De hypertekst is een discontinu tekstblok met een uiterst wankele samenhang. De lezer verliest zich in gefragmenteerde woordgroepen die een minimaal onderling verband houden. Wie een spoor wil natrekken in de verbanden, komt vaak bedrogen uit: waar er geen tijdsindeling of -verloop bestaat, verliest het begrip geschiedenis elke betekenis.
Dit is het gevolg van een overheersend paradigma binnen de softwareontwikkeling: transaction processing. De lezer klikt op een hyperlink en er verschijnt een tekstfragment op zijn apparaat, hetzij in een dialoogvenster, hetzij op een apart scherm. Het hele proces bestaat uit een reeks tweeledige handelingen: opvragen en tonen. Dit kunnen afzonderlijke momenten in de tijd zijn, of een reeks van opvragen en tonen. Internet/Web-surfers hanteren een vergelijkbare methode, al kan het materiaal hier geluid, beeld, video of tekst zijn. Het paradigma is in essentie machinegericht: de vragers (gebruikers) zetten een transactie in gang, waaraan de transaction processor (het hypertekstsysteem) gehoor geeft.
Over het algemeen is de hypertekst opgebouwd als een boom, net of lus. Bij de boomstructuur klikt men zich vanaf een centraal punt naar verder verwijderde vertakkingen, totdat een eindpunt wordt bereikt, vanwaar men kan terugkeren of de boom verlaten. De netstructuur biedt verschillende manieren om weer op het centrale punt uit te komen en kent dan ook geen eindpunt. De lus tenslotte leidt de lezer in een cirkelbeweging langs een vastgestelde route, waarvan het eindpunt de beginknoop is. Dit blijft machinegericht, omdat het de beleving van de lezer definieert in termen van hypertekstuele knooppunten.
Een geheel ander digitaal tekstsysteem zou uitgaan van een chronologische ordening van de teksten. Dit model gaat uit van de vraag hoe de lezer de tekst ondergaat en is gericht op de versterking van zijn/haar geheugen en begripsvermogen. Zo'n tijdsindeling zou ofwel de betekenissen van een basistekst verder uitdiepen en ontwikkelen, of verschillende onderdelen samenvoegen tot één betekenisvolle, gelaagde tekst. Er is al veel gezegd over de inherente discontinuïteit van elektronische teksten, maar het tegendeel is even waar: dat betekenis nog sterker kan worden gecomprimeerd in de hypertekst. Om dit te bereiken moeten we de dimensie tijd gebruiken met het oog op de lezers' herinnering aan en beleving van een verzameling teksten binnen een gegeven tijdsbestek.
Metten
Deze tijdsindeling wordt al eeuwenlang toegepast in de liturgie van de getijden, een onderdeel van het dagelijkse gebed in de rooms-katholieke Kerk. De getijden, ook wel bekend als het officie, bestaan uit psalmen, bijbellezingen, exegese, responsories en gezangen op zeven vastgestelde tijden van de dag. Hun inhoud wisselt volgens een nauw verbonden reeks seizoensgebonden of jaarlijkse thema's.
Traditioneel worden de zeven canonieke getijden als volgt gezongen: metten (02:00), lauden (de vroege ochtend), priem (06:00), terts (09:00), sexten (12:00), none (15:00), vesper (18:00), completen (de late avond). Het officie kwam voort uit het vroegchristelijke kloostergebruik en werd door de eeuwen heen aanzienlijk ingekort, waaraan het zijn andere naam van brevier of breviarium (korte samenvatting) heeft te danken.
De meest complexe serie lezingen en lessen vindt plaats tijdens het ochtendofficie, de metten, waarin een aantal lezingen wordt afgewisseld door responsories die hun impliciete betekenis toelichten of verdiepen. Deze responsories hebben een filmisch effect op de deelnemer, vergelijkbaar met de onderbreking van een lopend filmverhaal door flashbacks. Naast de tekstuele betekenis creëren zij een interactieve belevenis, door de koppeling van muziek en publieksparticipatie aan de voorgedragen tekst.
Hoewel veel van deze patronen radicaal veranderden onder de revisie van het brevier in 1970, kunnen we ze nog herkennen in talloze Gregoriaanse liedboeken en in het officie zoals dit in sommige kloosters nog wordt gezongen. De metten is onderverdeeld in een inleidend gedeelte, nocturne en besluit. De inleiding bestaat uit psalm 95, Venite Exultemus met zijn antifoon. De antifoon wordt voor en na de psalm en om de zoveel verzen herhaald en geeft gewoonlijk het thema van de dag of het seizoen aan. Zo is de antifoon voor Pasen het Surrexit Dominus Vere (de Heer is waarlijk verrezen).
