Wie het over Nieuwe Wereldorde wil hebben, maar de virtuele realiteit buiten beschouwing laat, doet er beter aan te zwijgen.
Johan Sjerpstra
Het contact tussen het natte en het droge is een risicodragende aangelegenheid, vol van onvoorziene gevaren. In de praktijk variëren die van een glas dubbeldrank in de broodrooster, de vinger in het stopcontact, een gesprongen waterleiding, tot de zwellende passies die botsen op nuchter onbegrip. Het menselijk lichaam met zijn dunne vellen, harde botten en kleffe vochten kan redelijk goed gedefinieerd worden als een problematische waterhuishouding, waarvan de grenzen vloeiend zijn. Deze aquanomie wordt telkens opnieuw gemarkeerd door lappen stof en reukvlaggen, en voorzien van kleurstoffen en een aura van rammelende sociale codes. Deze dienen ertoe de persoonlijke overstromingen niet uit de hand te laten lopen en de ongelukjes te verhullen.
Hoe dichter de Mensch de machines nadert, des te meer natte zones worden drooggelegd. Afhankelijk van de benadering van het lichaam door de techniek worden grenzen gelegd en erotische zones bepaald. Dit is af te lezen aan de modes van de kledij, de aankleding van de natte hobbezak die tegenwoordig als ‘euroburger’ keurig netjes ingepakt door het leven gaat. Deze zelfdenkende biopomp, die puffend en proestend heen en weer wordt geslingerd tussen nat en droog, los en vast, vluchtig en hard, roes en verstand, ruis en teken, zien we eind 20ste eeuw opeens werkzaam in de elektronische environment. De dampende en waterende factor Mensch stelt het machinepark voor schokkende effecten. Het onvermijdelijke contact tussen de natte vinger en het toetsenbord heeft een technologisch beschavingsoffensief opgeroepen. Meer en meer komt economie neer op een zo dicht mogelijke verweving van de sociale structuren met de elektronische circuits.
Tot voor kort gaven de seksuele grenzen de gevarenzones aan. Daardoor was er ook sprake van een aparte heren- en damesmode. Deze noodzaak is verdwenen en dus grijpt de macht naar andere middelen om angsten en verlangens te stileren, terwijl de macht zelf ook van gedaante verandert. De fascistische macht was ooit een bolwerk van seksuele metaforen die herleid konden worden tot de vaste, eigen bodem en het stromende, zuivere bloed. De scheidingen op grond van sekse en ras waren bedoeld om de mengvormen te vernietigen en hadden dan ook politieke en militaire consequenties.
Ruimtepak
De hierop volgende antifascistische Koude Oorlog duurde lang genoeg om het racistische en seksistische denken dood te laten bloeden. De lichaamspolitiek uit dit inmiddels voorbije tijdvak werd gekenmerkt door conditionering van de lichamen op de nieuwe machines, die niet meer mechanisch maar elektronisch werden aangedreven.
Zo leverde de ruimtevaart het basic model van de elektronische aankleding, die net als de macht zelf zowel z’n aantrekkelijke als afschrikwekkende kant heeft. De eerste astronauten waren dieren, beplakt met elektroden om de reacties van hun biologische waterhuishouding te registreren. Daartegenover schitterde en straalde het futuristische ruimtepak als proefmodel van de elektronische New Order. Het kosmisch kostuum doorstond met glans de nieuwe gevaarlijke condities, gaf handelingsvrijheid en bood bescherming, terwijl het tevens communicatie garandeerde. Dit vereiste een omscholing van het lichaam, dat niet langer onder het regime van de religie of de politiek, maar onder toezicht van de wetenschap kwam te staan. De buitenaardse ruimtevaart bleek geen uitvinding die na een ontwikkelingsfase voor de consumenten beschikbaar kwam. Het werd een experiment om onder extreme condities de reacties van het lichaam in elektronische toestand te testen. Ook hier was de aankleding niet alleen uiterlijk vertoon, maar tevens dressuur en maakte ze via de media aan de wereldbevolking duidelijk wat het betekent om aan de computer te hangen. Het buitengewone van deze bovenmenselijke prestatie in de buitenaardse ruimte overtuigde de achtergebleven mensheid van het doorslaand succes dat een verblijf in de elektronische ruimte kon opleveren.
