Alle kunstenaars in de tentoonstelling zijn opgeleid binnen de Westerse kunsttraditie van ná het modernisme en het conceptualisme en dit gegeven komt duidelijk naar voren in hun werk. Maar ook tuigen ze elk het begrip van de hedendaagse kunstpraktijk op, door het produceren van werk waarin zij refereren naar overduidelijke ‘non Westerse' vormen en tradities.
Voortbordurend op traditionele patronen, decoratieve vormen en zelfs kostuumtradities, bouwen ze zo een discours op, waarin de visuele betekenis tegelijkertijd refereert aan de canon van westerse hedendaagse kunst en aan iets dat we meteen herkennen als afkomstig van buiten westerse culturele tradities.