Het oeuvre van Arnold Schwarzenegger is onleesbaar, indien het ontdaan wordt van de actualiteit die het tot stand brengt. Deze actuele ambiance wordt keer op keer in de films opgebouwd als een cocktail van tenminste vier elementen: het eerste wordt gevormd door het politiek- mediale bedrijf op wereldschaal, het tweede door de films van Sylvester Stallone met wie Schwarzenegger zich permanent uiteenzet, een derde deel door de carrièreplanning van onze geliefde bodybuilder zelf, en het grootste deel door de parodiëring van de voorgaande drie. Zijn wereldpubliek - door hem zelf aangeduid als the real hardcore Arnold audience - weet dit en maakt zich er verder niet druk om. Deze films zijn zo nadrukkelijk bedoeld voor seizoensgebonden consumptie, kijken zo luidruchtig niet verder dan hun neus lang is, dat alleen professionele en sporadische kijkers erin stinken. Voor alle anderen is duidelijk dat achter deze eendagsvliegen een geraffineerd komplot op de lange termijn schuilgaat.
Hoe meer Arnold film van zichzelf laat maken, des te meer treedt de geheime tendens aan het licht. In zijn carrière zijn twee momenten aan te wijzen waarop hij een grens overschreed: die, toen hij als vijftienjarige in Oostenrijk besloot de ultieme bodybuilder te worden, en die, toen hij jaren later in Amerika besloot zijn geëxpandeerde lichaam aan de filmcamera bloot te stellen. Zijn filmwerk is te lezen als een systematische wraakoefening op de lachpartijen die hij zich in zijn lichaamstijd moest laten welgevallen om zijn carrièreplanning niet te verstoren. Hij maakt de vooroordelen over zijn gestalte voorgoed belachelijk door ze volkomen in het gelijk te stellen, of de heimelijke associaties die zijn lichaam oproept zo sterk in zijn films in te pluggen dat ze hun charisma verliezen.
Schwarzenegger maakt geen series met succesformules, maarvult telkens een andere rol met zichzelf op, zijn films zijn experimenten die al dan niet lukken. In Conan the Barbarian is hij letterlijk een voorhistorisch monster, in The Terminator een ridicule robot, in Commando een atavistische, in het luchtledige draaiende oorlogsmachine, in Raw Deal struikel je over de etalagepoppen, de namaakmensen dus. The Running Man is een videogame met Arnold als het mannetje dat de aanvallers moet ontwijken, in Red Heat is hijzelfde Rus waar Rocky nog tegen ten strijde trok, in Twins blijkt hij het eindresultaat van een genetisch experiment met een bruin randje, en in Predator wordt de suggestie aan de hand gedaan dat onze held een diepe verwantschap heeft met een buitenaardse griezel (aliens verslaan is een alien worden).
Maar laten we wel zijn, als iemand zo’n radicale band aangaat met zijn lichaam dat hij het tot x- voudig Mister Universe en dito Olympia weet te brengen, zouden de oppervlakkige opinies van zijn magere medemens hem dan uiteindelijk niet worst zijn? Hij heeft al die tijd zelf prima geweten waar zijn lichaam mee bezig was, de anderen waren gewoon nog niet zo ver. Het wraakthema in Schwarzeneggers films is dan ook alleen bedoeld om aarzelende kijkers over hun obsolete afkeer voor het laattwintigste eeuwse lichaam heen te helpen, door hen gelijk te geven en tegelijk duidelijk te maken dat dat er niets toe doet.
Het gaat om iets anders. De regisseurs die Arnold in dienst neemt, voelen wel aan dat ze voor een verdachte job zijn ingehuurd en pogen hun hachje te redden door Arnold te verplichten in iedere film weer een kilootje of tien af te slanken. Want waarom eigenlijk moet dat lichaam zo groot zijn en waarom moet het dan ook nog op celluloid worden gezet? Dat de markt en Schwarzenegger het willen is geen geruststelling, die immers zitten in één komplot om de regisseurs voor hun onpluise karretje te spannen. Er wordt in deze films wraak genomen, zeker, maar op wie toch, op wat, waarvoor, wanneer...
