Mediamatic Magazine Vol. 7#3/4 Alfred Birnbaum 1 jan 1994

Beter Niet Weten

Een fabel

In die dagen waren er zoveel dingen onverklaarbaar, dat ze besloten hun economie te grondvesten op wat ze niet wisten. Wat geen gek idee was: een leven waarin alles bekend is, is niet veel waard, hoorde je zeggen, dus is niet-kennen een kostbare kwestie! En nog logischer zelfs: zodra ze het onbekende gingen beschouwen als hun grootste en meest onuitputtelijke hulpbron, werden ze onmiddellijk de rijkste mensen ter wereld.

Vergroot

Better Not Knowing -

Aanvankelijk ging alles erg goed en was iedereen gelukkig. Mensen ruimden hun wc's leeg of graasden hun slaap af op zoek naar wonderbaarlijke en mysterieuze dingen om op de markt te brengen, alwaar ze ze konden ruilen tegen andere wonderbaarlijke en mysterieuze dingen.

Er ontstond een enorme handel in het onverwachte en onverklaarbare. Om het even wat versjacheren werd een kunst met een grote K, vol trucs en troeven, subtiele ontwijkingen en overdonderende achterwaartse salto's. Uitleggen kwam neer op goedkoper maken, dus zodra je anderen zo ver wist te krijgen dat ze je vertelden wat ze verkochten - of waarom -, was de prijs al aanzienlijk gedaald. Maar je moest wel oppassen: hoe meer je wist waarop je een bod uitbracht, des te minder aantrekkelijk het werd om nog aan te schaffen. En als iets al te vaak van eigenaar was gewisseld, werden de bekende kwaliteiten ervan als achterhaald beschouwd en raakte je het aan de straatstenen niet meer kwijt.

- ''Dat je mij zoiets wilt verkopen! Ik weet allang wat het is...

- Ja, maar je hebt er geen idee van wat het in werkelijkheid niet waard is!

- En waarom zou ik dat niet in de gaten hebben?

- Omdat je dan allang had begrepen wat een koopje ik je aanbied!''

Als je over de markt wandelde, kreeg je al snel door dat er twee soorten handelaren waren: de goedgelovigen die alles aannamen waarover ze niets te horen kregen, en de twijfelaars die precies wilden weten hoeveel ze niet te horen kregen. Wie van beide de beste zaken deed, kon niemand zeggen - en wilde niemand ook weten, natuurlijk.

Het kwam zo ver dat als je mensen iets probeerde te verkopen, ze van je verlangden dat je de koopwaar in de zak liet zitten en dat ze er niets van te zien kregen, of anders vroegen ze van je dat je ze de zak liet zien zonder dat er wat in zat, alleen maar om te weten wat een mysterie het was -- maar niet wat voor mysterie. De beste handelaren waren natuurlijk degenen die in staat waren om iets dat niet in de zak zat, meer waard te laten lijken dan wat voor werkelijk onbekend iets ook.

Toen werd een van de slimste koopmannen - en een van de allerluiste - bezocht door een kwellende gedachte. Als de eigenlijke koopwaar hetgene is dat niet in de zak zit, stel dan dat ik de zak binnenstebuiten zou keren? Of nog beter, wat gebeurt er als ik al het bekende in de zak stop en gewoon de rest ga verkopen...?

Ja, dat zou ongetwijfeld een hoop werk schelen, maar hoe pak je zoiets aan? Hoe kun je eerst alles wat je weet bij elkaar krijgen en daarna een zak vinden waar dat allemaal in past? De koopman maakte snel een inventaris van zijn innerlijk.

Eens even kijken, wat weet ik?... Neem mijn huis. Ik ken alle kamers erg goed. En mijn familie, die ken ik vermoedelijk beter dan me lief is. Vader met zijn onnozele grapjes, moeder die altijd weer niet zegt wat ze bedoelt. En dan zijn er natuurlijk nog mijn vrienden, de andere handelaren. Nee, die zouden er nooit mee akkoord gaan om in de zak te worden gestopt! Hoe zouden ze zelf ooit nog iets kunnen verkopen? En dan zijn er nog hele delen van de stad, de straten die ik ken als mijn broekz...

