Het zien van een hybride creëert een specifieke sensatie. Zelfs al betreft het enkel een bronzen beeld. huivering die door je heen voert wanneer je oog in oog staat met een hybride, met de Chimaera bijvoorbeeld, vloeit direct voort uit de absurde heterogeniteit van zijn uiterlijk. Zoals de Chimaera zich aan je voordoet, met van voren de kop van een leeuw, van achteren die van een slang, terwijl uit zijn rug de kop van een geit groeit, is dit monsterdier niet alleen schrikwekkend door zijn onwezenlijke, vervaarlijke verschijning - juist de helderheid van zijn onwezenlijkheid, de vanzelfsprekendheid en het simplisme waarmee de drie koppen aan elkaar zijn gelast, baart onrust.
Alle wezens die op dergelijke wijze met hun eigen absurditeit koketteren en hun anomalie zo helder weten te presenteren baren onrust. Ze zijn niet te vertrouwen. Het is alsof er met je wordt gesold. Je bent ten prooi aan de ironie van de natuur.
Er is niets mysterieus aan een hybride. De surrealistische mystiek van de onscherpe ovcrgangen is ver te zoeken. De Zeemeermin is boven het middel een vrouw, eronder een vis, de Centaur is half een man, half een paard, de Griffioen is van voren een adelaar en van achteren een leeuw. Alle combinaties zijn inzichtelijk, elk afzonderlijk bestanddeel van een hybride is moeiteloos te benoemen, maar tegelijkertijd gaat het hybridische geheel zelf het begrip te boven. Het mysterie schuilt dus elders, niet in de heterogeniteit op zichzelf maar in de onzinnigheid ervan en in de helderheid waarop deze onzinnigheid is belichaamd.
Of is iemand in staat de zin van de Zeemeermin te duiden? Is er historisch gezien een latente behoefte aan de Hippogrvph? Bestaat er iets dergelijks als een psychoanalyse van de Minotaurus? Absurd. De hybride kent geen zin en geen psyche. Wat dat betreft is de onproblematische, botte wijze waarop een snik dier aan een stuk mens is gehecht • het wonderlijke simplisme van de las - al symptomatisch voor de algehele afwezigheid van een
dieptestructuur. De hybride is een volstrekt kunstmatige verschijning waarachter niets schuilgaat, of het moet een godheid zijn die zich graag siert met de eclectische tronie van een entbastaard.
Ook het cadavre exquis van de Surrealisten (wat overigens wel zeer scherpe overgangen kent) toont de afgrond tussen de woorden en de vormen. Alhoewel dit spel aanvankelijk bedoeld was om de logica te doorbreken en door te dringen tot de diepere essentie van het toeval, brengen de op onzinnige wijze gekoppelde woorden en vormen juist de ironie van het toeval aan het licht. De onzinnigheid van de koppeling vormt de kracht van de hybride, de bron van zijn demonie.
Het is alsof het kruisen zelf een bepaalde elektriciteit opwekt, een demonische energie die aanzet tot weinig goeds. Want hybriden zijn niet goedaardig, de mythologische nog het minst. Soms zijn ze voorboden van onheil, soms bewakers van een verschrikkelijk geheim, dan weer verleiders die de mensen de dood injagen. De Minotaurus en het labyrint, de Sfinx en het raadsel, de westerse Draak en de schat, de Chinese Hsiao en de droogte, de Sirenen en hun lied, de Harpijen en hun onstilbare honger - alle hybriden bezitten zo een attribuut dat hun demonische karakter nog eens bekrachtigt (maar kun je eigenlijk wel spreken van de Minotaurus los van het labyrint, van de Sirene los van haar gezang?).
Naast de huivering als gevolg van de absurde heterogeniteit is er dus tegelijk de schrik die veroorzaakt wordt door het demonische karakter van de hybride. Het is mogelijk dat hybriden zijn uitgedacht om al het vreemde en duistere dat de mens omringt te bezweren. Niet voor niets waren de mythologische hybriden zinnebeeldige voorstellingen van vraatzucht en verleiding, dronkenschap en barbarij. Om enigszins vat te krijgen op deze demonische wereld, is de mens wel gedwongen zich daar een voorstelling van te maken en zulke gedrochten te verzinnen, want wanneer het monstrum zelf werkelijk zou verschijnen, zou het te schrikbarend zijn en niet in beelden vast te leggen.