Kritiek op de Politiek
De meest extreme film die Arnold tot op heden rondom zich heeft laten aanrichten, is ongetwijfeld Predator uit 1987 - een werkstuk om nachtenlang onwel van te blijven. De film opent met wat in de kort ervoor vervaardigde Ramlw-aflevering de apotheose moest voorstellen. De grote man gaat met een junglecommando de bush in om een verzameling politiek gemotiveerde vago’s definitief de oren te wassen. De ideologie van de vijand doet er niet toe, van Arnold mag het politieke spel gespeeld worden vanuit iedere positie, zolang het maar fair play is. Of het eigen leger of dat van de vijand de regels van de politieke ridderlijkheid overtreedt, Arnold laat direct merken dat hij beide opties ernstig afkeurt. Goed, er zijn wat mensen gegijzeld en die worden bevrijd. Het karwei is in een mum geklaard, en na een kwartier vraagt de kijker zich af: hè, we zijn net binnen en de massale geweldscènes hebben we alweer achter de rug - wat nu?
Allereerst wordt de heldhaftige actie tot het niveau van ordinair machtsmisbruik gecorrigeerd. Arnold en zijn mannen blijken geen onschuldige ontvoering van een aantal fatsoenlijke ministers te hebben opgerold, ze zijn ingezet om guerillero’s uit te moorden waar het gewone leger niet bij kon komen. Dit niveau van de story is te benoemen als kritiek op de politiek. De idealistische stellingname dat politiek netjes moet worden beoefend door alle partijen, blijkt achterhaald door de realiteit: politiek • vals spel, altijd. De ciA-man die het commando leidde zegt dat er nog even hardop bij, voor als het nog niet duidelijk was.
Dan wordt er een nieuw element ingebracht in de struggle. overigens al voor de eigenlijke film begon aangeduid met ouderwetse beelden van een ruimteschip waaruit een shuttle wordt afgevuurd richting aarde. Op weg naar het junglekamp is de Arnoldgroep een paar aan een tak opgehangen gevilde lijken tegengekomen, afkomstig van de Groene Baretten die hen voorgingen in de missie. Kort en goed, en het wordt ook nog eens uitgelegd door een guerillameisje dat de mannen hebben meegenomen: er zit een alien in het oerwoud en die wil hen opeten. Op zich is die alien daar zo vreemd nog niet: het is een klassiek gegeven dat waar volksopstanden uitbreken, vliegende schotels en contacten met buitenaardsen aan de orde van de dag zijn. Aliens komen, naar verluid, af op het bij dit soort gelegenheden verhoogde level van emotionele energie, om daarmee hun ruimteschepen vol te tanken. Maar geheel in de lijn van Star Wars en Aliens lijkt ook Predator te pogen onze extraterrestrische broeders in diskrediet te brengen - ditmaal door ze weer eens van kannibalisme te betichten en ze dus te degraderen tot een vroegere fase van onze evolutie. De functie van deze humanistische kritiek op de alien is het als barbarij ontmaskerde politieke spel alsnog te redden. Alleen als we begrijpen wie onze werkelijke vijand is, zullen we ons in huis Aarde aan de gedragscode voor gezellige politieke strubbelingen houden. The only thing that could unite the planet is a united space program zei Burroughs al.
Wat de film echter zo verontrustend maakt, is dat er aan gedrag en eigenschappen van het buitenaardse wezen geen touw is vast te knopen. Het is praktisch onzichtbaar door zijn ultieme camouflage, die eruit bestaat dat het, kameleontischer dan de kameleon, letterlijk de kleuren en contouren van zijn omgeving aanneemt. Het kan zich ontdoen van zijn substantie, en ondergrond zonder vorm worden. Soms neemt het echter zomaar een fysieke gedaante aan, alsof het in staat is het onzekerheidsprincipe van Heisenberg op zichzelf toe te passen: deze foton kan zelf beslissen om zich als deeltje dan wel als golf door ons te laten waarnemen. De alien observeert niet met behulp van visuele beelden, maar door warmteregistraties (of iets dergelijks). Maf genoeg is het dan weer niet in staat door de modder heen te kijken waarmee Arnold zich per ongeluk schminkt. Het vilt graag mensen, evenwel niet om hun vlees te verslinden, maar om de door 'andere dieren' kaalgevreten skeletten als fetisjen te vereren. Het maakt de commandostrijders af door ze achteloos tot een hoopje viezigheid te vermorzelen, maar oog in oog met Arnold zet het opeens zijn helm af om in een man-to-man duel de strijd te beslechten (als parodie van Ramho). Bij onthelming blijkt de alien het gezicht van een schorpioen te hebben en verder uit computers te bestaan. Eerder al had het zo'n beestje aandachtig bekeken.