Lauden
De nocturne, het hoofdbestanddeel van de metten, bestaat uit drie psalmen, drie lezingen en drie responsories. De meeste dagen hebben slechts één nocturne, de zon- en feestdagen drie. De psalmen zijn zo geordend dat het psalter elke maand in zijn geheel wordt gereciteerd, met bijzondere thematische variaties voor de feestdagen. De lezingen volgen een vergelijkbaar patroon: gedurende het jaar wordt het hele Heilige Schrift behandeld, met bijzondere thematische variaties voor de zon- en feestdagen. Deze variaties kunnen de seizoenen volgen (zoals Pasen of Kerstmis), of bepaalde feestdagen (zoals Hemelvaart- of Sacramentsdag). De lezing wordt tijdens elke nocturne verdeeld in drie gelijke delen. Elke lezing wordt gevolgd door een responsorie die de lezer herinnert aan vorige lezingen, de betekenis van onderhavige lezingen toelicht of vooruitloopt op toekomstige lessen uit de metten.
De verschillende onderdelen van de metten hebben een complexe onderlinge verhouding: ze houden zowel verband met elkaar, als met een grotere structuur die zich in de loop van de tijd openbaart. Deze gecompliceerdheid neemt toe op dagen waarop er drie nocturnen worden gevierd: dat wil zeggen negen psalmen, lezingen en responsories. Traditioneel vormen de lezingen 1 t/m 3 een samenhangende bijbelse passage. De nummers 4 t/m 6 zijn gewoonlijk uit een relevante vroegchristelijke homilie, terwijl de lezingen 5 t/m 9 bestaan uit een korte voordracht uit de evangeliën en exegese hiervan. De drie nocturnen kunnen elkaar wederzijds aanvullen door het geven van verschillende benaderingen van hetzelfde onderwerp, maar kunnen ook verwijzen naar voorbije of vooruitlopen op komende feestdagen. De responsories vormen gewoonlijk de verbindende schakel tussen de lezingen en de nocturne en kunnen eveneens verwijzen naar gebeurtenissen uit verleden of toekomst.
Priem
De metten van de octaaf van Sacramentsdag geeft duidelijk aan hoe een bepaald onderwerp in de loop van de tijd kan worden uitgewerkt en ontwikkeld. Dit feest, dat in de twaalfde eeuw werd ingesteld door Thomas van Aquino, viert een centrale katholieke leerstelling: de fysieke aanwezigheid van Christus in de eucharistie, gesymboliseerd door brood en wijn. Omdat het een plechtig feest is, wordt het acht dagen gevierd met op elke dag drie nocturnen, die de thema's van de eerste dag van het octaaf nader uitwerken en toelichten.
Sacramentsdag, de eerste dag van de octaaf, geeft het centrale thema aan van de viering. De lezing voor de eerste nocturne betreft 1 Corinthiërs 11:20 e.v., waarin Paulus de betekenis van het Avondmaal behandelt. Hij citeert de uitspraak tijdens het Avondmaal (dit is mijn lichaam, dit is * bloed, Matth. 26:26 e.v.), die in de tweede nocturne nog zal terugkeren. De passage uit Corinthiërs bestaat uit drie delen, gevolgd door een responsorie. Elke responsorie bestaat uit twee verzen, een uit het Oude en een uit het Nieuwe Testament: dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israël stuk kleinvee slachten in de avondschemering ... Het vlees zullen zij denzelfden nacht eten ... met ongezuurde broden (Exodus 12). Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren ... met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid (1 Cor. 5:7 e.v.). Deze responsorie legt een verband tussen de eucharistie en de beide bijbelse werken en impliceert een Messiaanse uitleg van het Oude in het Nieuwe Testament. Ook de volgende responsorie brengt een voorval uit het OT in verband met het NT: ... zult gij vlees eten en ... met brood verzadigd worden (Ex. 16:12) en niet Mozes heeft u het brood uit den hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit den hemel (Joh. 6). Het citaat uit Exodus verwijst naar de wonderbare verschijning van het manna aan de Israëlieten in de woestijn, en relateert deze aan het nt. Van Aquino gebruikt het citaat in een hymne uit de metten: Panis angelicus, fit panis hominum/ dat panis caelicus, figuris terminum (met engelenspijs hebt Gij uw volk gevoed en hun vanuit de hemel brood gegeven).
