Het besluit, dat in eerste instantie tot verbazing, ontsteltenis en woede aanleiding gaf, is het gevolg van een advies van de RAAD VOOR DE KUNST om geen subsidie meer te verlenen aan instellingen die zich beijveren voor de videokunst, op één na. Voor wat betreft de productiefaciliteiten zou alle subsidie slechts aan individuele kunstenaars kunnen toekomen, en de vertoning, distributie en documentatie van hun werk diende behartigd te worden door één centrale instelling. Voor dat laatste werd na zorgvuldige afweging en vergelijking, TIME BASED ARTS te Amsterdam uitverkoren.
TBA doet sindsdien zijn best tegemoet te komen aan de eisen van het ministerie en heeft ondertussen zijn huiswerk gemaakt: een 31 pagina's omvattend beleidsplan, waarin men hoopt een antwoord te geven op alle vragen van overheidswege en zelf ook nog iets in te brengen.
Voor TBA's AART VAN BARNEVELD en zijn medewerkers is daarmee de eerste stap gezet op weg naar de door WVC opgedrongen alleenheerschappij. We zijn wel een beetje geschrokken van de hele ontwikkeling. Toen ik van vakantie terugkwam lag de beslissing van WVC op mijn bureau. De hele zaak is zonder enig overleg met de instellingen vanuit het ministerie geregeld. Zo'n radicaal besluit maakt de hele structuur stuk, die in de loop der jaren is opgebouwd. De andere instellingen komen daardoor in grote problemen; ze hebben investeringen gedaan, en dat is nu ineens weg.
Al is VAN BARNEVELD niet zo te spreken over de manier waarop het besluit tot stand is gekomen, met de strekking daarvan kon hij akkoord gaan: We zijn natuurlijk toch gelukkig dat wij het zijn geworden.
Eén van de belangrijkste eisen van de RAAD VOOR DE KUNST was dat TBA zijn traditionele band met de VERENIGING VOOR VIDEOKUNSTENAARS zou verbreken. Ondanks het feit dat er in de nieuwe opzet nog een bestuurszetel voor de VERENIGING is gereserveerd, voorziet VAN BARNEVELD problemen met de VERENIGING: De invloed van kunstenaars op het beleid van een instelling als TBA is van wezenlijk belang en die moet gewaarborgd worden. In de door WVC bedoelde opzet hebben de kunstenaars bijna geen inspraak meer en de leden van de videovereniging komen daartegen in opstand. De videovereniging functioneert echter niet zoals ze zou moeten, er zal daar ook het een en ander moeten veranderen. Zoals het nu is, heerst er teveel een clubgeest. Mijn ideaal zou zijn, een zeer brede vereniging, die als een soort BBK op videogebied het hele veld vertegenwoordigt, met een sterke band, beleidsmatig en inhoudelijk, met TBA. De vereniging in die vorm zou ook inspraak moeten krijgen in de verdeling van de subsidiestroom over de individuele kunstenaars. Voor de rest, aldus VAN BARNEVELD, gaat het meer om een bestendiging en uitbreiding van de bestaande activiteiten van TBA. We worden ook weer niet zó groot, relativeert hij.
Een manco binnen het videocircuit, zoals het nu functioneert, is het gebrek aan theorievorming: We hebben nu lang genoeg presentaties gehad, zonder gedegen begeleiding. Daar willen we verandering inbrengen. Het 'nieuwe' TBA wil dan ook mensen van buitenaf, kunstenaars, critici en kunsthistorici, in de gelegenheid stellen aan die theorievorming bij te dragen. Op die manier moeten er 'een grammatica en een idioom' ontstaan, waarmee de nieuwe ontwikkelingen in de mediakunst adequaat beschreven kunnen worden. TBA moet een instelling worden met een bemiddelende functie, één die openstaat voor invloeden van buitenaf. Dat geldt volgens VAN BARNEVELD ook voor het opnieuw opzetten van een circuit voor vertoningen; daarvoor moet in samenwerking met lokale initiatieven aangeklopt worden bij de plaatselijke overheden, nu de nationale overheid zich als subsidiënt heeft teruggetrokken. TBA wil haar taak ruim opvatten, zegt haar huidige directeur en uitgroeien tot een instelling op het gebied van video-, film- en geluidskunst, een ontwikkeling die al eerder in gang is gezet.