Hmm, dit begon allemaal een beetje ingewikkeld te worden. Waar zou je ooit een zak kunnen vinden waar alles in past? En zou één dunne laag papier echt genoeg zijn om alle bekende dingen verborgen te houden? Kan een lap iets bedekken? En hoe weet je zeker dat je alles erin hebt weten te krijgen? Misschien zou de zak dat zelf moeten weten...

Misschien is het verstandiger om eerst het aantal dingen dat je kent te verminderen, door dingen onbekend te maken. Door te vergeten. Ja, laten we dom worden. Gemakkelijker gezegd dan gedaan! Leren om minder te weten dan je eerst wist, actief vergeten - als dat niet achteruitdenken is, wat dan wel? Of misschien wel binnenstebuiten en achteruit.

Het hoofd van de koopman zat in de knoop, wrong denkbeeldige handen, stak armen in niet-bestaande lege gaten, haalde de voering van zijn jaszakken binnenstebuiten. De oude goocheltruc: ook al is het niks, je hebt toch een mouw nodig om het uit te schudden.

Nu zijn we onszelf allemaal wel eens te slim af geweest in de loop der tijd, maar probeer jezelf eens te stom af te zijn. Maar dan zoveel dat je nog net weet wat je gedaan hebt! Je moest je tenslotte herinneren dat je iets aan het verkopen was. Valkuilen alom. Kun je net zo goed een zak over je eigen hoofd trekken zodat je niet meer weet wat wie is en wanneer waarom.

Precies op dat moment kreeg onze koopman zijn laatste gedachte met inhoud. Dat ging als volgt.

Erg vroeg de volgende morgen, nog voor de zon opkwam, zag men het silhouet van een figuur langskruipen - of eigenlijk zag niemand het, want iedereen sliep nog (maar jij kunt een geheimpje bewaren, niet?) De schaduw sloop de markt op en bewoog zich snel als een dief van stalletje naar stalletje, brak sloten open, trok geheime voorraden en zakken met onbekende koopwaar van de planken en stapelde die op in de gangpaden. Alleen beroofde de duistere gestalte de handelaren niet van hun potentiële goederen; in plaats daarvan begon hij de dingen van de ene stapel naar de andere te versjouwen, waarbij hij er aandachtig op toezag waar welke voorwerpen terecht kwamen.

Wat er voor buitenstaanders op neer zou zijn gekomen dat ze nergens terecht kwamen, want tegen de tijd dat de dader klaar was met zijn twijfelachtige werkzaamheden, was werkelijk alles ondersteboven gehaald. Niets zat meer waar het in had gezeten en iedereens voorraad lag open en bloot uitgestald. Bergen en bergen van god mag weten wat allemaal lagen her en der verspreid alsof er een wervelwind langs was gekomen, de doorgangen heupdiep vol met ladingen verboden waar. Zo er systeem in zat, was dat alleen doorzichtig voor ratten en gekken.

Toen tenslotte, bij het eerste licht van de dageraad, de kooplui wakker werden en naar de markt gingen om de eerste leveringen van mag-niet-zeggen-wat in ontvangst te nemen, wisten ze niet wat ze ervan moesten denken. Iemand had hun kaarten geschud - moesten ze er blij mee zijn of kwaad over worden? Was dit werkelijk de chaos die het leek te zijn? Of had een duiveltje stiekem de stand bijgehouden? Enerzijds lag alles openlijk voor het oprapen. Klanten en kopers konden moeiteloos de koopwaar bekijken. Daardoor zouden de prijzen kelderen.

Dit moet het werk van een anarchist zijn!

Anderzijds was dit misschien helemaal niet iets om opgewonden over te raken. Zeker, de waren van iedere koopman waren alom te grabbel gegooid, maar dat was met de hele markt gebeurd. In één keer, zonder aanzien des persoons, over de hele linie. Iedereen was quitte en niemand hield er een of ander voordeel aan over (behalve misschien degene die het gedaan had, als er werkelijk een ondoorgrondelijk brein achter deze operatie school). En aangezien niemand wist wat van wie was geweest, kon niemand vertellen wat eigen bezit was en wat van een ander was. Dat betekende dat als iedereen gewoon de boel in gelijke delen zou verdelen, geen enkele koopman iets te klagen zou hebben.

Dit moet het werk van een communist zijn!

