Mediamatic Magazine vol 4 #1+2 Simon Biggs 1 jan 1989

Totemic Natuur totémise

Naar een denkbeeldige ecologie

De techniek stelt ons tegenwoordig in staat onze mythische symbolen materieel vorm te geven. De mythe zit niet meer in een interpretatie van het object, want dat is zelf volkomen mythisch geworden door de materiële manifestatie van de diepere beweegredenen ervan. Zowel de machine als zijn product assimileren en desublimineren het ld van de maker.

Vergroot

Totemic Natuur totémise -

Het is ironisch dat een rationeel beheerst produktieproces - want zo worden techniek en aanverwante wetenschappen toch beschouwd - resulteert in een dergelijke mogelijkheid. In zekere zin heeft het rationalisme ons dus de mogelijkheid geboden ons over te geven aan het ‘supra-irrationele’. Door de genetica komen fantastische hybriden van levende wezens binnen ons bereik; organismen gaan op in een andere vorm of staat. Onze relatie met de natuur is een nieuwe fase ingetreden; dit heeft niet alleen te maken met ons gevoel de touwtjes in handen te hebben, maar ook met de sociale waarden die wij toekennen aan wat we creëren. De computer veroorzaakt een soortgelijk proces in de informatie. Wat aan de basis ligt van onze droomhuishouding en van ons verstand wordt zo levensecht, dat het onvermijdelijk vaste kijk- en denkpatronen in beroering zal brengen. Hoe moeten we dit funktioneel en psychologisch opvatten?

Het Tijdperk van de Rede en de Onderdrukking van de Mythe

De techniek wordt over het algemeen gezien als een verschijnsel dat binnen het paradigma van de rede functioneert: het produkt van logisch onderzoek. Sinds de Verlichting wordt het menselijk ambacht geleid door deze kracht. Nu, aan het eind van de 20e eeuw, lijkt het resultaat van onze arbeid ons echter een geheel andere richting op te sturen.

Door de eeuwen heen is de symbolische inhoud van (kunstjvoorwerpen steeds onderdrukt ten voordele van een functiegerichte kijk, en dit moet, hoewel het moeilijk is te zeggen hoe precies, beschouwd worden als een proces, complementair aan de ontwikke-ling van het rationalisme. Was rationalisme een ‘natuurlijke’ zijnswijze, een evolutionaire stap in de ontwikkeling van de mens, die andere sociale en mentale staten overbodig maakte, of was het een reactie op een subtieler psychisch proces, een constructie van een storende en meer specifiek menselijke hoedanigheid? Was het opkomend rationalisme een primitieve poging van het sociale mecha-nisme om een ‘pseudo-super-ego’ in het leven te roepen, om controle uit te oefenen over het - voorheen onbeheersbare - collectieve ld)


Het is duidelijk dat het kunstvoorwerp gedurende een groot deel van geschiedenis van de mensheid niet het logische en redelijke vertegenwoordigde, niet het echte en controleerbare, maar het mythische. Het diende om het individuele en collectieve onbewuste op te roepen door fysieke verschijnselen als de totem, het ritueel of de kunst. De waarde van het object is dus altijd in de eerste plaats symbolisch geweest en niet funktioneel. Het oefende deze symbolische rol uit binnen een kader van denkbeelden over sociale organisatie, en het benadrukte de grenzen van de sociale gebruiken of riep deze op.


Freud zag de totem als een symbool van de dode stamvader. De totem vertegenwoordigde de aard van het libidineuze verlangen - ten opzichte van zowel de vader als diens objecten van verlangen - en hij diende tevens als monument van de groepsschuld, die door de oerzonde van de vadermoord in de wereld was gekomen. Afgezien van de vraag of Freuds veronderstellingen juist zijn - want het ligt in de aard van zulke objecten dat ze door hun symbolische dubbelzinnigheid en flexibiliteit relatief van betekenis zijn - is er geen twijfel mogelijk over het karakter van de relatie van het object tot het veelzijdige Zelf.