Naast het inhoud geven aan de eisen van overheidswege, doet TBA in zijn beleidsplan nog een poging om de noodzaak van eenvoudige, betaalbare productiefaciliteiten te onderstrepen; die mogelijkheden moeten blijven bestaan, vindt VAN BARNEVELD, zodat het vooral voor jonge kunstenaars mogelijk blijft te experimenteren. Heel praktisch blijkt dat te kunnen, zoals bijvoorbeeld bij STAMPIJ, waar tegen lage prijzen gewerkt kan worden. Hoewel de RAAD VOOR DE KUNST nadrukkelijk adviseerde geen productieinstellingen meer te subsidiëren, waar MEATBALL en MONTEVIDEO het slachtoffer van werden, is er volgens VAN BARNEVELD met WVC toch over te praten, als jullie kunnen aantonen dat dat belangrijk is.
Voor het eertijds prominent gefinancierde MONTEVIDEO komt die welwillendheid te laat. De instelling is bezweken aan de interne discussie voor wat er na de intrekking van de subsidie moest gebeuren. Oprichter RENé COELHO opteerde voor de 'terug-naar-af-variant', en trekt zich terug aan het Singel, zonder personeel.
Zo zijn we ook begonnen, als een kleine videogalerie. Op zichzelf vind ik het wel aantrekkelijk; we waren - voornamelijk door het overheidsbeleid - ook wat te groot gegroeid. Ik wil nu echt een soort galerie hebben met de 'eredivisie' van de nederlandse videokunst. Het wordt veel persoonlijker. Mijn voorkeur is nauw verbonden met de beeldende kunst, met de innovatieve aspecten, de relatie beeld-geluid, nieuwe technologieën, maar altijd in relatie tot de beeldende kunst en minder tot de media. Al heet het mediakunst, de techniek staat bij mij niet voorop. Naast de galerie wil COELHO ook de productiefaciliteiten handhaven. We willen proberen de kunstenaars zoveel mogelijk zelf gebruik te laten maken van de apparatuur, tegen gangbare tarieven, die veel lager zijn dan die van de commerciële studio's. Ook willen we proberen de distributie te handhaven, dan maar zonder subsidie, want we zijn doodmoe geworden van al dat gebedel, al die jaren!
COELHO heeft weinig vertrouwen in de motieven van het ministerie: Die kunstvorm, daar willen ze van af, ze vinden het te duur en niet interessant, dus hebben ze de productieplaatsen de nek omgedraaid en de distributiefaciliteiten op één na, omdat ze - volgens mij, hoor - eigenlijk vinden dat die hele video maar een natuurlijke dood moet sterven. Het is een sterfhuisconstructie. Ik vraag me af hoe TBA zich daaruit redt, ik hoop dat het goed gaat. Al waren er altijd wat fricties tussen ons, MONTEVIDEO nieuwe stijl hoopt dat de mensen van TBA nieuwe stijl zoveel mogelijk gebruik zullen maken van onze faciliteiten.
Terugblikkend op het rijke verleden zegt COELHO: In de hoogtijdagen werkten hier 10 mensen, betaald. Dat is natuurlijk een beetje veel, maar ja, als dat mogelijk wordt gemaakt, dat doe je dat, hè. Een belangrijke taak, die we nu niet meer kunnen doen, maar die bij ons als een paddenstoel is gegroeid, is belangenbehartiging, daar hadden we een full-time kracht voor, die kunnen we nu niet meer betalen.
Die full-time kracht, tevens MONTEVIDEO's subsidiewizzkid was NICO zo dealen wij met WVC PAAPE. Samen met collega MAARTEN NOYONS had PAAPE heel andere plannen met MONTEVIDEO, wat na turbulent verlopen bestuursvergaderingen uiteindelijk tot een schisma heeft geleid.
We hebben geprobeerd het bestuur op andere gedachten te brengen, dat is niet gelukt. De beslissing om MONTEVIDEO in de oude vorm op te doeken is naar mijn mening geen rationele maar een emotionele geweest. Er waren alternatieven denkbaar. Ik vind het zeer teleurstellend, maar ik respecteer het bestuursbesluit en het is dus niet zo dat we als boze kinderen uit elkaar gaan; we volgen onze eigen interesses.
Die interesses liggen voor PAAPE c.s. vooral op het gebied van de nieuwe technologieën. Het uitgangspunt blijft natuurlijk toch dat de inspirator van de hele zaak de mediakunstenaar is. Maar het beeld van de kunstenaar zal in de toekomst veranderen. Door het gebruik van nieuwe technologieën en interactieve elektronica vervagen de grenzen tussen de verschillende kunstdisciplines; de apparatuur en de programmatuur zijn min of meer dezelfde of je nu werkt voor beeldend kunstenaars, musici, theatermakers of architecten, het gaat er maar om wat je eraan hangt.
