Langzaam maar zeker schuift dit visioen op in de richting van de werkelijkheid, dankzij de snelgroeiende Internet-gemeenschap, waarin miljoenen machines en gebruikers met elkaar verbonden zijn. Zo is het op dit moment mogelijk om vanuit je eigen terminal toegang te krijgen tot Project Gutenberg, een poging om (zonder winstoogmerken) zoveel mogelijk literatuur in een voor machines leesbare vorm om te zetten (Krol 1992). Tot de beschikbare teksten behoren de Verzamelde Werken van Shakespeare, Moby Dick, Paradise Lost en Alice in Wonderland. Een andere groep voert een vergelijkbare onderneming uit teneinde veel klassieke gedichten toegankelijk te maken, van ondermeer Brontë, Burns, Byron, Eliot, Frost en Yeats. Project Dante biedt iets meer dan enkel de tekstcanon en bevat artikelen over de Goddelijke Komedie van verschillende historische (maar desondanks geannoteerde) schrijvers.
Bibliotheek van Babel
Een gestaag doorgaand project dat vaak met dit idee in verband wordt gebracht, is Ted NelsonsXanadu. Hijzelf verzet zich echter tegen de gedachte dat het grootse visioen van Xanadu eruit zou bestaan, een databank met de omvang van de wereld te bouwen, gebaseerd op bestaande, gepubliceerde teksten. Het is eerder een netwerk waarin iedereen zijn documenten kan uitgeven, die dan door de gebruikers kunnen worden gecombineerd en verbonden op elke wijze die hen wel wat lijkt (Nelson, 1988). Xanadu is een uitgebreide en ambitieuze toepassing van het idee van hypertext; de term hypertext is overigens bedacht door Ted Nelson zelf. In hypertext is de tekst niet langer op zichzelf staand, gesloten en stabiel, maar zijn er in plaats daarvan verschillende teksten met elkaar verbonden via aanklikvelden, waardoor de ene tekst de mogelijkheid krijgt andere teksten te becommentariëren, verklaren, bekritiseren en te verbinden op elke manier die interessante uitkomsten lijkt te beloven. Het is een systeem dat zich meer richt op de marginalia dan op de canon en uitnodigt tot het ter discussie stellen van de teksten die het bevat.
Een probleem met dit visioen, waarmee Nelson zich de laatste tijd heeft beziggehouden, is de formidabele hoeveelheid materiaal die zou worden gegenereerd. In Xanadu ontstaat er veel nieuwe tekst op basis van bestaand materiaal. Het gaat daarbij om voetnoten, citaten uit en veranderingen in bestaand materiaal, en dit proces kan zowel worden toegepast op de commentaren als op de originele teksten.
Tegen dit probleem is natuurlijk niet veel te doen als het doel van het systeem is reacties los te maken bij de lezers. Maar de groei van tekstueel materiaal heeft nog een andere bron, en op die richt Xanadu zich met name. Nelson (1982) geeft het voorbeeld van zijn overgrootvader die, naar verluidt, meende dat de uitdrukking sea of troubles in Hamlet eigenlijk siege of troubles had moeten zijn. Bij de traditionele manier van uitgeven had hij een herziene editie kunnen publiceren met deze wijziging. Anders gezegd: er zouden dan twee even omvangrijke (en erg grote) teksten moeten worden opgeslagen. In een digitale wereld kunnen zowel de algemeen aanvaarde versie als die van zijn overgrootvader on-line toegankelijk worden gemaakt. (Zou Project Gutenberg het prettig vinden om overgrootvaders te hebben? Zouden ze Shakespeares Hamlet weggooien en vervangen door De Spaanse Tragedie?) De benodigde opslagruimte zou hierdoor praktisch verdubbeld zijn. Een effectieve oplossing is natuurlijk om de nieuwe versie af te wijzen en de canon intact te houden. In Xanadu is een andere benadering gevonden: daarin zou de herziene versie bestaan uit een aanklikveld in de algemeen geaccepteerde versie, met daaronder een noot over de wijziging. Die noot is niet bedoeld voor de lezers, maar stelt hun computers in staat de versie van Shakespeare zo te veranderen dat het die van de overgrootvader wordt. Dat vraagt natuurlijk erg weinig geheugenruimte. Zo bezien lijkt Xanadu wel het risico te lopen Borges'''Bibliotheek van Babel te worden, die oneindig veel materiaal bevat, dat echter grotendeels bestaat uit commentaren op commentaren en iets afwijkende versies van dezelfde teksten. Want de Bibliotheek van Babel bevat zelf zowel verschillende honderdduizenden onvolmaakte facsimiles: van werken die slechts in een letter of komma verschillen (Borges, 1964) als, temidden van vele andere teksten, het gnostische evangelie van Basilides, het commentaar op dat evangelie, het commentaar op het commentaar op dat evangelie, het waarachtige verslag van jouw dood, de versie van elk boek in alle talen, de inlassingen van elk boek in alle talen.''
