Ik moet eerst iets vertellen over die Michiel. Michiel is een personage dat zich hoogstzelden, via mij, onder vrienden uit en bij het schrijven van mijn literaire werk alleen meedoet als samenzweerder achter de schermen. Hij neemt een enkele keer het woord bij het verlaten van de bioscoop. Hij roert zich die paar keer per maand dat muziek een samensmelting van vormbewustzijn, herinneringen en emoties tot stand brengt.
Michiel is degene die me wakker schudt en het totaalbeeld laat zien als twintig seconden na een hagelbui de zon doorbreekt en mijn hardlopende lichaam, het winterse bos om mij heen, de dramatische hemel boven me, de dag in mijn leven opeens allemaal volmaakt in elkaar passen. Zijn stem, zijn zinnen geven vorm aan een machtige vreugde. Maar Michiel was ook mijn beste vriend tijdens de dagen dat mijn ouders lagen opgebaard in de voorkamer. Samen met hem schreef ik de grafrede.
Deze Michiel hoor ik, als ik Spinoza lees. En wat gebeurt er dan? Levert hij stem aan de oneigenlijke, sentimentele manier om Spinoza te lezen? Aan de zweverige, pseudo-religieuze leeswijze? Dat hoop en denk ik toch niet. Maar het is wel een onfilosofische manier om de Ethica te lezen. Michiels ritme en timbre brengen zaken tevoorschijn die er niet echt toe doen in de debatten tussen filosofen. Als Michiel en ik Spinoza lezen verwijzen de bruuske en stijve zinnen niet direct naar de werken van Lucretius, Leibniz, Kant of Marx. Eerder naar de gezichten die voorbijtrekken wanneer ik over de Albert Cuijpmarkt loop.
Spinoza’s filosofie is een van taal gemaakt instrument dat ervoor zorgt dat gevoelens, rationele denkbeelden en intuitieve noties over vrijheid, geluk, rechtvaardigheid, kennis en wijsheid soepel, zonder ruis of storing samenwerken. Het doel van die samenwerking is het aanmoedigen en helpen ontstaan van een autonoom, levenslustig individu, dat weerbaar is tegen lijden en tegenslag.
Wat is dat lijden? De pijn en het verdriet die mensen voelen als slachtoffers. Slachtoffers van hun natuur, en dus niet alleen van hun bijgeloof en angsten, maar vooral van de domheid, wreedheid en wraakzucht waarmee ze elkaar behandelen. Het ergst van alles is dat het menselijke lijden het werkkapitaal van de macht is. Wie mensen aan zich wil onderwerpen maakt gebruik van hun slachtoffer-potentieel. Van hun angst, afgunst en schaamte bijvoorbeeld.
Michiels stem brengt niet alleen woorden en begrippen over. Hij zegt de steeds herhaalde eigenzinnige frases op een manier dat er een een radicale levensinstelling doorklinkt, meer nog dan een theorie. Misschien wel dankzij de spanning die is af te lezen aan zijn stijl voel je de woede, de verwondering en het enthousiasme waaruit deze filosofie voortkomt.
Het springende punt is een even eenvoudig als verreikend idee: mensen zijn de enige wezens op aarde die geen slachtoffer hoeven te zijn. Dat hebben ze te danken aan maar één ding, hun verstand. Daar is iets bijzonders mee. De manier waarop het menselijk verstand te werk gaat komt overeen met hoe de natuur werkt. Je kunt het het beste zo zien: de natuur is een groot en complex systeem, mensen maken daar in hun geheel deel van uit. Hun lichamen, inclusief hun hersenen, werken volgens dezelfde onveranderlijke regels die het hele systeem volgt. Maar alleen in de hersenen van mensen kunnen die natuurwetten worden gezien, benoemd en begrepen.
Het menselijk verstand is de enige plek in het universum waar de natuur zichzelf begrijpt, oftewel weet hoe ze werkt. En zelfs al begrijpen de mensen maar een klein deel van de natuur en dus van zichzelf, dan nog is dat iets spektaculairs.
