Het was weer helemaal een Netwerk CS bijeenkomst: levendige discussies over diversiteit in kunst & cultuur, naarstig netwerkende deelnemers, maar ook: live muziek, goed eten, een melige dj, en een eerste kennismaking met de geheel verbouwde Haagse poptempel ‘Paard van Troje’, waar Netwerk CS op 27 november 2003 haar tweede Estafette organiseerde.
Vele onderwerpen kwamen tijdens workshops en plenaire sessies aan bod, waarbij drie thema’s eruit sprongen: het bereiken van nieuwe doelgroepen, diversiteitsmanagement binnen de eigen organisatie, en de discussie over artistieke kwaliteit.
nieuwe doelgroepen: spotjes op de Turkse tv?
Als het over diversiteit gaat, gaat het vrijwel altijd over de vraag: ‘hoe bereik ik nieuwe doelgroepen?’ Voor Abdel Chraou, medeoprichter van Succes Marketing en Productions, is dit vrij eenvoudig: ‘laat je ondersteunen door professionals die de betreffende doelgroep goed kennen.’ In meerdere workshops kwam het onderwerp ter sprake, en steeds werd benadrukt dat het kennen van de juiste contactpersonen, ‘sleutelfiguren’, erg handig is om nieuwe groepen te bereiken.
Henca Maduro, oprichter van de Stichting Epitome Entertainment, geeft op dit gebied adviezen aan theaters, met name hoe ze de ‘urban jongeren’ kunnen bereiken. Steevast worden daarbij jongeren uit de doelgroep zelf ingezet, bijvoorbeeld in een promotieteam. Het mond-op-mond circuit blijkt vaak nou eenmaal het beste te werken. Op deze wijze werd de door Epitome Entertainment georganiseerde TalentNight een groot succes, zowel in het bereiken van het publiek, als in het werven van de getalenteerde deelnemers. Jammer is dat de theaters waar de TalentNight plaatsvond, nog weinig belangstelling hebben getoond voor het promotieteam en het inmiddels opgebouwde adressenbestand. Iemand stelt de vraag of de reguliere theaters ‘urban’ misschien nog steeds een beetje eng vinden...
Ook Michael Kamp, directeur van theater De Cameleon, ziet het belang van het kennen van de juiste personen. Hij organiseerde een festival genaamd Oud West, Thuis Best, met Turkse, Koerdische en Nederlandse voorstellingen. Cruciaal daarbij is dat de artiesten en gezelschappen die je programmeert, ook populair zijn onder de doelgroep die je wilt bereiken. Ook is het nooit weg om op onderzoeksreis te gaan. Je komt op die manier veel meer te weten dan wanneer je in Nederland blijft afwachten. Kamp deelde bovendien met de deelnemers een groot aantal praktische tips voor het succesvol organiseren van een intercultureel festival.
In het oog sprong een marketingmethode die Paradiso ooit heeft toegepast. Om potentiële bezoekers met een Turkse achtergrond te bereiken, zo vertelde adjunct-directeur Geert van Itallie, is in het verleden reclame gemaakt op een Turkse televisiezender die in Nederland via de schotel te ontvangen is. Met succes, want de beoogde doelgroep kwam inderdaad opdagen.
Paradiso is zeer actief wat betreft het bereiken van nieuwe publieksgroepen. Lastig daarbij is dat ze geen programmeurs hebben met bijvoorbeeld een Marokkaanse achtergrond. Ze werken daarom actief samen met externe partijen, zoals met het Marokkaans-Nederlandse bureau Marmoucha. Verder benadrukte Van Itallie het belang van samenwerking tussen programmeurs en marketingmedewerkers, juist als je succesvol cultureel divers wilt programmeren.
diversiteitsmanagement: ‘Misschien moet je een tijdje niets doen’
Diversiteit is meer dan het verjongen en verkleuren van je publiek; vaak moet je ook iets doen aan je personeelsbestand. Rudi Pinas werkt bij Gonini Consultancy – een bureau gespecialiseerd in divers personeelsbeleid – en gaf een workshop over werving, selectie en behoud van divers personeel. Voor werving en selectie is het ook hier weer belangrijk om de juiste mensen te kennen; werving via-via kost weliswaar het meeste werk, maar levert ook het meeste op.
Allochtone werknemers behouden voor je organisatie is soms lastig. Niet iedereen stelt zich open voor andere culturen, wat trouwens voor beide partijen kan gelden. Openheid voor elkaar en elkaars cultuur is en blijft het belangrijkste recept voor intercultureel succes. Verder is het niet slim steeds te benadrukken dat iemand een allochtone werknemer is, de persoon in kwestie moet gewoon worden gezien als een van de werknemers, maar dan met een andere achtergrond. Een vraag of de Nederlandse vergadercultuur allochtonen wellicht afschrikt, wordt lachend beantwoord met de mededeling dat er ook in Suriname erg veel wordt vergaderd!
