Mediamatic Magazine Vol. 6#4 Adilkno, Bilwet 1 jan 1992

Het Dominante Oor

Vaak krijg je te horen dat we in het beeldenrijk verblijven.

Vergroot

The Dominant Ear -

Waar het Woord aan het begin stond, zou in onze eindtijd het vlees beeld zijn geworden. Het avondland dat de nacht is ingegaan, wordt bijgelicht door een flakkerende bewegwijzering, die het dolend oog door het labyrint van de snelheid voert. In dit dromenland zou de Rede z'n naam niet meer kunnen schrijven en tot pincode verworden. De ontwortelde metamorfosen luiden onze ondergang in, die we stomgeslagen aanschouwen, gefascineerd door haar visuele schoonheid. In de mediacratie heeft de mondigheid een potentie van nul. Zo loopt de macht geen enkel risico en is ze voor de afgestompte zintuigen ver te zoeken.

Bovenstaand spookbeeld, dat door het conservatief cultuurbehoud wordt gepropageerd, wil door matiging van de beeldconsumptie het dreigende verval van het alfabetisme bezweren. Taal als drager van de eigen cultuur zou diepgang garanderen, tegenover de verslavende oppervlakkigheid van r/tv/cd/pc/vr die enkel prikkelt tot passiviteit. Het burgerlijk sujet, dat immuun bleek voor fascisme en communisme en met wie het materieel zo goed gaat, zou onder de derde dictatuur van het beeld, ditmaal van binnenuit, bezwijken onder het bombardement van zapklare indrukken.

Dit schrikbeeld heeft een audio-equivalent. Het oor zou thans losgetornd zijn en overgeleverd aan de zinloze, maar excessieve ruis van crossmotoren, straaljagers, luidsprekers, motorzagen, honden, machinehallen, wolkbreuken, kermissen, laden en lossen, feesten en partijen. Parallel lopend aan hun alfabetiseringscampagne, lobbyen de tegenstanders van lawaai voor het aanwijzen van stiltegebieden, waar tractoren vervangen zijn door paarden en de zeis weer zingt. Wat je daar te horen krijgt, is de stem van de natuur, die de mensch met al z'n rechten moet gehoorzamen, op straffe van mutatie.

De predikers van het zuivere zien en horen begeleiden het verdwijnen van een beeld- en geluidscultuur die Goethe, Rembrandt, Bach wisten voort te brengen. Hun civilisatie had als taak het kappen van het magische woud van de krakende takken, het onduidelijke gefladder, de ogen die je aanstaren, het geritsel van bladeren en nachtdieren. De akoestische ruimte van de eerste mens op aarde was een continue stroom van auditieve input zonder lokaliseerbare geluidsbron. Het werken aan de beschaving had als roeping kaalslag en lokale stilten te bewerkstelligen, die vervolgens konden worden opgevuld met het aura van het niet-reproduceerbare kunstwerk.

Deze highlights en onvergetelijke hits waren deel van een geluidsbeeldregime dat zijn coördinaten oplegde door middel van de klokkentoren met zijn 3-d wijzerplaat en zijn carillons. Het beeld zorgde wel voor een continue maatgeving, maar die kon je nog negeren. Het discontinue gebeier op kwartieren en uren daarentegen had een bereik waar geen ontkomen aan was. Totdat, met het starten van de industriële machines, de volumeknoppen in de akoestische ruimte werden opengedraaid en de massa's werden onderworpen aan een permanente geluidsdruk. Dit schiep de mogelijkheid voor het beeld om de dominantie in het dispositief van horen en zien over te nemen. Zijn beperkte beschikbaarheid gaf hem de discontinuïteit waarzonder macht geen geheim kan behouden.

Het Volk lult van oudsher maar wat af onder elkaar, maar als de heren politici beginnen te rappen, vindt het volk dat dom gelul. Laat maar eens wat zien! is de ultieme uitdaging die het daarop aan de politici stelt, die vervolgens in de televisiedemocratie op hun bek gaan tijdens banket en wielerwedstrijd. De wereldmusicus volgt de omgekeerde route: pas als hij zichzelf zichtbaar maakt voor de wereldconsument, wordt er ook naar zijn toespraken geluisterd. Een volgende generatie musici maakte de redevoering tot muziek teneinde het eigen ras beter in beeld te kunnen krijgen. Waar in de fifties het geluid een coalitie sloot met het beeld, doen de nineties dat door het woord te gebruiken. Het taboewoord, waar de piep overheen klinkt, gaat naadloos gepaard met het taboebeeld, waarin altijd net een vogeltje, arm, golfje, break of uitsnede het beeld der schande aan de peepshow onttrekt. Het geheim dat iedereen kent stelt de uitdaging om ingeschakeld te blijven op de onthulling van het beeld, die niet zal volgen. De enkele keer dat hij wel volgt, wordt het weggezapt.

