Mediamatic Magazine vol. 6 #1 Bilwet 1 jan 1991

Actuele Media

Stel je voor het is oorlog,
 en niemand kijkt TV.

Vergroot

Bilwet- Actuele Media -

Informatie pur sang
straalt zo’n beschikbaarheid uit dat het louter
afstoting oproept. Als Dasein in optima forma
is het net iets meer dan het leven kan verdragen. De data kunnen nooit geaccepteerd worden voor wat ze zijn. Ze moeten aan het klinken worden gebracht via de geavanceerde apparatuur om vervolgens te worden bewerkt. Technologische updating van afspeelmachinerie is continu nodig, omdat de data anders weten te ontsnappen en al vegeterend hun hardnekkig zwijgen hervinden. Slijtage en verweer zijn grote issues in de wereld van de opname-en afspeelindustrie. Data op magneetband of CD verschuilen zich razendsnel achter een rustgevende ruis en zijn al binnen luttele jaren niet meer leesbaar voor betekenisgeving, luistergenot of andere vormen van smoothing. Pas nadat de data door de smooth-generators tot leven zijn geblazen, kunnen ze amuseren. Geen recreatie zonder creatie. Telefoon kijken en filmblikken luisteren is niet langer entertainment maar getuigt van een ware obsessie.

In de periode dat de berichten nog per zeilschip werden verzonden, werd hun de -mogelijkheid gegund om uit te rijpen tot berichtgeving. Door data oud te laten worden veranderden ze in nieuws. Alleen in het gezelschap van opinies en commentaren kon de mededeling ontkomen aan de vernietigende opmerking: Wat gaat mij dit aan? Door consolidatie en concentratie van de binnengekomen gemengde berichten, wist de redactie dagelijks de suggestie van een samenhangend wereldbeeld te wekken. Het substantiële jasje waarin de efemere sensatie werd aangeboden, maakte het de burgerij mogelijk het nieuws op te nemen als programmaonderdeel van het dagelijks leven. Het kon algemene belangstelling wekken, aangezien het zich voordeed als gereguleerde inbreuk op het ritueel van het eigen beo slaan. Het nieuws kwam van buiten en zorgde binnen voor de nodige reacties die zich als gespreksstof door de volksgemeenschap verbreidden en daar voor de benodigde samenhang zorgde.

Door de versnelling in het transportwezen deed hel actualiteitsprincipe zijn intrede. De absolute tijd bepaalt meer en meer het belang van het voorval. De lijdstrook wordt steeds smaller waarin een message nog kan paraderen als thema van de dag. Een exempel: op 23 januari 1766 bericht de Amsterdamsche Courant dat de Deense koning ernstig ziek is. Op 28
januari brengt ze het nieuws
dat Kopenhagen in bitteren Rouwe is gedompeld omdat de geliefde monarch is weggerukt door den Dood, terwijl hij in werkelijkheid al op 14 januari was overleden. Het moment dat de vorst overleed duurde al dus twee weken. In de telematica is dit regime van het interval verpletterend verslagen en wordt het verhalen over elders een never-ending story. Men levert de berichten niet langer in porties af, maar in een constante stroom die zich oriënteert op de plaatselijke tijd. Nieuws komt niet meer naar je toe maar is permanent aanwezig. Het heeft niet meer z'n vaste moment binnen de verplichtingen van alledag, maar kan naar believen worden binnengehaald.

De eigenzinnige dagindeling werd voorheen aan banden gelegd door de geprogrammeerde media. Die wisten rond de info een nieuwsaura op te trekken door het te selecteren, op te sparen en
aan te kleden zodat de rituele inname van wereldweetjes opnieuw een collectief karakter aannam. De journaals werden platforms voorde plaatselijke nationaliteiten. Het tijdsdictaat dat de programmeurs via hun RTV-bodes en -ladders aan het volk oplegden, liet het prettige gevoel achter zelf te hebben gekozen als men inschakelde. Programmatische media vooronderstellen dat de consument subject is en dus met de makers meegaat in het plaatsen van een zinscontext rond de vertoning. Wanneer de data weten te ontkomen aan dit dictaat en de TV een meubelstuk wordt, vergelijkbaar met het dressoir met de familiefoto, doen de actuele media hun intrede. Zij verschijnen als inbreuk op het programma. De fatale actualiteit van het verkeer (filemelding, spookrijder) wordt ingezet als dwangmiddel om ingeschakeld te blijven - zelfs als men thuis zit. Het leven zelf wordt opgevat als verkeersstroom die ononderbroken door moet gaan.

In eerste instantie breekt het nieuws in op het programma, maar dan komt er een eigen kanaal voor de inbraak. Het vermogen van actualiteit om een hiërarchie van belang te suggereren waardoor voordringen mag, had als onvoorzien gevolg dat de mediagebruiker als subject fragmenteerde: zijn keuzemogelijkheid bezweek waar het de actuele media betrof. De gelijkwaardigheid tussen nieuws en entertainment werd hersteld door de actualiteit te parkeren op een eigen golflengte. Maar daarmee werd tegelijk de aanspraak opgegeven dat media een universele aanspraak hadden op de groep tussen 8 en 88. Iedere minderheid kreeg zijn eigen message. Het idee van het te veroveren marktsegment werd daarmee integraal onderdeel van het mediale en de onbekrompen kanaalproliteratie kon een aanvang nemen.