Men kan hier vele kanten uit en dat maakt de zaak problematisch. Terwijl het duidelijk is dat het functionele de symbolische status van het hedendaagse object heeft overschaduwd, is de waarde van het object nog steeds als ‘ondertitel’ te vinden in de symbolische nabijheid ervan, als een nexus xoor het sociale onderbewuste. Daarom ligt de waarde van dingen niet in de laatste plaats in hun functie als spiegel voor diegene die ze heeft gemaakt. Dit roept vragen op als, geeft deze spiegel een goed beeld , en geeft het een geheel, een deel of alleen een aspect van het Zelf weer - waarbij het object functioneert als een libido- constructie, of als een geëxternaliseerd super-ego - of kan het, vervormd, niet zozeer weergeven wat we zijn, maar meer hoe we onszelf graag willen zien? Het is goed mogelijk dat het object als spiegel werkzaam is in een gebied dat tussen al deze rollen in ligt.

De computer kan beschouwd worden als een poging van de maker om zichzelf te reproduceren, een spiegel in de zin als hierboven beschreven. Zo kan de computer ook als een soort totem worden opgevat, met inbegrip van alle Freudiaanse associaties. Natuurlijk speelt de computer een fundamentele rol in het ontwerp en de tenuitvoerbrenging van sociale controle. Hij heeft de rol gekregen van wat Foucault het panoptikon noemt, met de functie van bewaker, informatieverzamelaar, distributeur en archief. Natuurlijk is hij slechts een stuk gereedschap, maar als zodanig heeft hij, net als andere objecten, sociale macht gekregen door zijn symbolische aanwezigheid,. Kunstwerk of wapen, allebei hebben ze een fundamentele betekenis die los staat van de individuele eigenschappen en het gebruik.

Gezien de primair sociale functie van de computer, en het verband met macht, ligt de klassieke Freudiaanse interpretatie van de totem voor de hand. Misschien niet
als vader of moeder, maar als een vorm van geëxternaliseerd super-ego, die ons ‘sociale ld’ beheerst. Het ligt echter besloten in het karakter van zo’n symbool om juist het tegenovergestelde op te roepen. De computer kan dus in zekere zin als een spiegel van het Zelf worden gezien, en dus als weergave van het libidineuse verlangen van het Zelf naar het Zelf, een vorm van narcistische bedding, en hij wordt daardoor juist datgene wat hij in zijn andere rol als kunstmatig super-ego moet beheersen..

Waarschijnlijkheid en Onwaarschijnlijkheid

Waarschijnlijkheid is een recent begrip. De Middeleeuwse mens leefde en dacht binnen een ander paradigma dan wij. Er zaten werkelijk draken in het plaatselijke meer en er vlogen echt engelen tussen de bomen en de dood doolde in menselijke gedaante door het bos om wie hij maar tegenkwam te confronteren met zijn zeis. Het mogelijke bestond uit een heel scala van beelden die vorm kregen met behulp van het beschikbare patroon van culturele codes binnen het systeem van symbolen dat voor de hedendaagse, op logica gerichte, geest onherkenbaar is.

Het verschil komt in de visuele weergave van de wereld bijzonder goed naar voren; het gebruik van ruimte in middeleeuwse illustraties staat lijnrecht tegenover de manier waarop ruimte in moderne voorstellingen wordt gebruikt. In moderne voorstellingen staan objecten in relatie tot elkaar binnen het absolute kader van de beeldruimte, waaraan alle dingen ondergeschikt zijn .In middeleeuwse voorstellingen wordt ruimte ondergeschikt gemaakt aan de symbolische waarde van de afzonderlijke dingen.