Datapak
Na de explosie van de Challenger en het einde van de ruimtedroom is de weg vrijgemaakt om het ruimtepak in ordinaire massaproductie te nemen. Het is omgedoopt tot datapak, met als introductiestunt de zogenaamde datahandschoen. Deze ongemakkelijke outfit biedt de datawerker een fascinerend uitgaanskostuum, waarmee hij iedere lokaliteit met iedere identiteit kan bekleden. Zo maakt hij op een aangename en vrijblijvende wijze kennis met het nieuwe machtstype van de New Order. Deze heeft de volgende premissen: terwijl het woon-werkverkeer oplost en de nationale grenzen vervagen, betreden we een cleane, stofvrije, steriele, medicinale ruimte, die zijn eigen opvatting over vuil genereert. Analoog aan de gevaarlijke zones uit het tijdperk van de seksuele macht, gaat het nu om het uitbannen van bedreigingen die de elektronische conditie aantasten. Classics als verdovende drugs, zatmakende drank en verstikkende rooknevels verschijnen als hot items van de droogleggingspolitiek die de Nieuwe Orde wereldwijd doorvoert. Deze politiek vereist een strikt roesdieet wanneer je op wilt gaan in de hallucinogene dataspace. Anders verlies je de nodige concentratie en ga je ruis produceren.
Nieuw aan de elektronische conditie is het stilzitten en de minimalisering van de biomechanische arbeid. Deze fundamentele wijziging in de humane waterconditie, die net als het Deltaplan slechts onder de verhoudingen van de Koude Oorlog gerealiseerd kon worden, veroorzaakt in de introductiefase van de digitale hegemonie een potentiële aanpassingsruis, die bestreden wordt door een aërodynamisch bewegingsprogramma. De citybike als modefiets is integraal onderdeel van het databeleid en wordt niet voor niets bereden door gezondheidsadepten in fluorescerende spacepakken. Anders dan de verkwistende yuppies uit de eighties, streeft de Euroburgerij van de nineties naar algehele matiging: zowel van het eigen voedsel- en mediadieet als van de overheidsuitgaven. De subsidiekraan is voor hen het zinnebeeld van verspilling, die in flagrante tegenspraak staat met hun recyclingwoede en rentabiliteitszin.
Deze knusse cocooners genieten van de vrijheid om thuis te blijven en hun grootste zorg is het datadak boven hun hoofd. Vluchtelingen die niet in het bestand zijn op te sporen, moeten in hun eigen regio blijven en anders mogen vn & eg met hun ontwikkelingsleger daar een handje bij helpen. Als jullie geen humanitaire hulp willen, gaan we schieten. Achterliggende inzet van deze militaire ingrepen is het gezond maken van de globale verbindingen, die als een metastructuur de wereld omvatten. Om verder te kunnen expanderen en innoveren dienen de uitgeschakelde datalozen zich koest te houden en op hun plaats te blijven. Desnoods worden hun getto’s in eigen stad en hun afgeschreven sociale woestijnen dichtgesmeerd met elektronische bewaking.
Europeesch Waarmerk
Hardware, software, wetware zijn de drie gedaantes waarin de mens/machine in het tijdperk van de Nieuwe Wereldorde verschijnt. Deze drie-eenheid bezit eigen geografische en historische coördinaten. De hardware waar wij al onze cultuur en communicatie op afspelen komt uit Japan. De programma’s die het mogelijk maken dat wij al deze dierbare data kunnen lezen, zien en horen, komt uit de Verenigde Staten. De rol van Europa tenslotte is de benodigde culturele producten aan te leveren. De taak van wetware is het ophoesten van cultuur, om die op de Japanse hardware met behulp van de Amerikaanse software af te spelen. In deze internationale arbeidsdeling wordt van Europa verwacht dat zij het erfgoed van Bach en Beethoven goed beheert, het schilderwerk van Rembrandt en Van Gogh voortzet en de rode draad in de theatertraditie van Shakespeare tot Beckett naar de toekomst verlengt. Dat geldt evengoed voor de mediakunst die in de afgelopen decennia ontstaan is. De Europeanen moeten uitvinden wat voor moois er allemaal uit al die nieuwe apparaten getoverd kan worden. Uit het functioneel gebruik van de techniek valt namelijk weinig plezier te behalen. Er wordt pas kunst te voorschijn getoverd wanneer de apparaten aangesloten worden op de kunstgeschiedenis, op de filosofie en de literatuur en de typisch menselijke karaktertrekken, die tot Europeesch waarmerk zijn geworden. Dat is het lot dat de Europeanen, na zoveel miskleunen in deze 20ste eeuw, over zich hebben afgeroepen. Wetware geeft aan dat wij veroordeeld zijn tot het maken van cultuur, die zich van technische middelen bedient die anderen hebben ontworpen. Dit hoeft geen onderschikte positie te zijn. Integendeel: er wordt een hoop van ons verwacht! Wat is immers een laptopcomputer met een tekstverwerkingsprogramma zonder de mooie verhalen die daar op geschreven worden? Of de synthesizer zonder experimentele composities?
