Wanneer mijn bovenbuur de wc doortrekt, klinkt in mijn woning het geluid van een kleine damdoorbraak. Mijn bezoek kijkt altijd geschrokken naar de muur, waar het water met veel kabaal doorheen klettert. Ook ik moest eraan wennen. Het stoorde me, deze ouderwetse constructie van lawaaierige leidingen en dunne muren. Telkens werd ik herinnerd aan de opeenstapeling van krappe woningen die mijn jaren vijftig flat in feite is; een mierenhoop van poepende en plassende huurders met lage eisen.
Het voelt ouderwets, een beetje krakkemikkig, een flat die zijn technische geraamte zo aan je opdringt. Moderne woningen geven veel minder weg van de infrastructuur die hen draaiende houdt. Door nieuwe kennis en materialen heeft techniek zich door de jaren steeds beter kunnen verhullen, in muren en onder de grond; maar ook onder motorkappen, in computerkasten - of zelfs ‘in de lucht’, zoals mobiel internet. Een technische verhulling van techniek, zo je wilt. Brommende generatoren, zoemende air conditioning; we associëren het met derdewereldsteden, waar internet- en telefoonkabels in grote bundels langs de gevels hangen. In onze eigen moderne en geordende steden worden we met dergelijke ongemakken niet meer geconfronteerd - of alleen als we daar bewust voor hebben gekozen, zoals in hippe industriële winkelpanden en horecazaken.
Om terug te komen op mijn doortrekkende bovenbuur: riolering vormt een vroeg en grootschalig voorbeeld van deze technische verhulling van techniek. Eind negentiende en begin twintigste eeuw werden de open riolen langs de weg overdekt of weggehaald; grachten werden gedempt en ook de ‘strontkarren’ reden steeds minder door de straten. Poep en plas verdwenen uit het zicht en de reuk, net als de techniek die dat mogelijk maakte. Met andere woorden: de moderne stedelijke ervaring, waarin onze uitwerpselen een marginale rol spelen, werd mogelijk gemaakt door een technische infrastructuur die evenzeer buiten die ervaring lag.
Eén onderdeel van de infrastructuur van poep kon echter niet geheel worden verborgen: de wc. Want hoe ver de moderne techniek ook was gevorderd, het poepen - de overgang tussen spijsvertering en riolering - bleef een lichamelijke aangelegenheid. Waar de techniek wel voor kon worden ingezet, was de nauwkeurige vormgeving van dit gevaarlijke overgangsstadium: wc’s en badkamers zijn fel belicht en grotendeels wit, zodat viezigheid direct kan worden getraceerd - en vervolgens gemakkelijk van het gladde keramiek kan worden verwijderd. Daarmee is ook deze overgangsruimte enigszins onder controle gebracht; zo lang er geen viezigheid te zien is, kan men zich veilig en hygiënisch ontlasten.
Technische ingrepen in huis en in de stad zijn behalve praktisch dus ook bepalend voor onze waarneming. De vormgeving van techniek is een constant spel van zichtbaarheid en onzichtbaarheid, van horen en niet-horen, van geur en het ontbreken daarvan. Het is dus zowel de fysieke omgeving als onze ervaring van die omgeving die door technologie wordt gevormd. En hoewel die technologie daarvoor bepalend is, verdwijnt de technische infrastructuur steeds meer uit die moderne ervaring. Het waarnemen van pijpleidingen in mijn woning beschouw ik dan al snel als ‘ouderwets’.
Het riool is slechts één van vele voorbeelden van dat technologische spel van waarneming; een vroeg stadium in een ontwikkeling die terug te zien is in alle moderne technische snufjes waarmee we ons omringen. Moderne auto’s voelen in de eenentwintigste eeuw al minder als hardwerkende en energieslurpende machines dan voorheen; in de cabine is de motor nauwelijks nog hoorbaar - laat staan ruikbaar - en wordt onze rijervaring comfortabel gemaakt door rembekrachtiging, stoelverwarming en een boordcomputer. Smartphones laten al helemaal weinig van hun technische werking raden: alles is erop ingesteld de gebruiker een frictieloze ervaring te geven, zich te laten verliezen in het magische schermpje dat toegang biedt tot een wereld waarin draadjes en chips geen rol spelen. Fijn, die afleiding, tijdens het poepen.
Bibliografie
Corbin, Alain, Pestdamp en bloesemgeur. Een geschiedenis van de reuk (Nijmegen 1986).
Corbin, Alain, Time, desire and horror. Towards a history of the senses (Cambridge 1995).
Latour, Bruno, We have never been modern (Cambridge 1993).
Lintsen, Harry, Wat is techniek? Een geschiedenis van menselijke secreten en discrete technieken (Eindhoven 1992).
Otter, Chris, The Victorian eye. A political history of light and vision in Britain, 1800-1910 (Chicago 2008).