elkaar liggen dan de gematigde varianten, maar dit principe van uitersten die dicht bij elkaar liggen, is misschien ook wel toepasbaar op andere gebieden.
MISSCHIEN BEN IK ER GEEN (maar dat bevestigt mijn gelijk)
Ik ben nog een groentje binnen deze stroming. Ik weet nog niet eens wie mijn mede-meta’s precies zijn en hoe ik ze kan herkennen. En hoe ze zich in het gewone leven gedragen. Maar toch. Een goeddunken voor mijn twijfels. Wat is het fijn om een metamodernist te zijn.