Restant Mens
Wetware is een lichaam dat aan machines hangt. Wetware geeft aan dat wij allang zijn aangesloten op de ons omringende machines, iets waar wij, zoals in het geval van de televisie, nog een hoop plezier aan beleven ook. De onderwerping aan de machine zoals Orwell die in 1984 voorspelde hoeft, als het aan de wetware ligt, niet zo dramatisch te worden voorgesteld. Ze hoeft niet te resulteren in slaafse onderwerping, want de wetware heeft een geheim wapen achter de hand: zijn menselijke, al te menselijke eigenschappen. De geuzennaam ‘wetware’ is een eerbetoon aan de knutselaar die er het beste van probeert te maken, maar altijd weer de instructies vergeet. De onvolkomenheden worden ingezet om de waardigheid te waarborgen. Door onkunde, sabotagedriften en een ongebreidelde creativiteit loopt de techniek altijd weer in het honderd en uit deze ongelukken spruiten de mooiste gedrochten voort, die na een esthetische behandeling moeiteloos tot kunst worden verklaard. Voor wetware is de gebruiker geen achterblijfsel of onderdrukt wezentje, maar een hobbyist-van-huis-uit, die alle oude en nieuwe media aan elkaar weet te knopen tot een personal reality, waarin de foutmelding aan het begin staat van een lange reeks daverende successen.
Het begrip wetware is een uitvinding van Rudy Rucker. Hij vat wetware op als een verzameling innovaties op technologisch gebied. Zijn begrip van de wetware verwijst naar chips die in de hersenen worden geïmplanteerd, naar orgaantransplantaties of naar prothesen die lichaamsfuncties vervangen dan wel uitbreiden. Anders dan bij Rucker beschouwt Bilwet het idee wetware niet als een volgend stadium, dat na de revoluties op het vlak van de hard- en software nogmaals het wankele zelfbeeld omverwerpt, maar als een ‘restant mens’ dat achterblijft terwijl de extentions steeds verdere reizen maken.
Het autonome individu dat zijn stromende angsten en verlangens in balans probeert te brengen, is aan het eind van de 20ste eeuw in de schaduw komen te staan van het technologisch imperatief. Het beheersen dan wel opengooien van de kanalen blijkt in hoge mate te worden gedicteerd door de beschikbare apparaten. De wetware is zich van deze afhankelijkheid bewust en ziet zich dan ook niet als een potentaat die over de machines heerst, maar als een waterig aanhangsel dat zich zo goed en kwaad als het gaat, dient aan te passen aan de digitale condities van het elektronisch dataverkeer.
Het erkennen van het technisch a-priori dient niet te worden verward met de hype die telkens ontstaat wanneer een nieuw systeem op de markt komt. Door de roes die de nieuwe apparaten genereren ontstaat een amnesie die resulteert in de bekende wetmatigheid dat de korte-termijn-effecten van een technologie worden overschat, terwijl de lange-termijn-effecten over het hoofd worden gezien. Het is eigen aan de wetware zich te laten onderdompelen in een bubbelbad van simulacra, zodat hij/zij het zicht verliest op de militaire voorgeschiedenis van de communicatietechniek en op de snode plannen die technocraten en marketingdivisies uitbroeden. Wetware laat zich dus gemakkelijk fascineren en komt niet zo gauw met kritiek zodra zich iets nieuws aandient. Het is eerder zo dat men gewend is geraakt aan het voortdurend introduceren van nieuwe producten en technieken. Langzaam tekent zich een cyclus af: na een fase van geruchten en spectaculaire presentaties, volgt een kopgroep die met de gadgets mag pronken, terwijl de kritiek ruim baan krijgt. Pas daarna kan sprake zijn van maatschappelijke acceptatie en een markt die groot genoeg is om voor het kapitaal interessant te zijn.
