Arjen Mulder 1 jan 1996

Antwoord niet te snel

Naar aanleiding van John Lilly's Simulations of God

Theorie komt tot bloei zodra er een centraal begrip is gevonden waar uiteindelijk alles in blijkt te passen. Denk aan structuur, teken, vertoog, media, productie, verlangen, verleiding - om er een paar te noemen. Wil theorie niet vastlopen in haar inherente totalitaire neigingen, dan moet ze voortdurend van dit soort nieuwe toverwoorden bedenken en toepassen.

Vergroot

Don't answer too quickly - published in Mediamatic Magazine Vol. 8#4 (1996)

Als een ervaring verbazingwekkend genoeg is, ga je erin geloven. Daarom menen druggebruikers nogal eens religieuze toestanden mee te maken, zeker als ze voor het eerst een psychedelisch middel gebruiken of er een heroïsche dosis van hebben ingenomen. Bij de introductie van nieuwe media treedt een vergelijkbaar fenomeen op: aanhangers van oude media beschouwen de enthousiaste gebruikers van het nieuwe medium als 'gelovigen', omdat ze er zeker van zijn dat hun medium meer is dan het zoveelste technische apparaat en (opnieuw) de hele wereld onherkenbaar zal veranderen. De overtuiging van literaire schrijvers dat het nieuwe medium van hypertekst of internet-roman nooit de status zal bereiken die het oude boekmedium in de loop van eeuwen wist te verwerven, heeft huns inziens niets met blind geloof te maken, maar met gezond verstand of een evenwichtig oordeel. Het blijft verbazingwekkend hoe helder mensen kunnen doorhebben in wat voor ongefundeerde premissen anderen geloven, zonder in te zien dat ze hun scherpe inzicht enkel te danken hebben aan de onbewijsbare axioma's waaruit hun eigen denken voortkomt. Het is een bijzonder vermogen van de mens dat hij zijn eigen hallucinaties en deliria dusdanig kan ontregelen met andermans deliria en hallucinaties, dat hij verbluffend nuchtere conclusies kan trekken over zichzelf, de ander en de wereld waarvan beiden deel zijn. Zo blijkt keer op keer wetenschappelijke en technische vooruitgang mogelijk. Aan de lopende band worden briljante invallen, ideeën, paradigma's en filosofische stelsels tevoorschijn getoverd en in praktijk gebracht. En hoe rampzalig die ook uitwerken op ecologie, economie of persoonlijk welzijn, het enthousiasme wordt er niet minder om. Ook het depressieve inzicht dat niets op aarde zin heeft of de moeite waard is, is welbeschouwd een geniale denkstap.

Isolatietank

Bij mijn weten is John C. Lilly de eerste geweest die het oude sofistische inzicht dat alle menselijke kennis uiteindelijk op drijfzand berust, opvatte als een praktisch toepasbare methode van kennisverwerving. Eind jaren veertig was er onder neurofysiologen een controverse gaande over de vraag of het menselijk brein kan functioneren zonder input van buitenaf. De ene school beweerde dat je in slaap viel zonder externe prikkels, de andere ging ervan uit dat je wakker zou blijven. John Lilly behoorde tot de tweede school, op basis van zijn literatuuronderzoek naar de ervaringen van in hutjes ingevroren pooloverwinteraars, vlotbevarende schipbreukelingen, ingemetselde mystici en aanverwante kenners van extreme verveling, eenzaamheid en sensorische deprivatie. Al deze overlevenden berichtten van visioenen, openbaringen en horrorbeelden. Lilly slaagde er in om een apparaat te construeren waarin hun ervaringen versneld optraden: een isolatietank waarin je kunt drijven zonder dat geluid, licht, druk op de huid, zwaartekracht, temperatuur of welke externe factor dan ook je zenuwstelsel prikkelt. Na een paar uur in de tank te hebben doorgebracht, was Lilly nog altijd klaar wakker - waarmee hij de bewering van de slaapadepten had gefalsifieerd. Tot zijn grote verbazing maakte hij, toen hij nog wat langer bleef liggen, een reeks aanvankelijk onduidbare ervaringen mee: hij bezocht mensen buiten de tank en anderen kwamen hem opzoeken in zijn cel, van vroeger, elders, en zelfs van buiten de aarde. De inhoud van je geheugen en je onbewuste associaties worden blijkbaar tijdens intense isolatie in je geestesoog geprojecteerd, was zijn veronderstelling.