PAAPE en NOYONS beogen een technologische experimenteerruimte à la STEIM, 'een soort creatieve denktank', waar met steun van bedrijven als PHILIPS en SONY de kunstenaar in staat gesteld wordt de grenzen van de technologie te verkennen. De gesprekken daarover zijn in een ver gevorderd stadium, zegt PAAPE zelfverzekerd. Wij hebben tegen die bedrijven gezegd: maak je sterk, als grootindustrie, voor een mediakunst laboratorium, zoals bijvoorbeeld het MIT, STEIM of SONOLOGIE dat hebben, maar het enthousiasme daarvoor is niet zo groot omdat het geweldig kostbaar is. Dus we streven er niet naar om veel apparatuur in eigendom te verwerven, maar zoeken bij Sony of Philips eerder faciliteiten en leenapparatuur en dergelijke, dat is veel makkelijker; 'He who travels light, travels fast', nietwaar? Het mediakunst laboratorium dat PAAPE voor ogen staat zal in het oude pand van Montevideo in Noord gehuisvest blijven. Voor de huur voor komend jaar heeft zich een sponsor aangediend.
De andere grote gesubsidieerde instelling, het KIJKHUIS te Den Haag, reageert ietwat laconiek op de inkrimping van het jaarbudget met een bedrag van 165.000 gulden. Het betekent niet dat we 't bijltje er dan maar bij neergooien, zegt TOM VAN VLIET van het Kijkhuis, we hebben het voordeel dat we niet van één inkomstenbron afhankelijk zijn; we krijgen ook geld van de gemeente Den Haag, en we hebben daarnaast onze eigen inkomsten. Die zullen we moeten opkrikken. Het heeft natuurlijk ingrijpende gevolgen: tot op heden zijn we vijf dagen en drie avonden per week open geweest en dat komt te vervallen. Vanaf januari zijn we alleen op afspraak te bezoeken en op momenten dat we speciale programma's hebben. En er vallen hier dus ontslagen.
Het KIJKHUIS blijft video performances, installaties en tapes uitbrengen en vertonen, al zal het minder frequent zijn dan voorheen. Ook denkt men er niet aan om de organisatie van het jaarlijkse, succesvolle videofestival te beëindigen. Op het gebied van de distributie van tapes zal het KIJKHUIS, in het licht van de noodzaak de eigen inkomsten te verhogen, zijn activiteiten zelfs intensiveren. VAN VLIET, strijdlustig: Daarmee kunnen we, al zouden we willen, niet zomaar stoppen, want we hebben contracten lopen, afspraken met kunstenaars en we worden vrij veel gevraagd. We zijn bezig met een aantal internationale videobedrijven die ons de distributie van een aantal tapes hebben aangeboden. Wij hebben hier een distributieapparaat dat al 8 jaar bestaat en dat gaan we niet door een misschien wel kortstondig besluit van het ministerie afbouwen. Wij hebben met WVC niet zoveel te maken, bovendien hebben zij het over de beeldende kunst, waar wij altijd geïnteresseerd zijn geweest in nieuwe ontwikkelingen in de media, of dat nou beeldende kunst is of niet. En het kan toch niet zo ver zijn in dit land, dat de staat uitmaakt wie wat mag doen?
VAN VLIET heeft geen goed woord over voor het ministeriële besluit om slechts één instelling te subsidiëren. Het is een slecht besluit. De video is in Nederland ontstaan in allerlei kleine clubjes en dat is het draagvlak gaan vormen. En je merkt: alle kunstenaars vinden het een onverstandig besluit en alle instellingen vinden dat ook. Het haalt de voedingsbodem weg. Je moet natuurlijk niet dingen dubbel doen, maar je hebt toch ook meer dan één galerie? In de filmwereld hebben ze ook geprobeerd te centraliseren, dat is een puinhoop geworden. Ik vind dat een kunstenaar vrij moet zijn om te kiezen met welke organisatie hij wil werken.
Ook in de provincie is de maatregel van het ministerie voelbaar: WILLEM VELTHOVEN en JANS POSSEL van de stichting MEDIAMATIC, die in Groningen de vertoning van videokunst verzorgt, hebben er genoeg van. VELTHOVEN: Kijk, als de financier, in dit geval WVC zegt dat het niet de moeite waard is wat je doet, dan speelt dat mee bij de vraag of je moet doorgaan. Wij houden per 1 januari op met de regelmatige vertoningen, die we de afgelopen drie-en-een-half jaar hebben georganiseerd. Dat heeft behalve met het stopzetten van subsidie ook te maken met de omstandigheid dat we meer tijd willen besteden aan het tijdschrift.