Virtual Reality
De nieuwe technologieën presenteren zich listig in de gedaante van de mode om vervolgens in de vergetelheid te geraken. Recentelijk gebeurde dit met minitel, beeldtelefoons en mind machines. Op dit moment is het de beurt aan de ‘virtual reality’ om de technologische dromen van materiaal te voorzien. Voor de wetware is vr tot nu toe niet meer dan één grote geruchtenstroom geweest. Al een paar jaar staat het globale dorp waar de techno-artiesten wonen op z’n kop: er zou iets groots staan te gebeuren... er zou een megasysteem op komst zijn dat alle mediaproducties die tot op heden zijn gefabriceerd nietig verklaart, in zich opneemt en als geen ander suckt aan de wetware.
In de ‘out of the body’ experimenten, die in de hightech laboratoria worden gedaan, wordt vr beschreven als een doorway to other worlds. De afstand tussen ons en beeldscherm wordt nihil en we betreden een mental environment. vr is de ultimate human-computer interface (Rheingold) die alle lichaamsbewegingen in zich opneemt en niet enkel vraagt om behendige vingers die een toetsenbord kunnen bedienen. vr neemt (potentieel) het hele lichaam in beslag om de geest zo ver mogelijk te laten reizen. Terwijl alle zintuigen zich in opperste staat van opwinding bevinden en uitputtende expedities ondernemen, blijft het fysieke lichaam tegelijkertijd achter in de ‘non virtual world’.
Omdat alle vr-inspanningen gericht zijn op de verovering van het zesde continent, raakt hetgeen dat achterblijft even buiten zicht. Maar dan meldt de faktor-wetware zich en keert terug als ‘human bug’ in de eigen ‘tele-existence’. Dit is het moment waarop de wetware als gedaante überhaupt verschijnt. Ondanks de hysterische verhalen over de ogenblikkelijke alomtegenwoordigheid van het zappende lichaam in de live-uitzending en het oplossen van de lokaliteit als natuurlijk milieu voor het ik-in-wording, staat de mediagebruiker nog altijd regelmatig op om een biertje te halen of te gaan pissen. Deze momenten van afwezigheid uit de media komen in het cyberspace-mythe niet voor. In feite is daarin het lichaam een verlaten station en staat leven gelijk aan datatief reizen en digitale onsterfelijkheid. Wetware vindt dit een fascinerende gedachte, maar moet daar erg om lachen, omdat er altijd iets tussenkomt. De natte Mensch herkent zichzelf voor het eerst als gelijkwaardige counterpartner van de immateriële sfeer. Het wetware-verhaal begint zodra duidelijk is dat de techniek niet zonder, maar ook niet met de mens kan.
Cyberspace
Na de presentatie van vr is een Babylonische spraakverwarring ontstaan over wat deze volgende technorevolutie teweeg zal brengen. De cyberpunkwereld die William Gibson al eerder had geschetst zou werkelijkheid worden, was het eerste bericht. De matrix à la Gibson, waarin men de meest intense hallucinaties opdoet, bleek in de daarop volgende berichten vooralsnog fictie te blijven: virtual reality in de kinderschoenen was niet meer dan een simpele computeranimatie van een gebouw of landschap, waarin men nogal schokkerig om zich heen zat te kijken. Maar zelfs deze ontnuchtering, die bleef voorbehouden aan een enkeling die de kans had gekregen de vr-helm op te zetten en de datahandschoen aan te trekken, kon de hype niet de kop indrukken. Doordat Gibson zich publiekelijk distantieerde van het evangelisatiewerk van Timothy Leary en andere electronic cowboys voor de vr-business, verhinderde hij op het nippertje dat zijn begrip ‘cyberspace’ aan diverse kermisattracties werd geplakt. Volgens Gibson is cyberspace eerder een neoruimte waarin zich sociale fictie over mens & machine afspeelt, dan de naam voor een nieuwe technologie. De eerste commerciële toepassingen waren gewoon veel te clean voor de soppende cyberpunks.
