In mediatisering en literatuur reconstrueert Hellemans de evolutie van die poëtica en beschrijft de daaraan parallel lopende ontwikkelingen van nieuwe media. Daarnaast probeert hij beide evoluties in te bedden in een 'waarnemingshistorische' context van een moderne perceptie die vooral wordt gekenmerkt door een discontinue 'schokbeleving'.
Even verderop stelt hij: Literatuur en (beeld)media zijn volgens mij allebei exponenten van een fundamentele verandering van de waarnemingsstructuur zoals die zich vanaf de modernisering op het einde van de achttiende eeuw voordoet. Het is dus een boek waarin de geschiedenis van de literaire avant-garde beschouwd wordt vanuit de mediageschiedenis, waarin literatuurwetenschap en mediatheorie samenkomen. Hellemans vraagt zich bovendien af: Zou het kunnen dat de moderne literatuur wordt overvleugeld door haar digitaal broertje: de elektronische hypertekst literatuur?
Het gaat Hellemans om een 'revolutie' in hoe de mens tegen zijn omgeving aankijkt. Was dat vroeger op een 'analoge', continue wijze, zo is dat langzamerhand in de twintigste eeuw een digitale wijze geworden. De schok, de botsing tussen elementen is wat betekenis creëert in de moderne belevingswijze. De schok, daarop berusten ook de betekenistheorieën van structuralisten, poststructuralisten en deconstructivisten. Die 'schok' is het constituerende element in de nieuwe media sinds de telegraaf, digitale media; die schok staat centraal in de theorieën over de moderne waarnemingswijze, bij Benjamin, in de verschillende avant-gardes, en een aanzet daartoe is al te vinden in de achttiende eeuw.