Onderzoekslab Vrijstaat
Het was een cadeaueditie, de vierentwintigste Talk of the Town met als onderwerp Onderzoekslab Vrijstraat, kondigde presentator Ruben Maes aan. Na twee uur praten moesten de mensen van het onderzoekslab naar huis gaan met een schatkist vol waardevolle informatie en ideeën. Het Onderzoekslab Vrijstaat is een van de zeven onderzoekslabs die opgericht zijn door Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol.
“Ze voorzag in deze crisistijd een verloren generatie aan architecten en stedenbouwkundigen,” zegt architect Eric Frijters, één van de mentoren van Onderzoekslab Vrijstaat. De Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) is medeopdrachtgever van het Vrijstaatslab.
Maes begint de avond door eerst eens helder te krijgen wat dat nou is, dat lab. Langzaam en via allerlei monden in de zaal wordt het duidelijk. Het lab bestaat uit een groep van nu nog acht jonge architecten die wekelijks onbezoldigd op donderdag en vrijdag bijeen komen in de Zuiderkerk om daar binnen drie maanden - eind juni moet er een rapport zijn - antwoorden te vinden op de vraag die door DRO en de Rijksbouwmeester gesteld is. En die vraag, vertelt Frijters, luidt: “Hoe kan particulier initiatief bijdragen aan de kwaliteitsstrategie van de overheid voor stedelijke ontwikkeling?” Eerst is de groep bezig gegaan met bepalen wat particulier initiatief is, zegt Frijters. “We gaan er nu vanuit dat particulier initiatief voor een project, initiatieven zijn van mensen en groepen die er ook eindgebruiker van zijn.” Nu is het lab aan het kijken of ze uit bestaande cases methodes kunnen destilleren die werken. “Wat we straks op tafel willen leggen is een soort handleiding voor verschillende scenario’s: als je het zo aanpakt, komt dit eruit.”
"Waarom is particulier initiatief eigenlijk van belang," wil Maes nog weten voor hij de mentor terug stuurt naar zijn plekje in de zaal. “Omdat particulier initiatief zorgt voor duurzame plannen. Plannen van stedenbouwkundigen leveren projectie op: wij denken dat jullie dit nodig hebben.”
Zef Hemel, adjunct-directeur DRO, mag in de spotlights komen staan. Hij vertelt dat de Dienst het vak wil vernieuwen, nieuwe manieren van ontwikkelen wil zoeken. Hij vertelt over de Vrijstaattentoonstelling die DRO vorig jaar organiseerde, waarin burgers hun plannen en dromen voor de ontwikkeling van de stad konden laten zien. Hij schets de geschiedenis van initiatief van ontwikkeling. “Honderd jaar geleden kwamen de corporaties, die gingen grote gebieden van de stad ontwikkelen. Twintig jaar geleden kwamen daar commerciële ontwikkelaars bij. Daar zijn we nu ook een beetje mee uitgepraat.” Participatie, dat gebeurt sinds de jaren zestig al. Inspraak, burgers laten meedenken. Maar dat meepraten gebeurde altijd met als basis een plan dat er al lag. En dan was het ‘dank u wel, we nemen het mee’. Dat moet volgens Hemel anders. “Je moet echt op nul beginnen. Niet met een plannetje al in je achterzak.” De angst dat mensen alleen vanuit hun eigen belang denken, iets wat Frijters al aanstipte, is volgens Hemel ongegrond. Belangrijk in het proces van ontwikkelen samen met burgers is improvisatie, zegt Hemel.
Hans Vermeulen, van DUS architects, is het daarmee eens. Hij geeft een presentatie over zijn bureau dat gespecialiseerd is in public architecture, ontwerpen met sociaal belang. In zijn presentatie komt een voorbeeld voorbij uit Almere, waarbij DUS een project had ontworpen met toekomstige bewoners maar een ontwikkelaar het niet aandurfde. Weg dus met die ontwikkelaars, vindt iemand uit de zaal. “Als burgers zelf kunnen bouwen, wordt alles ook goedkoper. Want dan hoeven al die dure mensen in dienst van die ontwikkelaar, niet betaald te worden.”
Hemel zegt dat ook hij liefst meer zaken direct met burgers doet. Het Steigereiland op IJburg is op die manier gebouwd. “Ik ben in gesprek met de gemeente om nieuwe financiële constructies te verzinnen om dit soort initiatieven beter mogelijk te maken.”
Jaja, mooie woorden, denken een paar mensen in het publiek. “Er zijn partijen die op dit moment erover denken om hun ontwikkelrechten terug te geven aan de gemeente, omdat ze te kostbaar zijn en ze er niets mee gaan doen,” weet iemand. “Dat is uniek. Die ontwikkelingsrechten zou de gemeente aan burgers kunnen uitgeven.” Hemel zegt wel te willen. “Maar de gemeente zit ook krap bij kas. En wil dus liefst snel geld van een grote ontwikkelaar.”
Een ander weet dat er nieuwe besprekingen aankomen met corporaties, iets wat eens in de zoveel jaar gebeurt. “Dan worden er weer grote gebieden vergeven. En dan kunnen particulieren het weer voor een paar jaar vergeten. De gemeente zou ervoor moeten zorgen dat particulieren ook meedingen naar die gebieden. En zelf al symposia met architecten en particuliere initiatieven moeten organiseren voordat die verdeling plaatsvindt.” Hemel knikt geïnteresseerd.
Eva de Klerk, projectbooster en onder meer betrokken geweest bij de ontwikkeling van het NDSM-terrein, vindt dat de gemeente beter moet kijken naar de initiatieven die er zijn. “Er staan ongelofelijk veel mensen te trappelen om zelf te ontwikkelen. Nu zijn die partijen vaak gedwongen om tijdelijk een pand op te hippen voor een corporatie en dan kunnen ze weer moven.”
Frijters, de mentor van het lab, wil van zijn opdrachtgever Hemel weten waartoe de bijeenkomsten dienen die het onderzoekslab organiseert met ‘stakeholders’ van de Oostelijke binnenstad, mensen die belangen hebben bij het onderzoeksgebied. Bewoners, toekomstige bewoners, gebruikers, architecten et cetera. “Zeg me Zef, is het nou de bedoeling dat er iets van de plannen die daar gemaakt worden ook daadwerkelijk uitkomt?” Hemel ambtelijk: “Dat zou best eens heel goed mogelijk kunnen zijn.” Frijters heft zijn handen ten hemel, de zaal grinnikt. En Maes vat het even samen: “We nemen het mee, dank u wel.”