Inmiddels werken de eerste vr-systemen op Wall Street, in de arcades van de amusementsindustrie, in geneeskundige laboratoria, architectenbureaus en bij de nasa. Dat zijn niet bepaald plaatsen waar techno-artiesten, hackers en cyberpunks toegang toe hebben. Voor wetware blijft vr daarom niet meer dan een vergankelijk item waarover spannende sciencefiction en zware boeken worden geschreven en kritische documentaires worden uitgezonden. De publieksmarkt is vooralsnog nergens te bekennen.
Om de goegemeente gerust te stellen heeft John Barlow, de voorman van de consumentenbond Electronic Frontier Foundation, voorgesteld de definitie van vr op te rekken en wat dichter bij de mensen te brengen door het reeds bestaande elektronische dataverkeer ook te beschouwen als cyberspace. Hij probeert een juridische doorbraak te bereiken door deze nieuwe imaginaire zone vrij te verklaren van copyright. Aangezien volgens hem cyberspace transnationaal is, zou er een internationale grondwet voor de informatie opgesteld moeten worden.
Nu de computerhackers in Amerika achterna gezeten worden door de cia en de fbi, fikse boetes moeten betalen en achter slot en grendel gaan, lijkt de verbinding met de wereld van virtual reality een aantrekkelijke mogelijkheid om de hackbeweging uit de repressieve hoek te halen. In zijn argumentatie gooit Barlow het op het fundamenteel onbegrip bij de autoriteiten over de technologische ontwikkelingen die gaande zijn. Grote namen uit de softwarewereld zouden de criminalisering een halt toe moeten roepen. Maar het is de vraag hoeveel we uit deze hoek kunnen verwachten. Het dromen over een grote coalitie tussen de opkomende vr-giganten en cyberpunks doet naïef aan. Zelfs binnen het kleine wereldje van de vr-pioniers woedt een ordinaire oorlog om het trademarken van de namen die aan de zelfgebouwde producten worden gegeven. Het grote geld en de militaire belangen verdwijnen bij de Electronic Frontier dan ook geruisloos op de achtergrond.
Het Gebrek Mens
Is het de taak van wetware om vr te vullen met Europeesch Kulturgut, zoals Jeffrey Shaw gedaan heeft in zijn Legible City, waarin hij de Nederlandse fiets via vr aansluit op de plattegrond van Europese steden als New York en Amsterdam? Deze klassieke wetwarestrategie maakt opnieuw van high tech kunst door het nieuwste medium kort te sluiten met een oubollig, ecologisch en zweterig verkeersmiddel. De continentale aanpak van techniek heeft altijd oog voor de lollige kanten van het Gebrek Mens. Want als de human bug niet met egards wordt behandeld, staan de emmers klaar om het nieuwe medium een beetje af te koelen. De gedrochten moeten niet als bedreiging van buitenaf worden begrepen, maar in de nieuwe ruimte aan het dansen worden gebracht. William Gibson vertaalde dit inzicht in zijn spreuk: There’s weird shit happening in the matrix, en liet de Voodoo Loa te paard door cyberspace draven.
Een realistischer aanpak is het idee van virtual seks: zowel safe als heel smerig. Je moet de pornografische dimensie van een medium vatten om er een succes van te kunnen maken. Zo moest de Nederlandse ptt constateren dat hun introductie van de teleconferentie een flop werd, totdat dezelfde technische schakeling via 06 als partylines de meest woeste fantasieën werkelijkheid liet worden. Ook bij virtual reality dook onmiddellijk de vraag op of het daar prettig seksen is en welke lichaamsdelen dan het aangenaamst geprikkeld worden. Wetware raakt niet opgewonden van een mooier design van het eigen cognitief cluster. Van belang is of er fouten kunnen worden gemaakt in virtual reality en wat voor Faustische en/of Dionysische kettingreacties deze veroorzaken. Cultuur is altijd het gevolg van verval, decadentie, onhandige manoeuvres en wanbegrip. Techniek moet zich daarbinnen nestelen en niet pretenderen er bovenuit te stijgen om het Hogere tevoorschijn te toveren. Pas dan kan een fusie tussen de wetware en z’n hard- en software tot stand komen.