De de-constructieve praktijk bestaat uit het ontmantelen van alle betekenissen door het bewerkstelligen van een inflatie van beladen beelden, bij voorkeur verwijzend naar geweld, reclame en pornografie. Hiertoe wordt geput uit de media en de (vaak recente) kunsthistorie.
De aldus verkregen beelden, die vaak al lijden aan betekenisinflatie, worden in een nieuwe samenstelling gereproduceerd. Deze handeling dient niet alleen betekenisloosheid te bewijzen maar propageert in plaats van haar te bekritiseren. Aan deze houding ligt een latente maar dwingende behoefte aan betekenis ten grondslag; de behoefte aan wezenlijke emoties en aan een bewustzijn dat het zelf in een kader plaatst van morele absolutismen. Uit angst voor deze behoefte en uit het besef van de gevaarlijke consequenties ervan, wordt in onmacht het andere uiterste gepropageerd.
Een complexiteit van materiaal, vorm en betekeniswaarde is het resultaat van deze inspanningen. Polyvalentie is nonvalentie. Het is opvallend dat er binnen het streven naar complexiteit een duidelijke voorkeur bestaat voor reproducerende technieken en media. Deze worden echter niet benut teneinde een oplage te realiseren en het werk een breder verspreidingsgebied te geven. Reproductie dient hier ten ene male slechts als bewijs van de mogelijkheid om een beeld te maken zònder enige betekenis te ontlenen aan, of te bevestigen van het oorspronkelijke model.
Mocht u iets willen citeren: Maats, Frits. "Het Schilderij als Halffabrikaat." Mediamatic Magazine vol. 1 # 1 (1986).