(Als hij zijn uiterlijk alleen maar had overgenomen van de schorpioen, dan had hij toch ook de torso en het lieve gezicht van Arnold kunnen nemen? En de stelling dat de alien tot de schorpioenachtigen behoort, is even dwaas als hem tot de teddybeertjes te rekenen zoals in Starwars en et.)
Kortom: de alien is volstrekt onvoorspelbaar, door trial and error komen held en kijkers er allengs achter waartoe het geval wel en niet in staat is. Maar waarom? Wat wil de alien? En hoe komt het dat Schwarzenegger wel tegen hem te strijde kan trekken, terwijl het totaal belachelijk zou zijn wanneer Stallone dat deed? Deze laatste vraag is niet moeilijk te beantwoorden. Stallone is in al zijn creaties een door en door nostalgische figuur. Zijn lichaam is een instrument dat hij gebruikt in zijn strijd voor klassieke waarden als vriendschap, vader landsliefde, mannensolidariteit, gezin en andere historische determinanten. Al doet Predator de suggestie aan de hand dat de Amerikaanse buitenlandse politiek alleen maar contact maakt met buitenaardse vreemdelingen (aliens van rare planeten als Vietnam. Nicaragua, Libië), en dat Rambo als speerpunt van die politiek dus nog nooit een mens heeft ontmoet, in hun gedragingen zijn Rambo en Rocky full proof humanisten. Schwarzenegger daarentegen heeft in zijn topfilms niets menselijks en de suggestie dat hij in diepste wezen als u en mij zou zijn, wordt iedere keer belachelijk gemaakt. Hij is niet georiënteerd op vroegere disciplines, maar heeft de geschiedenis achter zich gelaten of nog voor zich: in The Terminator komt hij pas via een tijdsmachine in het heden terecht en in Comn is hij prehistorisch.
Het duidelijkst komt het eigen karakter van Schwarzenegger uit, indien we hem vergelijken met Rocky rv en zijn Russische tegenstander Drago. Waar Rocky via natuurlijke middelen zijn lichaam versterkt (hardlopen, bergsport, boerenkarren optillen) en Drago zijn lichaam aan de techniek onderwerpt (meetcomputers die oefeningen en diëten voorschrijven, drugs), is Arnold het perfecte tegendeel. Zijn lichaam is een stuk natuur geworden techniek. Nooit zien we Arnold lichaamswerk doen, geen trainingen, geen begeleiders, geen speciale menu's of sportieve prestaties: hij is er, of liever gezegd, het is er, het lichaam. Zijn spierweefsel is geen vlees of staal, maar pumping iron. Het is een werkelijk laat twintigste eeuws lichaam, zoals Oostduitse zwemkampioenes dat hebben, of zoals Ben Johnson - lichamen waar de aanhangers van de natuurlijkheidsideologie hun ecofascistische antidopingterreur op loslaten.
Beeldenparasiet
Onze eeuw is die van de media, van het audiovisuele, het beeld en de onmiddellijke
alomtegenwoordigheid. Wat zien we op het beeldscherm?