Een Kwestie van Geloven

Toen collega's van hem na uren in de tank te hebben gelegen, enkel te melden hadden dat ze zich klaar wakker hadden liggen vervelen, trok Lilly de conclusie dat je ervaringen in isolatie afhangen van de verwachtingen waarmee je het experiment ingaat. Zijn collega's geloofden naar alle waarschijnlijkheid dat je je te pletter verveelt bij ontstentenis van externe prikkels. Een hersenonderzoeker had wel visioenen, maar vond ze onzin. Hijzelf was onbewust de isolatietank ingegaan met een ander geloof. Lilly stelde daarop een lijst samen van mogelijke geloven die je kunt hebben over innerlijke ervaringen en koos er per experiment één uit. Als hij zover was dat hij er heel erg in geloofde, ging hij een uur of acht in de tank liggen om te zien wat er zou gebeuren. Zo geloofde hij een keer dat je je lichaam kunt verlaten en dan het universum kunt exploreren. En verdomd: ruimtereizen, andere melkwegstelsels, intergalactische controlediensten, hij maakte Olaf Stapledons roman Starmaker in eigen persoon mee. De keer daarna geloofde hij dat de mens deel is van niet-menselijke wezens die jou en alle andere mensen volledig beheersen. En tot zijn verbijstering bleek hij minder dan een schakeling op een chip in de kosmische computer, die eindeloos doordraaide zonder dat hij daar ook maar de geringste bijdrage aan leverde: de totale flip. Met andere woorden: als je heel erg in welke eenvoudige stelling dan ook gelooft, blijkt die niet alleen waar als hij niet van buitenaf wordt gecorrigeerd, maar werkt hij bovendien als de motor van een creatieve uitbarsting. Als je geloof niet opvat als iets dat gepredikt of bestreden moet worden, kun je het gebruiken als een middel om een welomlijnde belevingswereld te doorlopen en onderzoeken. Elk geloof is gebaseerd op een simpel uitgangspunt - dat de messias nog moet komen, dat de heer waarlijk is opgestaan of dat er maar één god is en dat is Allah - en produceert bij inwerkingtreden een rijkgeschakeerd en samenhangend geloofsysteem. Dat die systemen, zoals de isolatie-experimenten bewezen, gebaseerd zijn op hallucinaties en deliria (althans het best tot hun recht komen als ze absoluut niet gestoord of gecorrigeerd worden door indrukken uit de buitenwereld), doet niets af aan hun waarde, getuige hun wereldsucces.

Plezierige Ervaringen

Met andere woorden: op basis van dezelfde gegevens als waaruit de existentialisten in zijn tijd de zinloosheid en absurditeit van het bestaan afleidden, inclusief de vertwijfeling als hoogste vorm van authenticiteit – een truc die momenteel door grungers en generation-x'ers wordt gebruikt –, zag Lilly volop mogelijkheden voor interessante ervaringen. Hij had een eigentijdse wetenschappelijke kijk ontwikkeld op de menselijke behoefte aan geloof in wat dan ook: een blik die gelijktijdig zowel de uiterlijke werkelijkheid waarneemt als de innerlijke werkelijkheid registreert die bepaalt wat je buiten jezelf meent waar te nemen, of zelfs waar kunt nemen. De populaire benadering leidt uit ervaringen geloofsystemen af, de wetenschappelijke benadering leidt uit geloofsystemen ervaringen af. Lilly had kortom een denkkader ontwikkeld waarin een mens niet langer hulpeloos tegenover het autonome functioneren van zijn psyche hoeft te staan - tot de allerheftigste psychosen toe. In plaats daarvan had hij een aanpak ontdekt om alleen nog plezierige ervaringen op te doen. Immers, je zwaarste depressie is evenzeer een gevolg van een geloofssysteem als je vrolijkste bui: aan jou de keuze. Dat het niet gemakkelijk is om in geval van nood van geloofsysteem te veranderen, wist Lilly ook wel. Je dient de bij jou en de betreffende situatie passende methode te vinden om de kracht van je geloofsysteem te intensiveren of te reduceren. Zolang je geen speciale waarde hecht aan de religieuze implicaties van zelfcontroletechnieken als yoga, meditatie, druggebruik, goeroe's, groepsprocessen, gestalt en aanverwante therapieën, loop je geen gevaar vast te lopen in het geloofssysteem waarvan je gebruik maakt om jezelf uit je eigen drukkende geloofsysteem te bevrijden. Zolang je je thuisvoelt in je geloofsysteem is er geen reden het te veranderen, maar kunnen genoemde technieken eventueel handig zijn om je af te schermen tegen de mogelijkheid dat je zekerheid van buitenaf wordt aangetast zonder dat je dat wilt. Ik bedoel: of je een open of gesloten mens wilt zijn, is ook een kwestie van wat je wilt geloven. Als je denkt dat je alles al in je hebt, moet je vooral niets anders toelaten.