Het geheim van de actuele media is zich dusdanig als een media apart te profileren, dat alle programmatische media tijdelijk worden uitgeschakeld. Het nu of nooit van de actualiteit laat zich niet combineren met duurzame kijkersbinding. Het hitserige karakter van de spontane nieuwsopwelling blijkt al na een dag of wat kijken tot ieders verrassing een bij uitstek geconstrueerd showkarakter te hebben. Wie uit is op wat achtergronden kan maar beter een boek lezen of een praatje met de buren gaan maken. Actualiteit en nieuws sluiten elkaar uit. Zodra de actuele media live persconferenties gaan uitzenden waar de journalisten naderhand nieuws van moeten bakken, is het interval vernietigd waarin iets nog nieuws kan worden: we zien de journalisten de
zaal uitlopen om door te gaan bellen wat we zojuist allemaal gezien hebben.

Wanneer we op de bulletinboards de wereldschrijverskunnen volgen bij
het vervaardigen van hun prijswinnende romans, we via een filmnet meekijken bij filmopnames in Hollywood van avondvullende vertoningen die vele maanden later nog eens worden uitgebracht, wanneer telefoongesprekken tussen wereldleiders direct worden ingeplugd op de zenders, wanneer we de studio-opnamen van de nieuwe CD van een wereldmuzikant live op de radio kunnen volgen en wanneer we alleen nog reportages zien over de manier waarop reportages bijeen worden gesprokkeld, dan komt het eindprodukt zo lang na de actualiteit dat het als afvalprodukt opzij wordt geschoven. Wie zal nog de moeite nemen een disk te kopen als we maanden-
lang de registraties van het nieuwe nummer hebben bijgewoond en uitgebreid de verschillende versies hebben bediscussieerd? Wanneer het publiek permanent in de positie van de journalist wordt geplaatst, moet de kijker wel voortdurend schakelen om zijn bericht op tijd af te hebben. Aldus wordt de receptietijd op actieve wijze ingevuld.

Afval was altijd al puur object. De onzinnige behoefte om vergaarde data te consolideren in een eindprodukt (zoals dit leuk gedesigned kwartaalschrilt), leidt tot het verheugende gevolg dat er voortdurend afval bijkomt. Niemand hoeft die bladen te lezen, want iedereen weet met welke programma's ze zijn opgemaakt. Maar wat zijn betekenis verliest, herwint zijn geheim. Overtollige media hebben hun zwijgen hersteld. Het ligt in de natuur van data dat ze het vermoeden wekken met meerdere te zijn. Ze worden altijd groepsgewijs aangetroffen. Op zichzelf staand kan een data wel opereren, maar niet gerecipieerd worden. Ieder data is er een en houdt er een eigenzinnig karakter op na. Data kunnen niet zomaar worden aangesproken, eerst moet bekend zijn welke taal ze spreken. Data kijken wil zeggen er objecten van maken: afval.

Actuele media zijn media in progress. Ze zijn niet meer in staat kant-en-klare features af te leveren, maar blijven ronddolen in ruw materiaal. De avantgarde van de harde info verkent momenteel de volgende fase, waarin aanvaard is dat eindprodukten overbodig zijn. Zij testen obsessief de datastofzuigers uit die in hun laboratoria zijn ontwikkeld. Het verzamelen, aantrekken, oprapen, aftappen, uitknippen, kopiëren, categoriseren, opslaan, hergroeperen en bovenal bewaren van data is hun levensinvulling. Geheel in de lijn van de soevereine media hebben ze niet langer een publiek nodig om zich uit te leven op hun onderwerp. Ze staan allengs paf van de onuitputtelijkheid van hun databronnen. Net als in de traditionele computersamenlevingen voeren ze het ritueel op waarin het teveel aan data dat de maatschappij produceert wordt uitgedoofd. Maar deze antropologische visie op archaïsche verzoeningsmechanismen miskent dat de gehele samenleving met dit afvalprobleem kampt: het gevaar dat de hoeveelheid data de grens van hun kritische massa overschrijden en exploderen is groot. Een handjevol priesters met hun datastofzuigers kunnen weinig uithalen legen de dreiging dat cruciale datadragers in vlammen opgaan.

Ook de miniaturisering van de dataopslag is niet de oplossing voor de dreigende overload, maar juist een bijdrage aan de vergroting ervan. En ook
de gecomprimeerde microdata blijven objecten die terugslaan. Evenals materieel afval kunnen data niet worden vernietigd, maar slechts worden verplaatst. Het ecologische antwoord hierop in de vorm van datapreventie ( voorkomen is beter dan opslaan ) leidt onvermijdelijk tot mediavrije zones à la de Goelag-archipel en een pedagogische censuur die bij- voorbeeld data-intensieve perioden uit de geschiedenis zal uitwissen. AI deze oplossingen zijn denkbaar dus achterhaald. Alleen de strategie van de datarecycling, die informatie wil terugvoeren tot gebeurtenissen en fenomenen, voor deze wederom als data in het rad van de mythische geschiedenisopvatting kunnen doordraaien, biedt enig uitzicht op een effectieve bezwering van de immanente datagroei. Misschien moesten we de data maar hun eigen gang laten gaan en ze zonder enige sturing of zingeving van buitenaf aan elkaar toevertrouwen.