Hoewel ook VELTHOVEN het WVC besluit onverstandig vindt, is hij geneigd er geen al te rampzalige gevolgen aan te verbinden; ik weet niet of het allemaal zo slecht is. Als je over vijf jaar terugkijkt, vraag ik me af of je 1 januari 1987 kunt aanwijzen als de datum waarop de Nederlandse videokunst definitief is gezonken. Ik denk dat dat wel meevalt. Waar ik wel nieuwsgierig naar ben is de inhoudelijke invulling door TBA van hun nieuwe taak. Ze zullen gaan denken - dat is de consequentie van de enige te zijn - dat ze nu ook alles moeten coveren. Dat betekent dat ze nog minder een beleid zullen voeren met duidelijke artistieke en inhoudelijke keuzes dan ze nu al doen. Het zal wel uitlopen op een weinig inspirerend soort algemeenheid, waartoe ze ook min of meer gedwongen worden door WVC. Ik heb daar mijn twijfels over. het zou misschien veel zinniger zijn om inhoudelijke keuzes te maken, daar heeft het alle instellingen - ook ons - eigenlijk tot nu toe aan ontbroken. Nu, door het geldgebrek en alle ellende moeten we wel zeggen: wat vinden we nu werkelijk belangrijk en laten we ons daar dan de resterende energie in stoppen. Voor ons is dat dan het tijdschrift, voor anderen kan dat een beperkte groep kunstenaars zijn. Vanuit de videobranche gezien werkt het WVC besluit in zekere zin ook verduidelijkend.
In de marge van dit zich hergroeperende gezelschap steken nieuwe initiatieven de kop op. Soms 'schoorvoetend', zoals GEERT-JAN HOBIJN van de avant-garde-casettewinkel STAALPLAAT hun voornemen om ook videocassettes te gaan verspreiden omschrijft. Men onderzoekt bij Staalplaat de mogelijkheid om VHS-label tapes uit te brengen, die net niet in het kunstcircuit passen, zoals de video's van RESEARCH, een amerikaanse groep, engelse tendensen als de ROMANTIC ESTETICS, en sommige muziekvideo's die toch wel zwaar experimenteel zijn. STAALPLAAT denkt aan verhuur aan jongerencentra, discotheken en dergelijke, en in het ideale geval aan een constructie als de gewone videoboer, die zijn banden verhuurt en het liefst met dezelfde prijzen. Aangezien het kapitaal ontbreekt om een dergelijke VHS distributie op te zetten, heeft men zich tot TBA gewend om faciliteiten en logistieke steun. 'De grote jongen, TBA', beraadt zich over het voorstel.
Een ander nieuw initiatief is het voornemen van ex-Montevideo troetelkinderen HARRY 'DEDO' HEYINK en KEES DE GROOT om een agentschap-cum-sociëteit op te richten. De sociëteit, LOGE BETHANëN, zou een ontmoetingsplaats moeten worden voor media kunstenaars en er zouden op gezette tijden presentaties van 'interdisciplinaire multimediakunst' gehouden moeten worden. Het werk van de initiatiefnemers en een select groepje andere kunstenaars, waaronder SLUIK & KURPERSHOEK, wordt ondergebracht in het agentschap LOGE 4D, dat ook de distributie ervan ter hand neemt. Men wil met beide Loges, volgens KEES DE GROOT, verder gaan dan video; we gaan ons ook richten op de underground, de marge, we willen meer dan alleen tapes en videoinstallaties, vandaar de nadruk op het interdisciplinaire karakter. Spil van LOGE 4D zal de agent worden, iemand die zakelijk talent paart aan kunsthistorisch inzicht. De groep rond HEYINK en DE GROOT heeft zich voor een startsubsidie tot de gemeente Amsterdam gewend, de agent zal uit een bijdrage van WVC bekostigd moeten worden.
Het ministerie kan overigens in de komende tijd nog meer subsidieverzoeken tegemoet zien. Bijna alle gekorte instellingen gaan zich, na heroriëntering en reorganisatie, met nieuwe moed en nog betere argumenten opnieuw tot de minister richten; de RAAD VOOR DE KUNST krijgt het weer druk en zal moeten constateren dat er van de belangrijkste doelstellingen in haar laatste advies bitter weinig terecht dreigt te komen. Nieuwe en oude distributeurs en vertoners ondergraven bij voorbaat de positie van TBA als koepelinstelling voor de videokunst. Binnen de instellingen hamert iedereen op de historisch gegroeide verscheidenheid, die tot een ingewikkeld netwerk van contracten en persoonlijke bindingen tussen kunstenaar, instellingen en publiek heeft geleid. Ook AART VAN BARNEVELD erkent dat daar een belangrijk probleem ligt bij het groeien naar de door de overheid gewenste koepelfunctie.
De RAAD VOOR DE KUNST heeft dan misschien financieel orde op zaken gesteld, ze heeft zich grondig verkeken op de sociale structuur van de video scene.
Mocht u iets willen citeren: Bruinsma, Max. "Geen Subsidie? Net zo makkelijk!" Mediamatic Magazine vol. 1 # 3 (1987).