Geloofssysteem op Maat

De opvatting dat het dragend principe van welke kennis dan ook het bijpassend geloofsysteem is, leidt in de boeken van John Lilly niet tot vrijblijvendheid, moedeloosheid of cynisme. Integendeel, zijn werk maakt - zoals alle sofistische teksten - een buitengewoon vrolijke indruk. Je kikkert er al lezend erg van op. Het verhelderende inzicht is namelijk dat het de mens gegeven is per situatie het passende geloofssysteem te kiezen en daarmee te gaan werken, tot de situatie verandert en je een volgend geloofssysteem uitvindt of overneemt van een ander. Les één is dat je alleen in een geloofssysteem kunt geloven als het geschikt is om erin te geloven. Die geschiktheid bepaal je niet alleen zelf, maar wordt ook door je sociale omgeving vastgesteld. Je kunt wel degelijk gek worden verklaard, ook als iedereen weet dat de werkelijkheid een kwestie van consensus is over de vraag wat werkelijk zou zijn. Geloofssystemen hebben niets te maken met welk innerlijk dan ook - identiteit, zelf, geest, ziel -, ze lijken meer op kleren: ook die kun je naar believen aan- en uittrekken, ze verschillen onderling in kleur, patroon, mode en dergelijke, en zijn dom, saai, sexy, opwindend, trendy, hysterisch, erg raar of noem maar op. Zolang je weet welk geloofssysteem je onder de gegeven condities aanhangt, ben je in staat de reacties van je omgeving te voorzien en te bespelen. Als je iets wilt bereiken, kies je een geloofssysteem waarin dat mogelijk is, en houd je er rekening mee dat het systeem niet het geschikte kan blijken te zijn. Het idee dat je iets te weten kunt komen zonder een geloofssysteem aan te hangen, is deel van het geloofssysteem dat meent dat je uit leegte volheid en uit niets iets kunt creëren, het artistieke repertoire kortom. Het bewustzijnverruimende aspect van Lilly's aanpak is mijns inziens dat je blijkens zijn theorie het complete creatieve en mystieke spectrum kunt doorlopen, niet om er in op te gaan, maar om er buiten te blijven. Dat je zulke intense ervaringen opdoet bij het schrijven van literaire teksten, of omgekeerd: dat er zulke literaire teksten voortkomen uit intense ervaringen, zegt niets over de waarde van het literaire. De eenzaamheid die in Lilly's isolatietank kunstmatig wordt gegenereerd, is een middel om geloofssystemen in zuivere toestand te kunnen doorleven en ze tot in hun uiterste consequenties te peilen. Niet voor niets zweer je het betreffende geloof na een isolatie-experiment maar al te graag weer af. De waarde van een geloofsysteem is alleen te bepalen aan de hand van de (sociale) context waarvoor het bedoeld is. In zuivere vorm blijkt elke veronderstelling, ervaring of zekerheid onhoudbaar, hoe intens hun gevolgen ook zijn.