Ieder object krijgt dus zijn eigen ruimtelijk omhulsel, aangezien de plaatsing van de beeldelementen bepaald wordt door de symbolische waarde van het object in relatie tot andere objecten. De moderne beeldruimte kan in die zin objectief en democratisch genoemd worden, omdat zij ontdaan is van symbolische willekeur. De middeleeuwse ruimte is hiermee vergeleken subjectief en hermetisch, omdat de betekenissen van de afzonderlijke elementen in relatie tot elkaar en tot het referentiekader verschuiven. De middeleeuwse wereld was vol verrassingen.

Is het dan zo vreemd dat, nu de camera en dergelijke mechanische reproduktiemiddelen vervangen worden door digitale beeldtechnieken, de visuele schema’s aan eenzelfde verschuiving onderhevig zijn, die wegvoert van de Cartesiaanse ruimte? Wèl vreemd is, dat vrijwel alle computer-graphics, die tot nog toe zijn gemaakt, binnen deze - inmiddels irrelevante - ruimtelijke conventies proberen te functioneren. Wanneer zal men andere, door de computer mogelijk gemaakte, ruimtebenaderingen gaan hanteren? Zonder twijfel is het omhulsel van een symbolische wereld net zo belangrijk als de symbolen die het bevat, en zo zal met het verschuiven van de symbolische waarden het omhulsel ook veranderen.

Wij leven in een wereld die beheerst wordt door waarschijnlijkheden; uiteenlopend van weerbericht tot beursvoorspelling en van de internationale politiek tot marketing. We vragen om waarschijnlijkheid, in de hoop ons een beeld van het heden te kunnen vormen en zekerheid te krijgen over de toekomst. Voorspellen is een exacte wetenschap geworden. Maar in werkelijkheid bouwen we een ingewikkeld labyrint, waarin op iedere hoek vele toekomsten ons lokken; dit is zo ingewikkeld dat we net zulke ingewikkelde machines nodig hebben om de waarschijnlijkheden te berekenen, en dan nog klopt het vaker niet dan wel. We zouden het liefst met tijdsweergaven doen, vooral met de toekomst natuurlijk, wat er met ruimteweergaven is gebeurd: ze fixeren tot een continuüm van meetbare en afzonderlijke (en daardoor controleerbare) elementen.

Als zulke technieken iets zeker stellen, dan is het wel het inzicht dat waarschijnlijkheden nooit gemoedsrust zullen bieden, omdat de mogelijkheden nu verveelvoudigd zijn. De machines die gemaakt waren om inlichtingen te geven, hebben in hun kielzog een steeds groter wordende berg gegevens meegesleurd, waarvan ieder detail een wereld aan waarschijnlijkheden oproept. Zoveel, dat het begrip waarschijnlijkheid onder zijn eigen gewicht zou kunnen bezwijken.

Zal dit gaan eindigen in stagnatie, een verlamming door te veel keus, in een vorm van symbolische en werkelijke anarchie, of op zijn minst in een radicaal relativisme? Er is wel beweerd dat stagnatie de kern zou zijn van een postmoderne malaise. Het begrip postmodernisme gaat echter op in een walm van vage definities. Iedereen met een beetje levendige fantasie vindt dit dan ook een dodelijk saaie mogelijkheid, genoeg reden die theorie over boord te gooien. Een toekomst zonder waarschijnlijkheden, waar alles binnen het systeem van culturele codes mogelijk is, zonder de eis dat er een logisch verband moet zijn, is aanlokkelijker. Een wereld waar hybriden zullen verschijnen zonder een stamboom van logische relaties.

Door de rationalistisch ontwikkelde techniek konden een geestesgesteldheid en een materiële wereld eromheen ontstaan die geen gesloten systeem vormden. Fantaseren over beesten en demonen is één, maar ze tastbaar maken.is heel iets anders.


We kunnen onze omgeving al radicaal veranderen; wc creëren door genetische manipulatie levensvormen en gebruiken computers om gegevens te synthetiseren. Maar wat is onze relatie tot datgene wat we maken? Wat zijn onze angsten en wensen, en hoe zullen deze enerzijds het karakter en het lot van deze schepsels en anderzijds onze reacties daarop beïnvloeden?