Spreekschrijven
Het werkelijke effect van een systeem als Xanadu zou echter iets prozaïscher kunnen zijn. De uitwisseling van commentaren tussen levende schrijvers en critici, die mogelijk wordt door het systeem, begint iets te krijgen van een opgeslagen vorm van een in de tijd gerekt gesprek. De opeenhoping van opmerkingen en commentaren wordt een in ruimte en tijd gespreide conversatie. Nu de technologie die het gesproken woord kan omzetten in geschreven tekst maar niet op de markt wil komen, zou spreekschrijven, de registratie van ons gesproken commentaar, mogelijk kunnen worden. Miller et al. merken op dat Xanadu aanvankelijk werd gezien als een systeem dat de mogelijkheden van het schrijven zou verruimen, maar dat zij steeds meer inzagen dat de uiteindelijke systemen veel kenmerken van spreken zullen incorporeren. Wat Xanadu werkelijk te bieden heeft, is geen nieuwe manier van publiceren, maar van converseren. Anders dan bij het spreken wordt deze conversatie bemiddeld door digitale woorden. Door een reeks bestaande tekstfragmenten aaneen te rijgen, kan een lezer een nieuw betoog creëren. Het is alsof we een nieuw vocabulaire hebben, niet van afzonderlijke woorden, maar van hele clusters daarvan, die een idee representeren en belichamen op een manier die lijkt op de wijze waarop woorden in een woordenboek te vinden zijn. Xanadu zou het mogelijk maken om complexe betekenissen in grotere brokken te schrijven en lezen - hele zinnen tegelijk in plaats van woorden.
Uit mijn eigen schrijfervaring weet ik dat je in een absurde positie wordt geplaatst. Als je iemands ideeën gebruikt, staan er (en ongetwijfeld terecht) twee opties voor je open: rechtstreeks citeren en de bron vermelden, of de woorden van de oorspronkelijke auteur omzetten in je eigen woorden. En meestal is het origineel beter, al is men in de huidige publikatiepraktijk doorgaans niet gelukkig met uitgebreide citaten, wat weer verplicht tot herformuleringen. Hoe aangenaam is het dan, als je grotere elementen direct kunt overnemen en ze gewoon in een bepaalde volgorde kunt zetten, net zoals ik met afzonderlijke woorden doe om een betekenis over te brengen. Velen zullen hier tegenin brengen dat zo'n instelling inherent oncreatief is vanwege de knip-en-plak- functionaliteit van de systemen die ik hierboven beschreef. Het komt velen onzinnig voor dat we door de herstructurering van bestaand materiaal met iets voor de dag kunnen komen dat werkelijk nieuw is. Maar, zoals Ong (1971) ons herinnert: Van More tot Shakespeare hebben schrijvers uit de Tudor-periode gebruik gemaakt van verzamelingen (bijv. Wit's Commonwealth, uit 1597, of A Treasury Or Storehouse of Similes) voor ideeën, gezegden, illustraties en zelfs plots, net zoals ze al hadden gedaan toen ze nog schooljongens waren. De sterkste en meest geciteerde passages uit Shakespeare zijn meestal herbewerkte versies van wat iedereen in deze bronnen kon vinden. Evenals Alexander Pope een eeuw later, was Shakespeare niet zozeer een schepper alswel een volleerd specialist in het hergebruik van gedachten en uitdrukkingen.
We willen niet suggereren dat Shakespeare in gebreke bleef om De Spaanse Tragediete reproduceren vanwege zijn gebrekkige geheugen, toen hij in plaats daarvan de Hamlet produceerde. Ik verontschuldig me daarom hier niet dat ik zo'n lang citaat invoeg, want ik had het niet beter kunnen zeggen en met een ruime sortering aan bronmateriaal had dit essay vermoedelijk in zijn geheel uit zulke fragmenten kunnen worden samengesteld.
Er bestaat een overeenkomst met digitaal samplen in de muziek: niet alleen afzonderlijke noten, maar hele, complexe muzikale structuren kunnen aaneen worden gemonteerd om een werk te maken dat niet alleen een eigen identiteit heeft, maar bovendien laat zien waar zijn wortels liggen.
Wat Xanadu kortom biedt, is een bijdrage aan de opkomst van een secundaire oraliteit. Niet de voor de hand liggende terugkeer van technologisch gedistribueerde spraak via telefoon, radio en televisie, maar een conversationele tekst. Een conversatie die wordt aangegaan via Xanadu, waar de machines waaruit die is opgebouwd fungeren als gemeenschappelijk geheugen voor taal op een hoger niveau, een taal die niet bestaat uit afzonderlijke woorden, maar uit complete ideeën, een taal dus die de menselijke geest alleen niet kan omvatten. In dit opzicht behoudt Xanadu natuurlijk bepaalde kenmerken van het geschreven woord. Neem het geval van de grafolect die bekend staat als Standard English (Ong 1982), waarbij een grafolect een transdialectische taal is die is ontstaan door een diepe verbondenheid met het schrijven. Standard English beschikt over minstens anderhalf miljoen woorden, die te vinden zijn via woordenboeken en thesauri. Een gewoon mondeling dialect bestaat meestal slecht uit een paar duizend woorden. Misschien zou er nu hetzelfde aan de hand kunnen zijn met complexe ideeën. We hebben een beperkte hulpbron in ons geheugen, maar conversationele, door computers bemiddelde teksten kunnen een uitgebreide externe en publieke geheugenruimte vormen, waarin ze kunnen worden vertegenwoordigd door gestandaardiseerde, geconventionaliseerde, maar niet noodzakelijkerwijs formule-achtige vormen.
Digitale muziek werd aanvankelijk gebruikt om conventionele vormen gemakkelijker te simuleren, tot zich een sampling-esthetiek ontwikkelde in de hedendaagse dansmuziek. Wat een volledig functionele conversationele hypertext als Xanadu zou kunnen bijdragen aan het uitdrukken van ideeën, kan men zich dan wel voorstellen.
vertaling Arjen Mulder