Persoonlijke en Publieke Verantwoordelijkheidsschaal

Misschien kun je dit type denken omschrijven als een vorm van vriendelijkheid. Als je wilt dat iets waar is, zoek dan de omstandigheden op waarin dat het geval is. In zijn boek //Simulations of God, The Science of Belief

1 Lilly, John C., Simulations of God, the science of belief, Simon and Schuster, New York, 1975.

beschrijft John Lilly drieëntwintig geloofssystemen of 'simulaties van God' waar hij ervaring mee had opgedaan: God als het begin, ik ben God, God Out There, God als haar/hem/het, God als de groep, God als orgasme en seks, God als de dood, God als drugs, God als het lichaam, God als geld, God als wrekende rechtvaardigheid, God als compassie, God als oorlog, God als wetenschap, God als het onbekende, God als het geloof, de simulatie, het model, God als de computer, God die zichzelf simuleert, God als bewustzijn-zonder-een-object, God als humor, God als de superruimte, de uiteindelijke val in een zwart gat, het einde, God als de ultieme simulatie, God als de dyade. Als je het doorhebt, bedenk je de overige simulaties zelf, inclusief je eigen. Merk op dat God als liefde niet voorkomt in de reeks, al komen God als seks en God als compassie aardig in de richting. Opvallend is ook dat er mystieke stelsels in voorkomen, zoals het Consciousness-Without-an-Object van de materialistische mysticus Franklin Merrell-Wolff, maar ook aardsere zaken als hebzucht en ijdelheid. Wat Lilly van al deze simulaties onderzoekt zijn de vragen: waar komt het idee vandaan, hoe kun je het zelf oproepen, waarin is het stimulerend en waarin deprimerend, hoe is het vroeger gebruikt en hoe kan het nu of in de toekomst nog eens van pas komen? Waar is het geloofssysteem goed in en waarin belabberd? Welke geestestoestanden maakt het mogelijk en welke sluit het uit? Geloofssystemen zijn niet weerlegbaar, wel kun je de voor- en nadelen ervan afmeten aan een persoonlijke en publieke verantwoordelijkheidsschaal. Hamert het geloof je vast in het ik waar je toevallig in terecht bent gekomen of dat je in je naïviteit om je heen hebt laten bouwen, of maakt het je mogelijk zelfs je meest ruimhartige goedheid en inzichten te overstijgen? Vraag je van een geloofssysteem niet alleen af of je het zelf zou willen hebben en of je aan de eisen ervan kunt voldoen, maar ook wat er zou gebeuren als anderen de betreffende ervaringswereld zouden koesteren. Zou je die lieden willen tegenkomen? En zij jou?

Derde Oog

Je kunt een geloof alleen begrijpen door het blind te aanvaarden. Het besef dat het een onder vele geloven is, doet niets aan de intensiteit ervan af, maakt het alleen interessanter: wat heeft het te bieden dat andere geloven ontberen? Geloofssystemen zijn middelen om je innerlijke spanwijdte te testen en op te rekken. Ze zijn ook handig om de reikwijdte van derden te doorgronden, aangezien praktisch alles wat waar dan ook over wordt beweerd, een illustratie is van het particuliere geloofssysteem van de spreker. De stelling dat literatuur voorkomt uit muziek of zang is even waarschijnlijk als het idee dat het schrift uit het beeld is afgeleid via ideogrammen, of de suggestie van William Burroughs dat het schrift er eerder was dan het gesproken woord. Als je wilt uitleggen waarom wat je doet zo belangrijk, wezenlijk of interessant is, presenteer je je geloofssysteem. Je moet voor alle activiteiten die gebaseerd zijn op eigen ervaringen een persoonlijke legitimatie, historische achtergrond of maatschappelijk nut uitwerken om er aan te kunnen beginnen of ermee door te gaan, aangezien ervaringen niet mogelijk zijn zonder geloofssysteem. Het verhaal erbij geeft aan dat je niet zomaar wat curieuze dingen hebt meegemaakt, maar dat jouw mix de energie verdient die je erin steekt. Alles wat je in je innerlijk aantreft is in de format gegoten waarin het waarneembaar is met jouw derde oog. Het is een godswonder wat je er allemaal in tegen kunt komen. Dat dit alles niets te melden heeft over wat er in de buitenwereld gaande is, is op zich niet erg, aangezien je er wel degelijk effecten mee kunt veroorzaken in die buitenwereld. Dat je je uiteindelijk altijd bezighoudt met hallucinaties en deliria is nuttig om te onthouden, aangezien het je een zekere voorzichtigheid doet betrachten. John Lilly wees erop dat de geloofsystemen of 'ervaringsprogramma's', zoals hij ze noemde in het kader van zijn metafoor van de hersenen als biocomputer, zelf weer deel zijn van een omvattend metaprogramma. Dit blijkt uit het gegeven dat je er op eigen kracht achter kunt komen of je geloofssysteem werkelijk iets laat doorkomen of dat je erin vastgelopen bent. Er is met andere woorden meer mogelijk dan van geloofssysteem op geloofssysteem overschakelen en dat is dan je persoonlijke ontwikkeling. Je kunt ook het metastandpunt innemen waarin je complete clusters van geloofssystemen tegelijk overziet. Alles wat niet tot een geloofssysteem behoort kan worden gecatalogiseerd onder de noemer 'objectieve werkelijkheid'. Theorie is niet bedoeld om die te beschrijven, maar om haar zo te vervormen dat ze voor ons begrijpelijk, of op z'n minst hanteerbaar wordt.