Het derde paar responsories verwijst naar de geschiedenis van Elia (1 Kon. 19) als deze zich hongerig te slapen legt en om zijn eigen dood bidt, om bij het ontwaken een brood te ontdekken: Toen hij rondzag, was daar ... een koek op gloeiende stenen gebakken ... Toen stond hij op, at ... en ging door de kracht van die spijs ... tot aan het gebergte Gods. Het nieuwtestamentische citaat komt uit Joh. 6: Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven. Deze responsorie koppelt de wonderbare behoeding voor verhongering en sterfte aan de nieuwtestamentische belofte van het eeuwige leven middels het eucharistische brood.
De responsories vervullen een cruciale rol bij het uitdiepen van het eucharistische concept en plaatsen het in een breder tekstueel kader. Ook lopen ze vooruit op bepaalde thema's uit de tweede nocturne.
Terts
De tweede nocturne volgt een andere strategie: deze bevat een preek door Thomas van Aquino waarin de eucharistische theologie wordt toegelicht. Weer bestaat ze uit drie delen, elk weer gevolgd door een responsorie met een vers uit het ot en het nt. De vierde hiervan koppelt het verhaal van de instelling van het Avondmaal (Matth. 26:26, dit is mijn lichaam) aan Job 31:31 (wie werd met zijn vleesspijzen niet verzadigd?). De vijfde koppelt de tweede helft van het Avondmaal (Deze beker is ... mijn bloed, doet dit ... tot mijn gedachtenis) aan Klaagl. 3:20 (Zo vaak mijn ziel dit gedenkt, buigt zij zich neder in mij) en koppelt zo twee verschillende vormen van gedenken: die van de herinnering aan Christus en die van de val van Jeruzalem. De zesde verbindt Joh. 6:34 (Ik ben het brood des levens) met Joh. 6:48 (Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven) tot besluit van het thema van het manna uit de eerste nocturne, en voegt tegelijkertijd een coda toe aan het relaas van het Avondmaal uit de vierde en vijfde responsorie. De drie responsories verwijzen tevens naar de grondstellingen van Van Aquino's preek.
De derde nocturne volgt een ander patroon. De zevende lezing begint met een korte passage uit de evangeliën, die voortborduurt op de verzen die al werden aangestipt in de responsories uit de tweede nocturne. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank (Joh. 6:55 e.v.). Zij wordt gevolgd door een lang commentaar door Augustinus, dat wordt voortgezet in de achtste en negende lezing. De responsories uit Joh. 6:57-58 sluiten weer aan op de lezing.
De lezingen vertonen een ontwikkeling van de studie van oudtestamentische teksten die vooruitlopen op de eucharistie, via een theologische uiteenzetting naar een lezing van het Nieuwe Testament die zich rechtstreeks buigt over de eigenlijke leer. De responsories betrekken de betekenis van de lezingen op andere oudtestamentische teksten, concentreren zich op de basisverzen die ten grondslag liggen aan de eucharistie, en lichten bovendien de lezingen zelf toe.
Aangezien Sacramentsdag een belangrijk feest was duurde de viering acht dagen, met drie nocturnen voor elke dag. De eerste nocturne bestaat gewoonlijk uit een lezing uit Koningen, dat deel uitmaakt van nog een tekstencyclus uit het brevier. De responsories van de nocturne zijn echter dezelfde als op de eigenlijke feestdag en bieden zo de nodige continuïteit. De lezingen van de tweede nocturne geven een andere eucharistische preek door vroegchristelijke schrijvers. Weer zijn de responsories dezelfde als op de feestdag. De lezingen van de derde nocturne behandelen dezelfde evangelische passage, toegelicht door verschillende preken. De responsories blijven dezelfde.
Sexten
De octaaf resulteert in een veelzijdige benadering van één centraal thema, die toch in de pas blijft met de kern van de leer. De responsories zorgen voor de lijn, de verschillende commentaren op dezelfde passage plaatsen de tekst in een breed historisch kader. Zo krijgt de basistekst gaandeweg betekenis en ontstaat er bij de lezer een collectief geheugen.
