Mediamatic Magazine vol 6 #1 Jorinde Seijdel 1 jan 1991

Rembrandt's Paniek

Rembrandt van Rijn heeft last van nachtmerries, met de vreselijkste beelden. Vannacht nog droomde hij dat hij gedwongen werd drie van zijn dierbaarste schilderijen op te eten… Sinds een speciaal ingestelde commissie eropuit is zijn oeuvre te vernietigen en zijn naam te besmetten gaat het niet goed met de schilder. Hij maakt zich grote zorgen.

Vergroot

Rembrandt's Paniek -

Het ergste vindt hij dat hij alles uit de kranten moet vernemen. Alsof hij niet bestaat. Valse Rembrandt ontdekt/Tekeningen van Rembrandt blijken niet echt te zijn/Nieuw onderzoek ontmaskert Rembrandts: museumdirecteur ontdaan, etc. De schande! Bah, elke Rembrandt is een Rembrandt. Een Rembrandt is een Rembrandt is een Rembrandt is een Rembrandt...
Hoe vaak heeft hij niet geprobeerd een afspraak te maken met dat zogenaamde Rembrandt Research Project en hoe vaak is hij niet afgewimpeld: Meneertje kirrekirre, kirrekirre meneertje... Meneertje!
Meneertje lijdt pijn. Die zwaar
chemisch en microscopisch
bewapende onderzoekers op
zoek naar leugens jagen hem de
stuipen op het lijf. De speciale
effecten van De Echte leest hij
smalend. Het geheim van
Rembrandt luidt een andere
krantenkop in zijn zorgvuldig
bijgehouden plakboek. Geheim?
Alles wat hij weet en is heeft hij
gegeven. Als hij een geheim had zou niemand dat weten, dientengevolge zou het dan niet bestaan. Het raadsel, daar gaat het om. De stakkers kunnen niet leven met het raadsel.

Voor de zoveelste keer begint Rembrandt te tellen: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9… 3x3=9 Rembrandt zingt zijn lied. Sedert kort ‘onecht’ zijn:
1. Portret van de Schilder Hendrick Martensz. Sorgh, 2. Het portret van Sorghs vrouw, 3. Davids afscheid van Jonathan, 4. De Heilige familie met Sint Anna, 5. De man met de gevederde helm, 6. Portret van Anna Wijmer, 7. Landschap met koets, 8. Man met de rode muts. Ze twijfelen nog aan een 9, zelfportret. Voorzichtig kijkt hij in de spiegel, een traan in zijn oog. Wie is die man? Rembrandt van Rijn, zoon van Harmen Gerritsz. van Rijn en Neeltgen Willemsdr, van Zuytbroeck. U bestaat niet. Help. Het gaat maar door, de lijst van verdoemde schilderijen en tekeningen is eindeloos. In het derde deel van A Corpus of Rembrandt Paintings zijn veertig Rembrandts ‘afgevoerd’. Rond de eeuwwisseling waren er nog 966 werken aan Rembrandt toegeschreven, maar tegen de volgende eeuwwisseling zullen dat er maar een goede 300 zijn. Omstreeks het jaar 2100 zijn ze op, rekent hij uit. Wat te doen? Eerst maar eens naar bed, slapen gaan. Zonder eten naar bed.

Ook deze nacht wordt de schilder weer gekweld door een boze droom, in drie delen dit keer: ter ere van het Rembrandtjaar zijn er overal recepties, tentoonstellingen en lezingen georganiseerd. Natuurlijk ontvangt hij voor geen van deze evenementen een uitnodiging, maar hij gaat toch. Op slinkse wijze weet hij steeds binnen te dringen om vervolgens van de ene verbijstering in de andere te vallen.

I. Hij bevindt zich op een cocktailparty in het Rijksmuseum en wat ziet hij? Zichzelf. In meer dan honderdvoud, alle gasten gelijken exact op hem. We are the Rembrandts zingen ze in koor. We are the Rembrandts. Hij vlucht weg de zaal in waar de Nachtwacht zich bevindt. Het enorme schilderij hangt omgekeerd aan de wand, op de achterkant van het doek is in fluorescerend roze met een spuitbus in grote letters geschreven REMBRANT GO HOME! (Pas na zijn ontwaken realiseert hij zich die spelfout.)…

II. Hij wandelt rond op een grote Rembrandttentoonstelling, het is onduidelijk waar, en op het eerste gezicht is hij tevreden. Hij ziet dat ze er allemaal hangen, alle doeken die hij ooit geschilderd heeft. Voor een dierbaar zelfportret uit 1655 blijft hij wat langer stilstaan en dan valt het hem pas op: achter zijn signatuur staat gekrast Research Project. Met knikkende knieën loopt hij zijn andere werken af en steeds leest hij die brutaal als graffiti aangebrachte woorden achter zijn dierbare handtekening...

