Vier welgestelde vrouwen bespreken de Libanese burgeroorlog aan een koffietafel met bonbons, ze kakelen aan een stuk door elkaar en bootsen de geluiden van bommen en raketten na, ze hebben slaap-en zenuwproblemen... ‘in de oorlog viel je vanzelf af’ lacht er een, ‘... eigenlijk geeft niets plezier – het is gewoon eten en drinken, als bij de dieren’.
Een man kijkt vanuit het raam van zijn flat. In 1979 komt er een optocht langs en schuifelt een oude vrouw met haar stok voorbij; in 1980 parkeert een tandarts zijn auto en ziet hij de buurman met wie hij schaakt; in ’83 is het krisis, zijn er de melisja’s en waar is de mayday parade? Die marcheerde altijd van rechts naar links, nu trekken ze van links naar rechts voorbij.
Gezichten in close up zingen zelfgemaakte liederen over wat hen overkwam. ‘Oh man, caramba’, mensen renden uit hun huizen, paramilitairen met hun geweren, en een raket viel op een kerk vol mensen ‘ ik kan niet geloven, noch kan ik het me voorstellen dat zoiets in Bojaya kon gebeuren’zingt een man met wijdopen ogen.
Een ex-astronaut voelde zich in de ruimte meer thuis dan op aarde, daar werd hij zich past echt bewust, van niets. Het is een kunst om je lichaam los te laten, hij voelde zich uit moleculen bestaan en gaf zich over aan het donker en de stilte. Maar nu gaat hij zich nog één keer opnieuw uitvinden: ‘...art is a bigger challenge than being in space... actually space is quite small... I’m gonna do beauty, it’s my calling, as once space – where else do you want to end up with than with beauty’.
Een Amerikaanse militair die in Afghanistan heeft gevochten, poseert voor een fotograaf en maakt in de auto ruzie met zijn niet-blanke vriendin over het feit dat zij zich ineens één voelt met de Amerikanen, terwijl ze zou moeten weten dat die Amerikanen niets van haar soort moesten hebben vóór 11 sepember, dus waarom zou ze nu hun hand vast houden. Hij mist een been en vloekt op alles.
In het Palestinahotel in Bagdad, waar de journalisten logeren, speelt een Irakese pianist Moments Musicaux van Schubert.
Een fotograaf zegt, terwijl hij een huilende familie bij een dode vastlegt: ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik mijzelf in zo’n situatie zou laten fotograferen’.
Een groepje Irakezen zegt: ‘Het interesseert ons niet wie ons regeert, we willen gewoon vrede en veiligheid’.
Een Rus fantaseert over de ruimte, over de snelheid van het licht, over sterren en explosies, en sleept machineonderdelen zijn tuin in, waar hij werkt aan een vliegtuigje. Meisjes met blonde staartjes kijken toe, ééntje danst langzaam en twijfelachtig een soort cheerleader -dans, en jongens trekken een geit door de modder. Naast het standbeeld van Marx (zijn hoofd ligt naast de sokkel) wordt het vliegtuigje gezegend, het rijdt weg, komt even los van de grond, buigt dan af en stort neer, een vleugel breekt. ‘I want to fly, high, up in the air, it must be such a joy’ houdt de man vol en hij kijkt naar de lucht.
In de Afghaanse bergen hijsen mannen een auto zonder wielen op de rug van een kameel.
Een dik geworden Weense man die na dertig jaar heeft besloten zijn toupet niet meer te dragen, begint zijn homemovie met een tevreden gang door zijn huis waarin alles voor hem van grote waarde is - zijn tv’s, boeken, aquarium, zijn badkamer en zijn diepvrieskast waar een heel varken in past - waarna hij geleidelijk de hele Oostenrijkse situatie en eigenlijk het totale leven betreurt. Hij vindt het jammer dat je tegenwoordig al zo gauw een nazi genoemd wordt. Hij schrijft ook gedichten, bijvoorbeeld over de liefde tussen een heel jong meisje en hem, die hij voorleest met een hoed op.
Een jongen bekent zijn geheim: j’ai peur de la mort.
De filmmaakster bloost, ze verstond: j’ai peur de l’amour.
Een fillmmaker moet van een andere filmmaker zijn oude film opnieuw maken, onder extreme obstructies.
‘What is the perfect human thinking?’
‘Happiness, love, death.’
‘Today I experienced something that I hope to understand in a few days’.
Een winkeldievegge praat alsof ze van adel is en argumenteert op het politiebureau beter dan de agent.
‘America always had class conflicts – there is no such thing as national interest.’
Een Arabische jongen in Tel Aviv die op straat prostitueerde en van de tuchtschool is weggelopen: ‘I am bad.’