Beyond the Media

Nu we het tijdperk beginnen te verlaten waarin elk maatschappelijk fenomeen duidbaar wordt geacht door er de term 'media' op te plakken, en er aarzelend een weerzin aan het ontstaan is tegen alle instanties, partijen en individuen die menen dat ze reëel bestaande problemen kunnen oplossen door middel van een mediastrategie, doet zich de vraag voor of genoemd begrip vervangen kan worden door een andere term waarbinnen elke menselijke inspanning kan worden gerangschikt en waaruit een bepaald handelingspatroon is af te leiden, in ieder geval op de korte termijn. Als theoretisch begrip begint het containerwoord 'media' uitgeput te raken doordat het langzamerhand zo vol is gestort met de meningen, associaties, praatjes en vooroordelen die door de media zelf worden verbreid, dat het geen ruimte meer laat aan de buitenwereld. De media zelf, als complex van technische apparaten, functionarissen en beschouwingen, zijn een gesloten systeem geworden, een binnenwereld waarin alles waar is waarvoor een adres wordt gevonden waarop het waar is. Het is daarom voor de theorie tijd een begrip te vinden dat beyond the media gaat, dat in staat is duidelijk te maken dat de media een onder vele verschijningsvormen zijn van een fenomeen of proces dat veel meer omvat dan wat momenteel erkend of herkend wordt. De media als een onder vele, zoals vroeger begrippen als 'teken' (betekenis, betekenaar) of 'vertoog' een tijdlang de functie van universele sleutel hebben vervuld, tot men inzag dat een teken deel was van een vertoog of vertogen, en vervolgens dat een vertoog deel was van een medium of media. Waarvan zijn de media deel? Het zoeken naar dit volgende begrip ligt, vermoed ik, ten grondslag aan de al bijna modieus geworden obsessie met het lichaam waarvan veel kunstenaars en curators de afgelopen jaren hebben blijk gegeven. Het idee dat het lichaam in de media aan het verdwijnen is, dat begin jaren tachtig voor opwinding zorgde, verliest zijn charme zodra je eens met een vr-helm hebt mogen stoeien. Het idee dat de media op een morgen verdwenen zullen blijken te zijn, waarna er alleen nog lichamen en objecten over zijn, doet te sterk aan exclusief toerisme denken om serieus te kunnen nemen. Wat doen media met lichamen? Volgens mij genereren ze er ervaringen in, en als zij de enige waren die dat deden zou je een geloofssysteem moeten definiëren als een medium plus een lichaam. Ook de theoretisch geponeerde 'objectieve werkelijkheid' genereert echter effecten in het lichaam, waarbij 'objectief' zoveel betekent als 'vreemd aan het lichaam en aan de media'. Zo wordt het mogelijk van Lilly's idee van het geloofssysteem -- als een lichamelijke ervaring plus het bijbehorende denkwerk plus de daarmee verbonden praktijk -- over te gaan op een categorie die ook niet-mediaal geïnduceerde toestanden, programma's, patronen, systemen, projecten of hoe je dat ook noemen moet, omvat. Waarvan zijn de media deel? Antwoord niet te snel.