Hoewel de nocturnen van de metten kunnen dienen om bepaalde betekenissen te verdiepen, kunnen ze ook worden gebruikt om één gelaagde tekst samen te stellen uit verschillende elementen. Tijdens de grote vasten, een tijd van boetedoening, brengt het officie van de vierde zondag verschillende elementen bijeen, die tijdens de paasviering worden verklaard. De les van de eerste nocturne geeft het verhaal van Mozes en de brandende struik. De responsories vullen dit aan door te herinneren aan de woorden die Mozes sprak tegen de Farao en na de doortocht door de Rode Zee. Het verband met de Opstanding van Christus komt duidelijk naar voren in een lofzang op de Paasavond, het Exsultet: haec nox est ... mare Rubrum sicco vestigio transire fecisti (tijdens deze nacht trok u droogvoets door de Rode Zee).
De lessen van de tweede nocturne zijn uit een vastenpreek door Basilius. Hoewel er gedurende de volle veertig dagen van deze periode wordt gevast, oppert hij dat Mozes al had gevast voordat hij op de Sinaï de wet ontving. De responsories na elke lezing verwijzen naar de doortocht door de Rode Zee (uit de eerste nocturne) en de inontvangstneming van de wet door Mozes.
De derde nocturne bevat een schijnbaar paradoxale passage uit de evangeliën, waarin Christus een schare van vijfduizend voedt met vijf broden en twee vissen. Hierop volgt een preek van Augustinus, die hier nader over uitweidt. Hij beschrijft het verhaal als een vergelijking tussen de spijziging en de wonderbare macht van God, en van hoe zichtbare dingen (de vermenigvuldiging van het brood) uitmonden in onzichtbare. Ook is er een vage verwijzing naar de tweede nocturne, gezien Basilius' nadruk op de noodzaak van vasten om van afgoderij te worden verlost, door hem vergeleken met Mozes' ontvangst van de wet op de Sinaï. De responsories van de derde nocturne gaan verder in op het Sinaï-verhaal, waarbij ze beurtelings terugverwijzen naar eerdere lezingen of vooruitlopen op komende.
None
De lezingen beschrijven op opeenvolgende dagen de verlossing van de Israëlieten uit Egypte en het Pascha. Dit thema wordt uiteindelijk uitgewerkt op Paaszondag, traditioneel beschouwd als het 'Nieuwe Pascha'. De lezingen integreren vasten, Pascha en de ontvangst van de wet op de Sinaï met de dood en Opstanding van Christus zoals deze worden gevierd tijdens de paastijd. De samenvoeging van verschillende elementen vestigt de aandacht van de lezer op het komende paasthema. De strategie is om het thema zo breed mogelijk toe te lichten. Het gebruik van relevante passages versterkt de betekenis van de onderhavige tekst.
Een tweede vorm bestaat uit een citaat uit het behandelde boek, dat het samenvat, de eigenlijke bedoeling ervan benadrukt en de afzonderlijke passages van de afgelopen dagen op een lijn brengt. De lezing voor september bijvoorbeeld is uit Job, en de responsorie van de tweede nocturne is dies mei velocius transierunt quam a texente tela succiditur et consumpti sunt absque ulla spe e (Job 7:6, Mijn dagen gaan sneller dan een weversspoel, en spoeden ten einde zonder hoop). Deze vorm is typerend voor de Historiae, een serie responsories uit de oudtestamentische werken. Hij verwijst terug naar een eerder gelezen passage, hetzij als nadere toelichting op het verhaal, of gewoon als herhaling van het gelezene. Dit geldt ook voor de lezing voor de vierde vastenzondag. Hij wordt ook gebruikt op de voorgaande zondag, in het verhaal van Jozef die wordt verkocht als slaaf en zijn vader die te horen krijgt dat zijn zoon is overleden (Gen. 37). De lezing op de daaropvolgende dinsdag is uit het evangelie naar Mattheüs, maar de responsorie verwijst naar de ontdekking door de vader dat zijn zoon nog leeft. Dit dient om het verhaal nader toe te lichten, of een eerdere tekst te koppelen aan de lopende.
Omdat de vroege Kerk in de Schrift een mystieke betekenis onderscheidde die verder ging dan de letterlijke, bevat de vijfde soort responsorie verhulde verwijzingen naar de lezing. De lezing voor Hemelvaartsdag is uit een hemelvaartspreek door Gregorius de Grote. Een van de responsories komt uit Psalm 104: Hij maakt de wolken tot zijn wagen, Hij wandelt op de vleugelen van den wind. Dit is een Messiaanse interpretatie, gezien het traditionele christelijke geloof dat het Oude Testament verhulde toespelingen bevat op gebeurtenissen in het Nieuwe. De verwijzing is hier natuurlijk naar Christus' hemelvaart. De zinspeling dient om twee losstaande teksten met elkaar in verband te brengen.