De flexibilisering van de smaak heeft van de muzikale voorkeur een verdichting gemaakt in het globe- en geschiedenisomspannend netwerk van stijlen, stromingen en genres. Iedere gemoedstoestand zijn eigen muziek en vice versa, en dat twintig keer per uur. De luisteraar, die als fan ooit subcultuur- en identiteitgebonden was, is opeens open komen te staan voor iedere geluidsgolf. Konden in de vijftiger jaren alleen ouders de rock en roll fysiek niet aan, thans zijn lichamelijke randervaringen hun leeftijds- en groepsgebonden karakter kwijt. De onmin met bepaalde clips is een gelijksoortig effect op het sociale lichaam als de swing bij de liveplaybackshow. Iedereen kan alles aan, maar houdt zich het recht voor op tijdgebonden favorieten. Iedere kijkerluister kan immers alle muzieksoorten lezen en plaatsen. De sociologische benadering van het verschijnsel muziek heeft het algemeen begrijpelijk gemaakt.

Voorwaarde hiertoe was dat de muziek, die altijd het resultaat is van een lokale ervaring, bevrijd werd van haar oorsprong, om contextloos een globale taal te worden die universeel verstaanbaar is. De ervaringsmedia van de sixties zetten thans op het scherm leuk een tijd neer, met een frisheid en een uitstraling die men in het tijdperk van het digitale dreunen als oorspronkelijk kwalificeert. De algemene muzieksociologische omscholing van het oor heeft een immuniteitssysteem in het leven geroepen, die voorkomt dat de muziek doordringt tot de hersenlagen die erdoor kunnen worden aangetast.

Muziek, het dominante apparaat van de maatschappelijke organisatie van de herinnering, doet de in klank omgezette ellende onmiddellijk vergeten. Maar als iemand de gitaarstijl of zangstem van een van de illustere en jonggestorven voorgangers overneemt, wordt dat direct opgepikt. Popmuzikanten die dit doorhebben, binden de strijd aan tegen de transparantie van hun stijl en proberen door een al groeiende complexiteit de eigenheid en benoembaarheid van hun methode ondoorzichtiger te maken. Openheid naar alle continenten en era's moet de toegankelijkheid doorbreken. Maar de popmuziek kent haar eigen geschiedenis en kan daaraan voortdurend en rizomatisch refereren op een manier die bijna moeiteloos door de gehele mediamassa wordt gedeeld. Is tijdloos abstracte popmuziek mogelijk?

De beperking van de popmuziek bestaat in haar technische a priori. Niet alleen is muziek technisch goed te dateren aan de hand van de gebruikte samplers, de overgang naar nieuwe informatiedragers zeeft een hele collectie muziek uit in het geheugengat van de historie. Wie gaat er over naar de cd-ronde, wie blijft voorgoed magnetisch en verdwijnt in de hobbysfeer achter de onvindbaar geworden vervangingsnaald in de bakken waar nu nog 78-toeren singles liggen? De muziek reageert ook nu weer met een defensieve aanval. Werd er aanvankelijk rechtstreeks op de Schallplatte ingezongen en werden later levende vertolkingen vastgelegd in het vinyl, in een volgend stadium werden er studioplaten gemaakt waar geen liveregistratie meer aan te pas kwam, die op hun beurt, in de terminale fase van het medium Grammophon, de grondstof vormden voor het directe materiaalbewerken van het scratchen. Zo poogt de lp nu nog de inhoud te worden van de cd, die allang bezig is zich digitaal te emanciperen van haar bronmateriaal, om daarna zelf autonoom en soeverein het materiaal te vormen van een volgende ronde in de markttechnisch onvermijdelijke overgang naar een nieuw type ruisdragers.

De muzikale producenten geven zich keer op keer blind over aan de geheime macht van het medium dat hen wordt voorgehouden. Vroeger was er een gitaar of een piano, nu is er een geïntegreerd geluid- en beeldcircuit. De akoestische leegte schreeuwt om de opvulling die ze verdient. Macht produceert niet alleen beelden, maar maakt ook altijd geluid, ze dringt via oren en ogen binnen in de lichamen. De gitaar kon niet zonder de gitaristenvingers en de stampij, de beatbox heeft geen lichaamsbeweging meer nodig. Niet de muzikant beheerste zijn instrument, de toetsen legden de handen een bewegingsleer op. Het muziekapparaat wilde af van de aanraking door soft machines en smooth operators. De punk had dit door en reageerde met een onbeheerste attack op het instrumentarium, wat weer materiaal voor een leuke verzamel-cd opleverde. De stereotoren is niet umsonst kathedraalvormig. De kerk was het oor en het oog van God, de Beeld- en Geluidloze – het monument van zijn afwezigheid. Voor de nieuwe muziek kunnen we thuisblijven.