Wat viel je op tijdens de bijeenkomsten?
‘Het viel mij op dat een aantal mensen niet overlopen van kennis terwijl anderen heel veel kennis hebben over hoe je culturele diversiteit kunt bereiken in de programmering. Er waren ook organisaties die weinig over het onderwerp hadden nagedacht. Er was vaak weinig visie. Daar had ik toch meer van verwacht.
Sommige organisaties namen in het begin ook nauwelijks actief deel aan de bijeenkomsten, waardoor de gelegenheid om interne kwesties te bespreken zich amper voordeed. Er was nauwelijks sprake van enig sharing op dit vlak bij die organisaties. Het geeft aan dat je niet op een gezamenlijk vertrouwensniveau zit. Dat heeft ook te maken met de concurrentiepositie die men heeft ten opzichte van elkaar. Een organisatie als de Stadsschouwburg Utrecht daarentegen was veel opener in hun manier van opereren. Ik denk dat er veel meer kennis bij de organisaties aanwezig is, dan is opgehaald tijdens de bijeenkomsten.
Aan de andere kant zag ik ook dat er veel bereidheid was om meer te doen aan het onderwerp. De vraag was dan wel wat het concreet opleverde. Bij die vertaalslag van intentie naar de werkpraktijk was de input van Netwerk CS heel verrijkend.’
Wat is jouw grootste belemmering in het realiseren van je programmering?
‘Ik moet goed op de hoogte zijn van het aanbod en ik moet goede plekken vinden om het te laten zien. Mijn projecten worden vaak op korte termijn gerealiseerd. Dan krijg je te maken met de jaarplanning van podia. Vanuit Kosmopolis werken wij wel met meerdere partners en locaties. Maar het kunnen vinden van locaties blijkt belangrijker dan ik had gedacht.’
Wat hebben de bijeenkomsten je opgeleverd?
‘De bijeenkomst met Erwin Jans, schrijver van het boek Interculturele intoxicaties, heeft mij zeker geïnspireerd. Wat betreft samenwerking met andere organisaties. Ik had wel al lijntjes lopen met organisaties en instellingen. Die banden zijn verstevigd. Ik kan mij voorstellen dat wij als groep meer kunnen beginnen vooral op het gebied van het formuleren van ambities voor de stad. Je moet de band wel levend houden. Daar ben ik niet per se gerust op, daar heb je nog meer stappen voor nodig.
Culturele diversiteit wordt nog niet als een urgentie gevoeld. Er is soms nog wat schroom ten aanzien van dit thema. Wat ik in dat verband wel als winstpunt zie, is dat sommige organisaties het niet meer als een politiek correct onderwerp benaderen; de erkenning dat culturele diversiteit een belangrijk onderwerp is dat je mag benoemen, waarvoor je ook mag uitkomen en waar je voor staat. Die verandering in houding zag ik wel bij sommigen.’