Mediamatic Magazine vol 4 # 1+2 Daniels, Dieter 1 jan 1989

Gepatenteerde Archeoloog patentiert Marginale Dates

Uit George Brecht's notitieboek van 1959

Wat betekent het ‘iets uit te vinden’? Het burgerlijk recht kent een precieze omschrijving van de uitvinding, en met een patent kan de uitvinder zelfs formeel aanspraak maken de eerste te zijn. Toch begint het besef door te dringen, dat het idee van een eenmalige, eerste en unieke uitvinding niet opgaat voor het eigenlijke creatieve proces, zowel binnen de techniek als de kunst.

Vergroot

Gepatenteerde Archeoloog patentiert Marginale Dates -

Op het terrein van de techniek zijn talloze uitvindingen te noemen, die meerdere malen gedaan moesten worden voor ze aansloegen. Uitvindingen moeten niet enkel gedaan worden, ze moeten ook op het juiste moment en soms zelfs door de juiste persoon gedaan worden.

Wat op het gebied van de techniek al problematisch is, moet op het gebied van de kunst wel echt onmogelijk lijken. Uitvindingen op geestelijk gebied (wetenschappelijke theorieën, literatuur, kunst) kunnen niet beschermd worden, zo stelt het patentrecht. Maar in de kunstgeschiedenis overheerst nog steeds het lineaire, historische denken, dat ondanks het postmodernisme niet is losgelaten. Zelfs louter technische innovaties verkrijgen de status van uitvinding. Zo geldt Picasso als de uitvinder van de collage en Max Ernst als die van defrottage - technieken die buiten de kunst al veel eerder werden toegepast. En tussen Tzara en Huelsenbeck ontstond een rijkelijk absurde, decennialange strijd over wie het woord Dada had uitgevonden.

Dit alles ligt ver achter ons, maar ook voor de eerste videokunst bestaan aanspraken op preferentie.(Lees hiervoor het aangenaam objectieve onderzoek van Edith Decker over het eerste gebruik van televisie in de kunst: Puik, Video Keulen 1988). Nam June Paiks Exposition of Music in Wuppertal (1963) wordt algemeen geaccepteerd als het begin van het kunstzinnig gebruik van televisie-apparaten. De wens om televisie als uitdaging voor de kunst op te vatten, werd echter al veel eerder geuit. Hij werd bijvoorbeeld al nadrukkelijk geformuleerd in het Manifesto del Movimento Spaziale per la Televisione van Lucio Fontana uit 1952.

Bij de voorgeschiedenis van de televisiekunst hoort ook een tot nog toe onbekend project, dat in één van de notitieboeken van George Brecht staat. Met name tijdens zijn studie bij John Cage, vanaf 1958, legde Brecht in deze notitieboeken zijn concepten, ideëen, partituren en schetsen vast. Een aantal daarvan werden later gepubliceerd onder de titel Water Tam (1963), in de vorm van een verzameling sobere, bedrukte kaarten in een doos. Anderen werden als afzonderlijke werkstukken gerealiseerd. Het leeuwendeel is echter slechts documentatie, genoteerd ontwerp, gebleven.

Over het algemeen is moeilijk vast te stellen in hoeverre een werkstuk van George Brecht bestaat. Veel kaarten uit Water Tam zijn niet meer dan voorstellen ter realisatie. Bij een instructie als Arrange to observe a NO SMOKING sign * smoking * no smoking spelen de uitvoerenden en de omstandigheden een minstens zo grote rol bij de totstandkoming als de kunstenaar. Het maakt voor Brecht niet uit of het werk door hemzelf of door iemand anders wordt uitgevoerd.

De Televisiemuur, 30 jaar geleden op 25 juni 1959 ontworpen, werd bijvoorbeeld nooit in de originele vorm uitgevoerd. Het was alleen al een groot probleem, aldus George Brecht, om voldoende van de, toendertijd nog peperdure, televisietoestellen bij elkaar te krijgen. Het project raakte in vergetelheid en is tot op de dag van vandaag een notitie op een vel papier gebleven.