De zesde soort responsorie wordt gebruikt op heiligendagen. Hij houdt geen direct verband met de lezingen, maar licht in plaats daarvan gebeurtenissen en handelingen toe uit het leven van de heilige. Zo is de responsorie voor Sint Cecilia cantantibus organis Caecilia virgo in corde suo soli Domino cantebat (door op het orgel te spelen, zong de maagd Cecilia in haar hart alleen voor Christus het evangelie). Andere responsories lichten verdere voorvallen toe uit haar leven. De biografie is bedoeld om de lezer nader te informeren.
Vesper
Over het algemeen doen de responsories meer dan alleen maar het opdelen van de tekstpassages in afzonderlijke delen. Zij voorzien de tekst van meerdere betekenissen en brengen de grotere tekstcyclussen met elkaar in verband. Deze cyclussen kunnen bestaan uit een boek of reeks lezingen, die wordt verdeeld over een octaaf, maand of heel seizoen. De responsories vormen een schakel tussen de op die dag gelezen passages en bieden zo een zekere volledigheid, of lichten al doende betekenissen toe.
Met behulp van vergelijkbare structuren kunnen we een tijdelijke hypertekst samenstellen, waarin teksten chronologisch aan de lezer worden gepresenteerd. Dit is vooral geschikt om complexe ideeën en gelaagde betekenissen over te dragen aan de lezer. Dit geldt voor gevallen waarin de lezer uit is op subtielere betekenissen en langere tijd gebruik zal maken van een hypertekstsysteem. De transactionele hypertekst, zoals we die kennen uit veel on-line hulpsystemen, is geschikter voor losstaande vraagstukken die snel kunnen worden beantwoord.
Laten we ons bijvoorbeeld eens buigen over de wijze van opbouw van een hypertekst die een aristotelisch concept, dat van de vier oorzaken, zou willen verklaren. In een transactionele hypertekst zou het eerste blok er als volgt uit kunnen zien:
Een softwareontwikkelaar (directe oorzaak) schrijft een programma (formele oorzaak) om uitgaven te berekenen (doeloorzaak) in taal c (materiële oorzaak).
Elke term zou worden verklaard door een hyperlink. Bijvoorbeeld, de materiële oorzaak leidt tot de definitie: de materiële oorzaak is dat, wat aanleiding geeft tot iets; de formele oorzaak geeft het zijn definitieve vorm.
Het probleem met deze aanpak is, dat het de onderlinge verbanden tussen de oorzaken niet afdoende kan weergeven, zodat de lezer de oorzaken alleen ervaart als fragmenten en niet als een samenhangend concept (causaliteit).
Completen
De temporele aanpak zou gebruikmaken van een langere passage, afgewisseld met kortere inzichten die de betekenis ervan zouden uitdiepen of juist comprimeren. Enige lineariteit zou worden vermeden, doordat de lezer kan beginnen met om het even welke oorzaak, om vervolgens de overige drie te ondergaan. Dit zou niet geschikt zijn voor lezers die snel een definitie verlangen, maar wel voor iemand die de causaliteit wil begrijpen.
Uitgaande van het breviermodel zou er een lange, verklarende passage uit Aristoteles worden getoond. Deze zou worden afgewisseld door interactieve ervaringen, gericht op een van de effecten van eerder genoemde responsories. Het patroon is hetzelfde: lezing en respons. De selectie tekstcycli zou bestaan uit commentaar op de hoofdpassage en aanverwante opvattingen, naast latere interpretaties van het causaliteitsbegrip. De kortere interactieve ervaringen zouden fungeren als schakel tussen de passages onderling en grotere verbanden binnen de tekst.
Het essentiële verschil in de opbouw van een temporele hypertekst is het uitgangspunt dat de lezer het systeem langere tijd regelmatig zal gebruiken. Door voort te bouwen op het geheugen van de lezer en zijn ervaring met het systeem kunnen er subtielere, gelaagde betekenissen worden verklaard, zonder de fragmentatie waardoor zoveel hypertekst wordt gekenmerkt.