Lichamen ontdaan van hun substantie, gereduceerd tot kleuren en contouren, ondergrond. Fotografie, film, video zijn de predatoren van de materialiteit, zoals eerder het idealisme, het geesteüjke, kortweg de ziel dat was. Er is op twee manieren te ontkomen aan deze moderne ontkenning van onze lichamelijkheid. De eerste is door terug te grijpen op het klassiek christelijke motief van de wederopstanding des vlezes aan het einde der tijden. Als het beeld vernietigd wordt zal het natuurlijke lichaam herrijzen in heel zijn glorie. Maar Predator verstoort de illusie over wat ons dan te wachten staat. Het lichaam was altijd al extreem kwetsbaar - vandaar de oorlogstechnieken, waaruit op hun beurt de media zijn voortgekomen. De alien in Predator is beeld, kleur, contouren, is celluloid of magnetisch/digitaal signaal. Dit beeld verheerlijkt het lichaam als een fetisj, zoals de hele visuele industrie dat doet. Maar het beeld kan geen contact maken met het lichaam zonder het te vernietigen ofwel te dematerialiseren. Op lichaamsniveau gesproken: zonder de zachte machine van spieren en ingewanden weg te strippen en niet meer dan botten en schedels over te houden. Daaruit zal geen lichaam meer herrijzen. Het beeld zal nooit terugkeren tot zijn staat van lichaam waaruit het is voortgekomen, waarvan het de parasiet is. Er zijn alleen nog maar beelden. Als het beeld verdwijnt houden we dode materie over.
Schwarzenegger weet dit en heeft er zijn strategie op gebaseerd. Bodybuilders laten het beeld van hun lichaam opgaan in hun lichaam zelf, niet voor niets hangen hun sportscholen vol spiegels. Ze vatten dat beeld echter niet op als spiritueel ideaal, maar nemen het rechtstreeks op in hun spieren, in het levende materiaal. Het skelet daaronder is inderdaad niet meer dan een dode ophangstructuur. Ze vormen met hun spierbundels geen pantser tegen de hen bedreigende buitenwereld, ze verzwelgen die in hun vlees. Hun lichaam onderwerpt zich niet aan de eisen van de (beeld)techniek, maar maakt er rücksichtslos gebruik van om zichzelf buiten de natuurlijke historie te plaatsen en zich daardoor te onttrekken aan de wetmatigheden van de verwoesting van de natuur door de techniek. Zoals het beeld op de lichamen parasiteert, kan het lichaam parasiteren op de beelden, en met een vergelijkbaar eindpunt: de uiteindelijke vernietiging van de gastheer die overbodig is geworden omdat hij is opgenomen in het eigen lichaam.
Schwarzeneggers lichaam is zo groot en sterk omdat het op beelden draait, vandaar dat je het nooit ziet trainen. Hij is vervolgens filmster geworden, niet als capitulatie voor de beeldtechniek (al dreigt dat gevaar wel enigszins), maar om zo dicht mogelijk bij de trog te staan. Hij laat van zichzelf de beelden maken waarmee hij zich voedt, hij maakt van film letterlijk een consumptieartikel. Dat is het komplot waarin hij zijn hardcore audience heeft betrokken. In Arnold Schwarzenegger ziet het publiek eindelijk iemand beelden vreten, die al zolang alleen nog verveling opriepen in heel hun zieligheid; maar hij doet dat zo dat we het daarna niet zonder beelden moeten doen. Sterker nog, hij sticht de totale beeldcultuur: die waarin het beeld lichaam is geworden, waarin een punt is gezet achter de onnozele dialectiek van audiovisuahteit en materialiteit (aangezien die voortaan samenvallen), waarin het lichaam een vierde dimensie buiten de technologische cultuur heeft gevonden om iedere vorm aan te nemen die het wil: lichaam bouwen, lichaamsvrijheid.
Met een ironische distantie ten opzichte van verloren natuurlijkheid of oude mannenidealen, met de kracht om voor zichzelf geen politieke of sociale zincontext te vinden, heeft dit lichaam aan zichzelf genoeg omdat het alles daarbuiten al kent. Het zwelt op in een onnadrukkelijke zelfomarming. Het publiek heeft in Schwarzenegger de avantgarde ontdekt van de historische kruistocht waar het zelf in meeloopt, het is immers al honderd jaar bezig de film te verteren. Het heeft trek in substantiëler voer. De wereld na de media, dat is de body conspiracy.