Vaak loopt de wens van meer diversiteit stuk op onwillig of inactief management. Als leidinggevenden en de directie zich niet laten overtuigen van het nut van diversiteit, dan blijkt het vaak moeilijk om iets voor mekaar te krijgen op dit gebied. Tijdens de workshop van Mavis Carrilho, directeur van het Amsterdamse adviesbureau i-Nova, kwam dit probleem sterk naar voren. Bertien Minco, werkzaam bij het bureau Beeldvorming en Diversiteit van de Publieke Omroep, vraagt zicht af hoe ze het management zo ver krijgt dat ze diversiteitsbeleid tot hun verantwoordelijkheid rekenen. Minco: ‘Wij blijven als bureau initiatieven ontwikkelen en plannen aanleveren om het bestuur te overtuigen van het belang van diversiteit. Maar meestal wordt er weinig mee gedaan.’ Carrilho geeft een tip: ‘Misschien moet je een tijdje niets doen, want door zo actief te zijn hou je het bestuur lui. Je moet er eerst voor zorgen dat jouw probleem hun probleem wordt.’
kunst, kwaliteit en community: ‘Wil je wel kunst zijn?’
Een theatersoap over een Marokkaanse familie in de Rotterdamse Millinxbuurt, zich afspelend in de prikkelende en intieme sfeer van een huiskamer. Dat is het project waar het Bureau d’Arts sans Frontières, opgericht door onder meer Cees Bavius, veel succes mee heeft geoogst. De betekenis voor wijken van culturele projecten zoals de theatersoap, is groot. Cees Bavius vertelt dat er een gigantische vraag is naar de theatersoap, die wordt gespeeld door de bewoners van de betreffende wijk. Opvallend is dat gerenommeerde theaters vrijwel geen interesse hebben in dit soort cultuuruitingen. De vraag was daarom: wat hebben community art en kunstinstellingen elkaar te bieden?
Bart Top, die eerder in opdracht van de Phenix Foundation een essay schreef over het kwaliteitsbegrip in de kunsten, vroeg zich af of je wel ‘kunst’ moet willen zijn. Het is toch geen probleem om iets aan te bieden aan een groot en enthousiast publiek, terwijl het niet als ‘kunst’ wordt beschouwd? Ook bevinden de meeste community art voorstellingen zich nog in een fase van ontwikkeling. Nu passen ze misschien nog niet in de programmering van reguliere theaters, maar over een aantal jaar zal dat anders zijn.
Het vraagstuk van ‘kunst in ontwikkeling’ houdt ook Laurien Saraber bezig. Ze is coördinator van de Coalitie van Vlakke Vloer Theaters, een samenwerkingsverband van zeven Amsterdamse podia, werkplaatsen en productiehuizen voor het versterken van de multiculturele programmering en productie. Wat veel nieuwe, cultureel diverse theaterproducties kenmerkt, is dat het vaak halffabrikaten zijn. De makers zijn zich aan het ontwikkelen, waardoor hun voorstellingen nog niet ‘gebruiksklaar’ zijn voor de reguliere theaters. Bovendien is het voor hen lastig om subsidie te krijgen, omdat aan de voorwaarde van bewezen artistieke kwaliteit nog niet kan worden voldaan.
Saraber merkt in haar werkpraktijk verder dat meer diversiteit in de programmering vaak samenhangt met de wens om het publieksbereik te vergroten. Maar culturele diversiteit is vanuit een artistiek-inhoudelijk oogpunt minstens even interessant! Als theaters en programmeurs gaan inzien dat er nieuwe kunstvormen aan het ontstaan zijn, en dat het een belangrijke bron voor artistieke vernieuwing is, dan zal men anders tegen het thema aan gaan kijken.
Nog veel meer thema’s kwamen tijdens de Estafette aan bod, zoals diversiteit vanuit het perspectief van leeftijd (jong én oud), internationaal cultuurbeleid (met het bureau SICA als belangrijke bron van kennis en advies), en het opleiden van getalenteerde jonge artiesten – bijv. breakdancers – tot docent in hun eigen discipline.
De Estafette heeft veel opgeleverd. Er is hard gewerkt, intensief gediscussieerd en er zijn veel nieuwe contacten opgedaan. Weliswaar hadden de workshops wat langer kunnen duren, maar tijdens de pauzes en het diner was er volop ruimte om door te praten. De Estafette, zowel qua vorm als qua inhoud, bewees in ieder geval dat diversiteit gaat over vernieuwing en durven te experimenteren. Of, in de woorden van een deelnemer: ‘Als je niet vliegt, komt er nooit iets van de grond.’