‘No, you’re a good boy, reality made you bad.’
‘Right, reality’
‘When are we gonna live our lives?’ vraagt zijn Israelische vriend.
‘When god dies.’
Een filmmaakster rijdt na 11 september van California terug naar haar woonplaats New York en maakt onderweg vele tussenstops om de stemming te peilen. Ze neemt les op een schietschool waar ze moet richten op een portret van Osama Bin Laden. Ze lacht nerveus, het geeft haar ‘wel een lekker gevoel.’
Op de vraag ‘Wat zou je doen als je opnieuw geboren zou worden’ antwoordt een oude Poolse man dat hij daar over na zal denken en ‘anders vraag ik het Anja, misschien weet zij het.’ Hij laat een blauwe ballon uit zijn vingers glippen, hij vliegt erachter aan, de straat op, een auto ontwijkt ‘m nog net, de ballon daalt neer op de stenen, een volgende auto remt abrupt en komt tot stilstand vlak voor de ballon.
‘Ik heb twee ballen, en maar één lul, dat is mijn probleem’ zegt een man met ontbloot bovenlijf, zittend op een boomstronk met een keukenmes in zijn hand.
Iemand leest een liefdesbrief voor: ‘Het moment van liefde, daar ligt de dood altijd direct naast.’
‘I love to look at things, just staring, how other people perceive.’
‘Editing is a reflection of that we are not living in a lineair world.’
‘As soon as you open your eyes, you’re editing.’
Een man in een psychiatrische inrichting zegt in de camera: ’Thanks, the eye is watching me!’ Een oude vrouw schreeuwt tegen de geluidsvrouw dat ze eens een fatsoenlijke baan moet gaan zoeken. Een man draait een kraan eindeloos lang open dicht open dicht open dicht open...dicht. Een man marcheert een gang op en neer en houdt stil om op te merken dat het ‘parapazzi’ zijn.
Een meisje zit in een baljurk op haar bed, achter haar hangt een puzzellandschap aan de muur. Ze praat over haar verwachtingen van de avond van het schoolbal. Een jongen kleedt zich met zichtbare twijfel over wat het worden moet. Ouderen dansen dronken van de sekt de ene vogeltjesdans na de andere. De notaris spreekt plechtig over het belang van dit evenement, de betekenis voor de school en de hele gemeenschap.
Twee meisjes in een fabriek slaan elkaar op de kont en slaan dan hun handen voor hun mond als ze de camera ontdekken.
‘De zin van het leven? Je wordt geboren, en dan ga je dood.’
Een meisje dat voor een stapel truien staat die ze moet vouwen, licht er een van de stapel op en toont het exemplaar alsof ze het aanprijst. Enkele jaren later doet ze het zelfde, op een andere plek, met een ander kledingstuk. Na de val van de muur is er minder werk. Een vrouw zegt bang te zijn voor het westen. De vrouw van de pullovers showt nu een cake en een appeltaart boven het vriesvak in een supermarkt.
Een jongleur vertelt dat hij zich nooit realiseerde dat zijn grootouders de ouders van zijn ouders waren. ‘Communicatie is niet iets voor mij, dat is raar, maar ik moet het accepteren.’ Als je vrijheid eenmaal hebt ontdekt, dan is er niets meer dat nog volgt.
Hij maakte steeds meer en complexere logische structuren, draaide erin door. Jongleren kalmeert hem.
Bij een zelfmoordaanslag ontplofte een bus. Een meisje zegt ‘... en toen voelde ik mezelf wegvliegen, ik vloog door de lucht en kwam neer op een lichaam zonder hoofd’.
Een man die alleen op reis ging voelde zich na een tijd zo eenzaam dat hij begon te lachen tegen vreemden. Ooit filmde hij zijn grootmoeder, ze was blind en na een lange stilte vroeg ze: ‘ben je daar nog?’. Hij schaamde zich dat hij zich meer op het filmen dan op zijn grootmoeder concentreerde. Later ontmoet hij een oude vrouw die vertelt dat ze een aangenaam leven heeft gehad en dat ze nu wel wil sterven, maar nee, eerst moeten we vervallen, aftakelen, we kunnen niet gewoon gaan, we moeten wachten.
Bunuel vindt dat je de dingen waar je van houdt en de dingen waar je niet van houdt moet opschrijven.
‘Niets is lelijk. Je kunt misschien ergens niet van houden, maar er bestaat niet zoiets als lelijk of mooi’, zegt een man die naar folkloristische dansen in de Zwitserse alpen kijkt.
In een Cubaans warenhuis heerst rationele distributie, er bestaan regels volgens welke iedereen een afgemeten hoeveelheid sokken, schoenen, jurken of onderbroeken mag kopen. Op de afdeling make-up zijn alleen drie objecten van papier maché te koop, een huisje, een klok en een zwaan. De zwaan is verreweg het populairst.