Ten derde - nu werd het interessant - stel dat je de onbegrijpelijkheid van het hele gebeuren kon verkopen, in plaats van de nog-nooit-gezienheid van de dingen zelf: het ontbreken van een verklaring in plaats van het ontbreken van een materieel voorwerp? Dat zou de inkomsten opdrijven, of niet soms? Stel dat de waarde van de dingen niet school in hun niet-wat, maar in hun niet-waarom? Maar wat zou dat inhouden? Met name als jezelf niet helemaal door had welk systeem hetgene was waarom het niet ging. Onduidelijkheid kun je alleen doorverkopen als je zelf een of ander benul van de duidelijkheid hebt.

Dit moet het werk zijn van een occultist! Een mysticus!

Of het nu om te lachen of te huilen was: hier was een wreed spel gespeeld, alleen had niemand het geringste idee op wat voor manier ze zich beledigd moesten voelen. Niemand, behalve onze vriend natuurlijk, die stilletjes in een hoekje stond te lachen. Lachend en heel, heel moe. Als je erop uit bent om zonder veel inspanning een fortuin te verdienen, is het ronduit afmattend als je 's ochtends vroeg moet werken.

Het wordt steeds moeilijker om niks te doen.

Niets doen, en op de goede manier, vraagt nogal wat voorbereiding. Om uit te rusten terwijl de anderen aan het werk zijn, moet je ofwel werken in hun vrije tijd, ofwel hen je werk voor jou laten doen, zonder dat ze daar zelfs maar erg in hebben. Laat ze ploeteren, laat ze in het duister tasten. Schep verwarring, maar laat ze er zelf mee opgescheept zitten. Je leeft niet alleen om een schaduw te werpen.

Nu bestond de wanorde eindelijk eens geheel aan hun kant. Een oneerlijk voordeel dat niet verkwist mocht worden! Met hun lijsten in de hand, elkaars gespecificeerde administraties bestuderend, ging het een mooie, stralende dag worden. Genoeg geniepig gedoe, tijd om uit te rusten. En daarmee verdween onze connaisseur van de chaos en profiteur van de volmaakte doelloosheid van het toneel.

Maar soms loopt zelfs een eenogige koning blind met zijn hoofd tegen een muur.

Jaren gingen voorbij. De tijden veranderden en vermeerderden zich zelfs. Het rijk was nauwelijks nog te herkennen. Er ontbrak iets, al kon niemand zeggen wat nou precies het verschil was. Men keek terug op vroeger jaren als de gouden tijd van het niet-weten - althans dat dacht men. Niet dat ze nu meer wisten dan vroeger, maar ze hoefden niet langer actief te vergeten. Niets raakte nog langer kant noch wal, het hele tijdperk sloeg nergens meer op. En dat was nog het minste kwaad.

Nee, ze hadden niet hun ondenkbare economie afgeschaft. In plaats daarvan had deze zich ontwikkeld in een tamelijk onvoordehandliggende richting. Ze hadden het niet zien aankomen - wie zou dat hebben gekund? - maar nu hadden ze leiders die zich beriepen op hun Vermogen tot Onwetendheid. Zo begon het Rijk van de Of-offers, die een fraaie vorm voor hun doelloze staat wisten te beschrijven en verklaren en kwantificeren - voor de helft van de tijd. Met behulp van krommen en staafdiagrammen, cijfers en vergelijkingen, maakten ze de trends in het niet-weten vager. Ze vormden vergeetscholen. Nu wisten ze wat ze niet wisten - althans het gemiddelde daarvan. Dit heette een 'Beter Niet Weten'. Het nieuwe, verbeterde toeval.

Iedereen liep scheel te kijken. Met de ogen half open - of half gesloten -, voortdurend knipperend, dwaalden mensen rond in volmaakt halfverlichte boem-is-ho-interieurs. Iedereen had blauwe plekken op de overigens heldere huid, wat werd beschouwd als een teken van schoonheid.

Permutaties parelden, factoren floreerden. Twijfel werd een verborgen schat (al was privacy verdacht geworden). In het esthetisch aldoordringende schemerduister werden overal aankondigingen opgehangen om niet op te letten, en de schilders van uithangborden profiteerden van de verdubbeling van alle niet-namen (al kon je niet langer ontkomen aan het of-of). Zoals te verwachten was, werd raden en gissen ontmoedigt. Maar zoals het gezegde gaat, geen nieuws is tweemaal nieuws: de eerste keer als je het niet hoort en de tweede keer als je het niet verder vertelt.