Maar eigenlijk is een dergelijke verklaring onbevredigend. Het verklaart namelijk niet waarom de hybridisatie zich heeft kunnen doorzetten tot in onze moderne technologische bastaardprodukten (ik noem maar een simpele huishoudelijke hybride: een rooniklopper die ook gebruikt kan worden voor het uitpersen van sinaasappels). Want natuurlijk heeft de rijd erg geknaagd aan het prestige van de hybride (we geloven, zoals Jorge Luis Borges zegt, in de leeuw als werkelijkheid en als symbool; we geloven in de Minotaurus als symbool, maar niet meer als werkelijkheid), natuurlijk is zijn mythische en magische kracht verschaald en natuurlijk is wat eens een kunst was, de kunst van de hybridisatie, in onze huidige promiscue cultuur verworden tot een kunstje, een fletse afspiegeling van de oorspronkelijke perversie van het kruisen - dit alles is waar, maar wat intact blijft is de hang naar eclecticisme, de idiote wil tot bastaardij, die ons ervoor behoedt dat het universum gecorrumpeerd wordt door al te veel edele, reine, vrome schepselen en volbloeden.
Wanneer een ding, een dier, een god of een mens geboren wordt, moet men ze ogenblikkelijk onderwerpen aan een vrolijke recycling. Tegenover het principe van de zuiverheid (en het maakt niet uit of de bewaarder daarvan nu God heet of Design) moet men stellen het principe van de hybride, het maniërisme van de wereld.
De vraag is nu: als de mythische macht van de hybride verdwenen is, wat blijft dan nog over van de huivering wanneer we er een zien? De huivering is nog even sterk - alleen gaat ze niet meer uit van één mooi monsterachtig exemplaar maar van een compleet monstrueuze cultuur waarvan we deel uitmaken, niet meer van één specifieke en omlijnde bastaardvorm maar van de totale hybridische produktic. F.n dan doel ik niet alleen op platenspelers die gehanteerd worden als gitaren, fietsen die een kruising zijn tussen een badkuip en een autoped, horloges die tegelijk rekenmachines zijn (om maar een paar ‘gewone’ hybriden te noemen), maar ook de politieke coalities, de architectonische en muzikale stijlen, de gerechten en de kleding, de gezichten die steeds meer beginnen te lijken op compositie-fbto’s van de politie (een extreem voorbeeld is het gezicht van Donald Sutherland, een aristocraat geënt op een boer).
Hoe sterk deze huivering is, merkt Saladin Chamcha, één van de twee protagonisten in De duivelsverzen van Salman Rushdie, wanneer hij moeizaam geneest van een dubieuze gedaanteverandering (hij kreeg horens en bokkepoten). Hij schrijft zichzelf veel rust en veel televisie voor, en terwijl hij dwangmatig van het ene kanaal naar het andere switcht, blijkt het scherm bol te staan van de freaks: in Dr. Who ivaren het mutanten, ‘MutaY, wonderlijke wezens, die gekruist leken te zijn met landbouw- en andere werktuigen: haksclaars, graafmachines, zaagbokken, drilboren, handzagen, onder aanvoering van wrede priesters die Mutilaziaten heetten; kinderprogramma ’s leken uitsluitend bevolkt door humanoïde robotten wezens die een lichamelijke metamorfose hadden ondergaan, terwijl programma 's voor volwassenen een onafgebroken stoet misvormde nevenprodukten lieten zien van de nieuwste opvattingen der moderne geneeskunst en haar medeplichtigen: moderne ziekten en oorlog. Een ziekenhuis in Guyana had zo te zien bet lichaam van een volgroeide meerman, compleet met kieuwen en schubben. In de Schotse Hooglanden was weerwolfsziekte in opmars. De genetische mogelijkheid centauren te maken werd serieus besproken. Een operatie voor geslachtsverandering werd getoond. Dit televisie- staren heeft als effect dat er maar bitter weinig overblijft van zijn voorstelling van de normale, gemiddelde kwaliteit van de werkelijkheid. Dan schrikt hij op, een programma over tuinieren toont beelden van een ‘chimerische enting’ van twee verschillende boomsoorten, met als resultaat een chimaera met wortels, geplant in Britse aarde, de vegetale evenknie van hemzelf, een Indiër, geënt op de Britse cultuur. Tussen al die televisiebeelden van dit hybridc- tragedie - de nutteloosheid van meermannen, de mislukkingen van de plastische chirurgie, de Esperanto-acbtige wezenloosheid van veel moderne kunst, de Coca- kolonisatie van de planeet - kreeg hij dit ene aangereikt. Het was genoeg. Hij zette het toestel uit.
Mediamatic Magazine vol 4 #1+2 1 jan 1989
Satanic Ent kuppelt
De perversie van de hybride
Elk hybridisch wezen is tegennatuurlijk en dus pervers. Door de ene soort te koppelen aan de andere perverteert het de natuur en bederft het Gods schepping. Al vanaf den beginne drijven bastaarden de spot met de natuurlijke eenheid en zuiverheid van de soorten. Toch moet men niet verbaasd staan wanneer de natuur zelf aan de wieg blijkt te staan van de verdorven lust van het kruisen. Aan de deugdzaamheid die haar wordt toegeschreven heeft de natuur heimelijk lak, liever koestert ze het wanschepsel waarmee ze zichzelf kan ironiseren: de hybride.