De Ethica wil de lezer het gevoel geven dat hij dankzij zijn verstand geen slachtoffer hoeft te zijn. Dat het menselijk verstand een wapen is in de strijd tegen het lijden. Hij wil hem de begrippen geven om vrijheid te veroveren ten opzichte van wat hem doet lijden, en hij wil hem inspireren met intuitieve noties over geluk, rechtvaardigheid, kennis en wijsheid, gebaseerd op die begrippen.
De Ethica is een strijdvaardig boek. Het zegt dat het waardevolste in mensen hun vermogen is kritisch en rationeel te denken over de natuur, hun gevoelens, hun gedrag, de maatschappij. Als er iets in aanmerking komt om god te noemen, dan is dat de natuur als geheel. Dat is een entiteit die zich niets aantrekt van wat mensen goed of slecht, mooi of lelijk, eerlijk of oneerlijk noemen. De enige manier om van god te houden is begrijpen hoe de natuur, de mensen, de wereld werken. Openbaringen, profetieen, heilige teksten, leerstellingen en rituelen; voorzover ze waarde hebben is dat als product van menselijke verlangens, angsten en verbeelding.
Laten we goed beseffen dat dit in grote delen van de wereld vandaag de dag nog steeds een extreem en gevaarlijk standpunt is. Wat me ontroert als Michiel mij Spinoza voorleest is dat je de moed kunt horen, de weigering bang te zijn en de keuze voor een onvervreemdbare vrijheid. Het mooiste eraan is dat het niet zomaar een vrijheid van filosoferen en theoretiseren is, maar niet meer en niet minder dan een anti-politiek van het lijden.
De natuur is een systeem waarin energie zich uitdrukt in materie. Dat gebeurt in sterren, in stenen, bomen, wormen, paarden en mensen. De vormen, figuren en patronen waarin dat gebeurt werken het best als ze die uitdrukking, dat woeden van de energie, zo ongestoord mogelijk laten plaatsvinden. Alles wat de bloei, het vrijuit zich laten gelden van de in de natuur opgeslagen energie hindert is gewoon een stukje minder goed gelukte natuur.
Mensen moeten dus ook bloeien en als ze dat doen voelen ze kracht, vreugde, liefde voor de anderen, voor dingen en bezigheden. Alles wat het bloeien van het individu als sociaal wezen belemmert is dus iets om tegen te strijden. Het is namelijk, vanuit de natuurlijke gang van zaken gezien een vermindering van de doelmatigheid. Wat zijn dat dan voor dingen? Juist, al die dingen die pijn en verdriet veroorzaken: haat, afgunst, wreedheid, schuld, schaamte, neerslachtigheid, ga maar door. Spinoza benadrukt dat al die gevoelens en hartstochten eeuwig zijn en niet te vermijden, maar ze zijn wel te bestrijden.
En het begin van de strijd tegen het lijden is die hartstochten waarmee het samenhangt te ontdoen van hun zin, hun diepere betekenis, hun rechtvaardigingen, hun mythes, hun geheimzinnigheden. Het zijn uiteindelijk niet meer en niet minder dan storingen, haperingen in de natuurlijke gang van zaken. Dat geldt voor obsessies en haatgevoelens, maar ook voor de angst voor de dood. Alles wat de optimale ontplooiing van menselijke levensenergie remt of tegenwerkt is een fout. Een nadeel. Dat we vol zitten met fouten en aan de lopende band fout doen tegen elkaar is geen reden om het iets anders dan fouten te noemen.
Met die koele ingreep berooft Spinoza ze voor een groot deel van hun macht en maakt hij vrijheid zichtbaar ten opzichte van degenen die hun macht baseren op het gebruik van het menselijk slachtoffer-potentieel. Het is een manier van denken die bijgeloof en angst bestrijdt, maar veel belangrijker is dat het de onontkoombare noodzaak duidelijk maakt na te denken over wetten, leefregels en omgangsvormen die als belangrijkste doel hebben het regelen van de vrijheid, waardigheid en het geluk van het individuele lid van de maatschappij.