III. Hij zit wat ongemakkelijk op een harde bank in een collegezaalachtige ruimte alwaar net een lezing begint van een Professor gespecialiseerd in het 'Rembrandtbeeld'. Resumerend moet men zeggen: Rembrandt had een onaangename dispositie en een onbetrouwbaar karakter. Zo begint de Professor op gewichtige toon en zo gaat hij door. Eindeloos en zonder haperen herhaalt hij deze woorden, slechts zijn intonatie verandert nu en dan van zakelijk naar geheimzinnig, van zalvend naar bevelend. (Later op de dag herinnert Rembrandt zich dat hij deze woorden ooit gelezen heeft in een boek dat heet Rembrandt: zijn leven, zijn schilderijen van een zekeren Gary Schwartz.) Met een vuurrood hoofd kijkt de kunstenaar om zich heen. Hij ziet iedereen ernstig aantekeningen maken. Af en toe brengt de Professor een komische noot in, alsof hij de zwaarte van zijn betoog wat minder verpletterend wil maken, door de tekst ondeugend de zaal in te zingen. Dankbaar gegiechel...

Na deze duivelse nacht verandert Rembrandts verontrusting definitief in paniek. Er volgen apocalyptische dagen waarin de waanzin om de hoek kijkt. De vreselijkste voorstellingen... Aangezien hij voor iedereen al dood schijnt. verwerpt hij zelfmoord. Hij overweegt moord, maar op wie? Op het Rembrandt Research Project?

Niets garandeert hem dat zijn naam door die daad gezuiverd zou worden. Wat te doen? Hij eet niet meer, hij schildert niet meer. Douchen, douchen, douchen... Het warme water van de douche schenkt hem weldadige verlichting. Hij doucht wel acht keer per dag, zijn huid wordt wit en rimpelig. Als hij op een middag de krant doorbladert, valt zijn rusteloze oog plotseling op een kleine advertentie: Rembrandt Research Project zoekt wetenschappelijk medewerker. De kandidaten moeten beschikken over een gespecialiseerde kennis van het volledige Rembrandt-oeuvre (…)

Tralalalala... wat gebeuren moet, moet gebeuren. De redding lijkt nabij. Die nacht schrijft Rembrandt zijn sollicitatiebrief. Hij ondertekent met dr. Witold Finkelstein, een naam die klinkt. Glad ijs, een gewaagde onderneming!

Zes dagen later arriveert de brief waarin hij wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Hij wist het. Vol verwachting klopt zijn hart. Op de bewuste dag neemt hij dodelijk kalm en op zijn paasbest een taxi naar de burelen van het RRP. Dr. Witold Finkelstein mag gaan zitten.
Dr. Witold Finkelstein krijgt
een kopje koffie. Dr. Witold Finkelstein wordt ondervraagd.

Vraag 1: wat staat er op de achterkant van de Nachtwacht. Spel de tekst.Vraag 2: Stel dat u een officiële RRP-medewerker was, wat staat u te doen als u met een scherp mesje voor een te onderzoeken Rembrandt staat. Vraag 3: Vul aan: Resumerend moet men zeggen... Dr. Witold Finkelstein slaagt met vlag en wimpel. Verder geen vragen, het gaat zoals het gaat. Dr. Witold Finkelsteins hart is gevuld met haat. De volgende dag beginnen, lunchpakketje mee.

Het moet gezegd worden dat Rembrandt van tevoren geen enkele strategie heeft bedacht. Hij heeft geen idee, geen flauw benul wat hem te doen staat, maar het lijkt hem van essentieel belang de Vijand van binnenuit te bestuderen. Het loopt echter gesmeerd, het lijkt allemaal vanzelf te gaan, Dr. Witold Finkelstein ontpopt zich als een briljant wetenschapper die precies op de juiste ogenblikken Een en ander bewijst dat weet te poneren. Deze eruditie maakt grote indruk op zijn collega's. En met de observatie In Rembrandts omgeving in Amsterdam was men niet bijzonder preuts en voor Rembrandt zelf zal het niet meer dan wat roddelpraat betekend hebben dat hij een verhouding was begonnen met zijn nieuwe huishoudster, na het schandaal met haar voorgangster (Schwartz, p. 292) heeft hij hen definitief voor zich gewonnen.

Thuis kotst Rembrandt de geleerde grijns van Dr. Witold Finkelstein uit en staat uren onder de douche om het verraad van zich af te spoelen. Zijn duistere plannen beginnen vaste vormen aan te nemen. Hij heeft het gevoel dat hij zijn collega's allengs leert kennen. Zo hebben ze de gewoonte om alvorens aan de analyse van een van zijn schilderijen te beginnen drie maal rechtsom de vergadertafel te rennen, onder het slaken van luide, ongearticuleerde kreetjes. En hun motto, die gelijk hun methode is, luidt: Beter twee Rembrandts van kant dan één aan de wand. Het gaat er allereerst om ze te keren.