Het is interessant om Brechts idee met dat van Fontana uit 1952 te vergelijken. Fontana gaat van begin af uit van een utopisch idee. Ze is alomvattend, gericht op de transformatie van de televisie tot artistiek medium, tot instrument in handen van de kunstenaar. Hij kondigde dit al in 1948 aan in het eerste Spazialismo- manifest: Middels radio en televisie zullen wij geheel nieuwe modellen van kunstzinnige expressie gaan hanteren. En later, in 1952, ter gelegenheid van de eerste Italiaanse televisieuitzending gewijd aan het Spazialismo: De televisie is een langverwacht artistiek instrument dat onze opvattingen zal integreren... Wij Spazialisten voelen ons als eigentijdse kunstenaars, aangezien de zegeningen van de techniek in dienst staan van de kunst waartoe wij ons bekennen. Het bleef echter bij dit eenmalig experiment uit de beginjaren van de Italiaanse televisie.

Voor George Brecht is daarentegen, 8 jaar later en in het televisieland bij uitstek, de Verenigde Staten, elke zweem van utopie verdwenen. Geplaatst tegenover de televisie als gevestigd, onveranderbaar instituut, bevindt hij zich in dezelfde situatie als de videokunst tot op heden. Televisie is voor Brecht slechts aangetroffen materiaal, een grondstof. De onophoudelijk vrijkomende stroom informatie blijft in principe dezelfde; alleen wordt op één plek de ontvangstsituatie veranderd.

Fontana gaat uit van een traditionele opvatting van beeldende kunst, die hij wil uitbreiden met de nieuwe technische mogelijkheden - een eis die al door het Futurisme gesteld werd. Brecht komt, net als Paik, via muzikale concepten op het idee om televisie te gebruiken. Het procesmatige gaat bij hem daarom voor het beeldaspect. Het verloop en de verandering zijn belangrijker dan het uiteindelijk resultaat - iets dat tot op heden in Paiks werk vaak over het hoofd wordt gezien.

George Brecht weet wat de juridische status van een uitvinding is. Als voormalig chemicus heeft hij 6 patenten en een co-patent op zijn naam staan. Ongetwijfeld valt niet hard te maken dat George Brecht in 1959 de videokunst uitvond. Maar voor zover we nu kunnen nagaan, is zijn schets van de Televisiemuur wel het eerste, voor uitvoering bestemd, concept voor een plastisch televisie- kunstwerk.

Het bovenstaande geldt niet als bewijsvoering, maar moet tot nadenken aansporen over of het zin heeft ‘uitvindingen’ op het terrein van de kunst vast te leggen. Zoals al eerder gezegd, moeten veel dingen meerdere malen worden uitgevonden alvorens ze het daglicht zien. Anderen, en daarvan is het allereerste begin van de videokunst een goed voorbeeld, hoeven helemaal niet uitgevonden te worden, ze gebeuren gewoon. (1)

(1) Na afronding van het artikel kwam mij een ander voorbeeld onder ogen van de prehistorie van de videokunst; een televisie-object van Isidore Isou, de oprichter van het Lettrisme in het jaar 1962, met als titel La television dechiquetée ou l'anti- crétinisation. Tot dan toe had alleen een korte notitie in de catalogus Lettrism and Hypergrufics - The unknown Avant- Garde 1945-1985 (Jean- Paul Curtay(ed) Franklin Furnace, New York 1985) mijn aandacht getrokken: reconstitution of a video art work that was shown at the Paris Museum of Modern Art in March 1962 and destroyed. In het kader van de herontdekking van het Lettrisme werd het gereconstrueerde object in Flash Art no.145, maart/april 1989 ook als afbeelding gepubliceerd.

Naschrift: mijn dank gaat uit naar George Brecht, voor zijn moeite herinneringen uit een ver verleden op te diepen, en naar de verzamelaar die de notitieboeken in zijn bezit heeft, voor zijn hulp en toestemming hieruit te mogen afdrukken.