Als Michiel de Ethica leest hoor ik de passie, die abstracte begrippen beziet als samengebalde levensfeiten en ervaringen, als gereedschappen en wapens in een guerilla die gevoerd wordt in ons en buiten ons. Tegen schuld, angst, depressie en bijgeloof, maar net zo goed tegen barbarij, tirannie, wreedheid en onrecht. Menselijke gevoelens en religieuze of morele beginselen bieden in die strijd weinig soelaas. Alles begint bij het begrip van hoe de natuur werkt en hoe onze hartstochten en angsten, onze droombeelden en waanvoorstellingen ontstaan en werken. Begrip van de manbier waarop de mensen zichzelf het leven zuur maken. Alleen zo kunnen we beetje bij beetje iets van ons slachtofferschap afleggen en iets van de vrijheid veroveren die ons virtueel, met ons verstand, geschonken is. Mensen worden niet vrij geboren, ze kunnen vrij worden.
Ja, Spinoza’s Ethica is soms ook drammerig, eikelig en aanmatigend, maar als Michiel hem voorleest klinkt deze militante filosofie voor filosofen als een met kristalheldere en kristalharde eenvoud opgeschreven levensinstelling. Een manier om over mensen en het leven te denken die iedere ongestudeerde met een gezond verstand en het hart op de juiiste plaats kan begrijpen en navoelen.
De Ethica is een van de zeer zeldzame boeken, die een heel leven, in dit geval een denkend leven, een universele vorm geeft. Spinoza’s wortels in de joodse orthodoxie, zijn breuk ermee, de contemporaine cartesiaanse filosofie, de godsdienstige en politieke tegenstellingen, zijn verhouding tot zijn familie, zijn leven als buitenstaander in de Republiek, zijn solitaire persoonlijke leven, zijn vriendschappen en zijn ziekte die zijn vroege dood veroorzaakte; alles is in dit boek werkzaam. Niet als in een literair verhaal of een geschiedenisboek, maar in filosofische vorm. Als een mengeling van logica en passie, van hooggestemd enthousiasme en keiharde scepsis, van wereldvreemdheid en wereldwijsheid, van geloof in de rede en een verre van optimistische kijk op de wereld. Niet de anekdotes, de psychologie maar dat gedachte wereld van een leven, maar bouwsel opgespannen uit begrippen, redeneringen, voorbeelden en intuities. Beheerst en wild tegelijk. Vuur en glas.
De machthebbers zagen Spinoza als een soort ideologisch terrorist, de intellectuele Osama bin Laden van de 17e eeuw. Juist omdat hij iemand zonder instituut was, zonder beweging, zonder machtsdrift. Hij maakte geen aanspraak op een publieke rol en leefde eenvoudig en teruggetrokken. Hij stierf zonder zich in paniek tot een godsdienst te bekeren. Hij werd een wereldlijk heilige, en door een opleving van aandacht voor zijn werk in de 19e eeuw een wijze, een goeroe. In die lijn ligt de gemeenplaats dat het lezen van de Ethica een sereen, intellectueel type troost biedt. Maar als Michiel mij Spinoza leest wordt ik niet getroost. Ik schrik. Van mijn slavernij, van de vrijheid die ik nog niet veroverd heb. Niet troost, maar ongeduld verspreidt zich door mijn lichaam. Ik verlang naar meer kennis, meer begrip, meer inzicht, meer liefde, meer vreugde door mijn zintuigen en mijn denken, oftewel meer macht, meer vrijheid; bovendien geloof ik, al lu! isterend naar Michiels stem, dat dat alles voor mij bereikbaar is. De Ethica is nog steeds een gevaarlijk boek.
Dit essay van Dirk van Weelden verscheen in 2005 in het boek Straafsofa uitgegeven door Augustus.