De symbolische betekenis die we aan dingen hechten wordt ingegeven door conflicterende elementen van het Zelf - in Freudiaanse termen het ld en het Super-ego. Dit wordt vooral duidelijk bij bepaalde zaken als kunstwerken, en zaken die met ritueel te maken hebben. Toch gebeurt het ook bij objecten als trappen, spiegels, auto’s en computers. Deze relatie tussen het Zelf en het object is werkzaam op twee niveau’s - produktie en consumptie. Het proces is echter op beide niveau’s gelijk. De associatieprocessen domineren over de betekenisopbouw, waarbij ieder ding, als een teken, vele referenten heeft. Het samenspel tussen deze referenten zorgt ervoor dat iets een rijkere betekenis krijgt. Het is een verbeeldingsproces.

Een Denkbeeldige Ecologie

De computer is niet alleen een middel, maar ook een object waar lezingen op worden geprojecteerd, omdat hij in een netwerk van associaties en herinneringen wordt geplaatst. In bepaalde opzichten heeft de computer binnen de hedendaagse cultuur een sterk totem-achtig karakter aangenomen, en net als bij totems is de voornaamste rol ervan om dingen op te roepen.


Dit oproepen draagt de mogelijkheid tot werkelijke macht in zich. Deze macht is niet alleen een afgeleide van de evidente mogelijkheid tot macht over informatie, de internationale machtskoers, maar ligt ook in zijn totem-achtige aanwezigheid binnen de cultuur.

De produkten van deze machines en andere technieken zullen een soortgelijke psychische weerklank oproepen, en, gezien het irrationele karakter van de bron van interpretatie en verbeelding, lijkt het onwaarschijnlijk dat die produkten op logische constructies zullen lijken. Dit gaat natuurlijk in meerdere of mindere mate voor elk object op. Men hoeft maar naar een auto te kijken. Die heeft weliswaar een functie, maar wat overheerst bij het zien van een auto is fictioneel niet te rechtvaardigen, namelijk begeerte..

Laten we ons nu eens voorstellen hoe deze non- beginselen toegepast kunnen worden op het ontwerpen van leven. Het sleutelwoord is hier ‘ontwerp’. Ontwerpen is een menselijke bezigheid die erop is gericht menselijke behoeften te vervullen, die in de eerste plaats psychisch zijn. De wereld en de lerende wezens daarin zijn niet ontw'orpcn, maar hebben zich ontwikkeld, eerst zomaar, later geselecteerd door overlevingsmechanismen. Ik zou me kunnen voorstellen dat een art director beweert dat soortgelijke processen zich afspelen in de ontw ikkeling van het design in de maatschappij, maar iets zegt me toch dat er een groot verschil is tussen het bevredigen van de menselijke libido en het bevredigen van de basisprincipes van de natuur. Aan de andere kant is het, gezien de doorgaans armetierige menselijke verbeelding, waarschijnlijk dat de maaksels uit het laboratorium van de geneticus banaal zullen afsteken vergeleken bij sommige geïnspireerde hallucinaties van de natuur zelf.

De relatie van de mensheid tot de wereld heeft zich in gelijke tred ontwikkeld met haar mogelijkheid tot beheersing en omvorming ervan. Nu hebben we niet alleen de mogelijkheid de natuur te veranderen, maar ook om haar te maken. Van oudsher was dit alleen mogelijk in het symbolische universum, en werd hiervan alleen door mensen als kunstenaars en mvthologen gebruik gemaakt. Paradoxen te over dus. Vragen als hoe de wereld er in de toekomst uit zal zien, en wat onze relatie daarmee, en dus met onszelf, zal zijn, blijven nog onopgelost. Maar ze zijn van het grootste belang.

vertaling Barbara Groenhart