Toch waren de mensen de facto gelukkig. De handel was levendig, zelfs toen loven en bieden uit was geraakt. Het aanbod ging over het geheel gelijk op met de vraag, huwelijken waren min of meer betaalbaar. Voor de eerste keer, voor zover men zich niet kon herinneren, kon je gaan rentenieren op wat je niet wist. Velen hadden zakgeld en gooiden dat ook af en toe over de balk voor niets in het bijzonder, maar niemand kon zeggen waar al deze overvloed vandaan kwam.

Weinigen konden zich nog iets specifieks over vroeger herinneren, want wie kan onthouden wat je nooit hebt geweten? Feitelijke herinneringen waren buitengewoon zeldzaam, maar omdat dit geen economie van de schaarste was, was daar weinig mee verloren. Het mocht daarom nauwelijks verbazen dat, toen er een bedelaar te voorschijn kroop uit duistere krochten en hardop begon te emmeren over hoe het vroeger wel niet was geweest, niemand ook maar het geringste benul had waar deze arme man het precies over had.

-'' Ik was erbij, eerder dan jullie allemaal! Voordat alles beter begon te gaan!

- Laat die zielige sukkelaar toch. Peuter hem liever aan zijn verstand dat je je wonden niet in het openbaar hoort te likken!

- Waarom goeie onwetendheid bederven? Als je zo slim denkt te zijn, heb je het aan jezelf te danken!''

Er zat iets licht onfatsoenlijks in de wijze waarop de charlatan hamerde op het herinneren, maar tegelijk hing er een eigenaardig bekende sfeer rond deze oude brompot.

Een menigte liep te hoop. Uitgejouwd en uitgedaagd, ijsberend over het plein waar vroeger de markt was geweest - althans volgens een van de vele mogelijke inscripties - begon de voddenraper een relletje te trappen.

- ''Kennen jullie me nog? Nou, ik kende jullie allemaal, stuk voor stuk. Ik stond er met mijn neus bovenop!

- Je moet vooral een grote bek opzetten over al die kennis van jou, want je hebt geen cent meer te makken!

- Ha ha ha! Blijf eens een tijdje in ons heden leven, daar kun je nog eens rijk van worden!

- Rijk? Ik ben degene die de knop heeft omgezet indertijd! Ik weet alles van jullie en je voorraden!''

En toen dreigde de verdoolde ziel te onthullen dat... ja, wat ook weer? Niemand kon zijn of haar oren geloven: een geheime code? Wie herinnerde zich eigenlijk nog die noodlottige ochtend op de marktplaats? En zelfs als ze dat zouden kunnen herinneren, wat zou dat voor verschil maken? Er bestond meer dan genoeg vergeetachtigheid om een paar losse herinneringen in te laten wegzakken. Het grote onbekende had niets te vrezen van een handvol namen.

Zwaaiend met een vodje papier, halfvergaan en praktisch onleesbaar, begon onze eens-en-nooit-weer koopman een litanie van losse aantekeningen rond te tetteren.

- Stalletje A-101: vijf kratten zus en zo, twaalf dozen dit en dat, twee pakken allerlei, etcetera... Kraam B-7: vijfenveertig xxl dingessen, negentien flessen superfijne klaterdrab, drie gros moderne nepkneuters... Vrachtwagen C-23: tien grote dooddoeners, vijftien herbewerkte slimmigheden, drieënhalf dozijn fut...

Enzovoort enzovoort. Tot er plots iets heel eigenaardigs gebeurde. De lijst werd al vager in de gerimpelde handen. Hij loste op in het niets! De lijnen en rimpels begonnen te verdwijnen uit het verschrompelde gelaat. En voor de omstanders het in de gaten hadden, begon onze niemand minder en minder op iemand te lijken en meer en meer op iedereen anders - voor het geval je je dat voor kunt stellen! Binnen een paar seconden was het gezicht verdwenen in de massa, zonder rookwolkjes, zonder trommels en trompetten, om nooit weerom te worden gezien. De mensen waren al snel vergeten waarom ze daar rondhingen en gingen elk huns weegs.

Niemand weet of ze daarna nog lang en gelukkig leefden.

vertaling Arjen Mulder