Op een woensdagmiddag in november, als er weer een vers schilderij op de ontleedtafel ligt, weet dr. Witold Finkelstein het zo te spelen dat hij voorop gaat in de rituele tafeldans. Even is de verwarring groot als hij langs links gaat en ontstaat er een kettingbotsing waardoor iedereen behalve hijzelf op de grond komt te liggen. Hij geeft geen krimp en als ze allemaal weer op hun benen staan, houdt hij onverstoorbaar dezelfde richting aan. Dr. Witold Finkelstein straalt autoriteit en vanzelfsprekendheid uit. Nog eenmaal stort het RRP gedesoriënteerd ten gronde, maar dan toont het zich verslagen en volgt, volgt Dr. Witold Finkelstein links de tafel om... onder het slaken van luide, ongearticuleerde kreetjes, dat nog wel. De eerste belangrijke overwinning is echter behaald, ogenschijnlijk zonder direct resultaat, maar Rembrandt bespeurt vol wreed genoegen kleine, geniepige barstjes in het glanzende vernis waarachter het RRP zich verschanst. Zo beginnen de medewerkers stuk voor stuk te stotteren, ze breken hun tongen in het bijzonder over het woord authenticiteit: Au au au, au au au.... En hun voorheen hoogstaande, wetenschappelijke discussies verworden tot banale ruzies: Echt! Vals! Echt! Vals! Echt! Vals! Koffiekopjes en kamerplanten vliegen door het kantoor. Dr. Witold Finkelstein ziet het met onzichtbaar leedvermaak aan.

De volgende stap is het omzetten van hun luide, ongearticuleerde kreetjes in een krachtige, prachtige slogan. Zo gezegd, zo gedaan en bij de volgende rituele tafeldans, linksom alsof het nooit anders was, overstemt dr. Witold
Finkelstein het gejank en gegil van het RRP met een bars Rembrandt! Rembrandt!, en nog een keer Rembrandt! Rembrandt! Verbijsterd verstomt men om hem heen en bijna dreigt het hele zootje weer te vallen. Aarzelend proberen ze hun kreetjes te hervatten, maar meteen is daar dr. Witold Finkelstein met zijn Rembrandt! Rembrandt! en ditmaal zet hij door, Rembrandt! Rembrandt! Rembrandt! Rembrandt!... En ja. eerst zachtjes maar steeds luider vallen ze hem bij. Rembrandt! Rembrandt! klinkt het tenslotte oorverdovend in koor. Hij heeft ze, Rembrandt! Rembrandt! Nu is er geen weg terug meer.

Maar er is nog dat storende motto dat ingelijst boven de deurpost hangt en waar de ogen van de medewerkers tijdens het werk zo vaak naar afdwalen, op zoek naar inspiratie. Op een dag gaat dr. Witold Finkelstein pontificaal op een stoel staan en haalt het weg. Hij doet alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Uit de zak van zijn colbert haalt hij een tegeltje dat hij de avond ervoor thuis beschilderd heeft met wat neutrale versierselen en een tekst, in zachtroze, beter een paar Rembrandts te veel dan één Rembrandt te weinig. Hij hangt het op, daalt af en kijkt om zich heen: alle blikken zijn ongelovig naar boven gericht, de monden hangen kwijlend open en alleen het geluid van het kleine ijskastje is nog hoorbaar. Stilletjes genietend vertrekt dr. Witold Finkelstein – het is immers vijf uur, de werkdag zit erop – groetend tot morgen iedereen/ zoals hij gewoon is.

Thuisgekomen, douche genomen. Rembrandt realiseert zich dat het nu pas echt spannend wordt. Hij voelt zich raar, leeg en vol tegelijk. Naar bed, naar bed zei Duimelot... Een borrel? Ach, toe maar. De volgende ochtend na zijn Goedemorgen iedereen polst hij nieuwsgierig de situatie. Het tegeltje hangt er nog! Ogen die zich er aan verlustigen. Het zit erop. de voorbereidingen zitten erop. Dr. Witold Finkelstein wordt prompt misselijk maar herstelt zich razendsnel. Het uur en ogenblik van Rembrandt is nabij. Proef op de som. Tussen twee haakjes, hoeveel Rembrandts denkt U eigenlijk dat er rond de eeuwwisseling zullen zijn?

Dr. Witold Finkelstein vraagt dit op quasi- nonchalante toon aan de medewerker aan het bureau tegenover hem. Met horten en stoten komt het eruit: rond de eeuwwisseling zal het aantal Rembrandts minstens vervijfvoudigd zijn. Gezegd is gezegd. Iets viert er zege. Hoezee, hoezee. Kon voorheen elke Rembrandt geen Rembrandt zijn, vanaf heden kan élk schilderij een Rembrandt zijn. Rembrandt! Rembrandt! begint het kantoor spontaan te scanderen.

Dr. Witold Finkelstein is opeens ontzettend moe, maar de dag gaat voorbij…

En er breekt een nieuwe aan. Rembrandt blijft thuis: dr. Witold Finkelstein is ziek. De overwinningsroes maakt plaats voor gemene twijfel: wie heeft er wat gewonnen? Wat valt hem nu nog ooit te dien? Hij heeft met zijn boekhouders gevochten en zich briljant getoond, maar is het geen gekke wereld waarin linksom, of rechtsom beslissend is? De kunstenaar kijkt in de spiegel, ziet de grijnzende smoel van dr. Witold Finkelstein.
Meneertje.