Mannen slaan zichzelf, op hun borst en op het hoofd, en bewegen in een hypnotiserend ritme door de straat die gevuld is met blote bovenlichamen, ze zingen ‘Abas o Abas, Ali Al Akbar’, in een optocht door de straten van een stad in Libanon. Gilles Deleuze legt uit wat Lament en Elegy willen zeggen:’What’s happening to me, is too big for me. Too big for me. Happily or unhappily.’Soms klagen we zonder te weten wat we eigenlijk bedoelen, we klagen over een bepaalde pijn, maar misschien is het meer klagen om het klagen, zit er een andere pijn achter, die te groot is om te benoemen. En Derrida prevelt , altijd snel genoeg om het niet helemaal te kunnen volgen, over de hand die het oog bedekt, het oog dat niet meer ziet maar huilt, en over de tranen die zien. Studenten leren dat Nietzsche over het vergeten zei dat het niet passief is, het is een actieve vorm van onderdrukking. ‘How much blood and cruelty lies at the bottom of all good things, for example: a promise.
‘We are a person’, zegt een vertegenwoordiger van een corporatie. De econoom Friedman legt de rol van ‘de derde’ uit aan de hand van een slapstickscène waarin iemand een taart naar x gooit die bukt zodat y ‘m in zijn gezicht krijgt.
Een gevluchte Irakees kijkt op televisie naar opnamen van Karbala, de stad waar hij vandaan kwam en waarover hij praat als over een kunstwerk, de structuur van de stad als een gedicht, en de tv tettert ‘Karbala is completely raised to the ground.’
Een 98-jarige ex-stewardess die overal geweest is, zegt alles te bewaren, dia’s, beeldjes, kaarten, geluidsopnamen, maar haar huis begint vol te raken, en ze kan het aan niemand doorgeven.
‘Door te bewaren en te onthouden breng je een lijn aan, probeer je zin te geven aan het ‘nu’, zodat het niet vluchtig is... je verzamelt en ordent omdat je bang bent dat je leven verwijnt, dat je oplost’ zegt de voice over.
Een vrouw herkent zichzelf niet op een foto, en ze mompelt, mijn vader ja, altijd...
later, als ik klein ben, later.
In Pessac wordt jaarlijks een rozenkoningin gekozen. Mannen en een enkele vrouw van de gemeente mogen elk een kanditate voorstellen. Het moet een meisje zijn dat mooi is, maar vooral een meisje dat het goede voorbeeld geeft, een meisje met een zuivere moraal. Een dilemma ontstaat wanneer een kandiate uit een gezin komt dat niet helemaal spoort. Een drinkende vader of moeder en zussen die ongetrouwd zwanger raakten. ‘Het is een gewetensvraag, maar als het echt een bijzonder meisje is, verdient ze het, om onze rozenkoningin te worden. Ze wordt het niet. Elf jaar later, volgen we dezelfde procedure van verkiezing tot kroning met toespraken en preek: ‘de wereld is een bouwplaats, niets komt uit de hemel vallen, we moeten de wereld veranderen, dus moeten we onszelf veranderen.’ De rozenkoningin van dat jaar staat er zwijgend bij.
Bij een checkpoint wil een vader met zijn zieke zoontje ‘erdoor’, maar de soldaat verdenkt de man ervan dat hij zijn zoon gebruikt om hem te misleiden. Hij probeert aan de jongen zelf te vragen of hij wel echt ziek is, maar kan de woorden niet vinden. Hoe zeg je ‘hurt’, vraagt hij aan andere soldaat, ‘hurt, eh, taliban?’ ‘Nee, ta’aban.’
Ergens anders zegt een Israelische soldaat: ‘Make me look good.’
‘How can I make you look good?’
‘Blame it on the higher ranks, not on me.’
Een verwarde oude man met een lange sjaal om zijn hoofd: ‘I like in a soldier exactly to my eyes - I like in a soldier exactly to my eyes’... Bij een van de andere checkpoints langs de gazastrook waar tientallen mannen en vrouwen al een paar uur zinloos wachten voor ze doorgang krijgen, ontstaat een gevecht tussen de Palestijnse mannen die beginnen met het gooien van sneeuwballen en de soldaten gooien terug onder uitgelaten gejoel.
Een man die wist dat hij binnenkort zou sterven aan aids zei: ‘I’m not much a participant of life anymore, I’ve become a viewer.’
‘What’s the answer’, vroeg iemand bij het sterfbed van haar geliefde, Gertude Stein, die daarop antwoordde: ‘What’s the question?’